Tweeëntwintig

Clarke en Palmer zagen het kleine troepje uit het huis naar buiten komen. Hun dienst zat erop, maar ze hingen nog een beetje rond in de observatieruimte om te zien hoe het verhaal zou aflopen. Ze wachtten totdat de auto’s van Ali en Yvonne de buurt hadden verlaten voordat ze de plaatselijke narcoticabrigade waarschuwden, die, toen ze zich eindelijk toegang hadden verschaft tot nummer 10, veronderstelden dat James zich aan bizarre seksspelletjes te buiten was gegaan aangezien zijn handen en voeten waren vastgebonden met meerdere felgekleurde jarretelles van Norma en een hondenhalsband met de naam ‘Bob’ op een metalen plaatje.

Ze verlieten Leicester en reden in een konvooi van twee in zuidelijke richting over de Ml. De premier zat op de achterbank van Ali’s taxi met zijn ene hand beschermend op de bovenkant van de vogelkooi. Met elke kilometer werd hij zenuwachtiger. Hij voelde de angst aanzwellen in zijn hart. Hij zag er als een berg tegenop om de volgende dag weer aan het werk te gaan. Ongetwijfeld lagen er duizenden verantwoordelijkheden op hem te wachten en hij zou op de hoogte worden gesteld van allerlei vreselijke geheimen van over de hele wereld. “Zou het niet geweldig zijn,” zei hij tegen Jack en Ali, “als we gewoon naar Dover konden rijden, de boot konden nemen en in Europa konden verdwijnen.”

“Nee, ik mis mijn eigen bed,” zei Ali. “Ik slaap niet goed zonder Salma. Zij is dik en ik ben dun, maar daardoor passen we juist goed bij elkaar, ja.”

Jack draaide zich op zijn stoel om naar de premier. “Je hoeft geen minister-president te blijven, Ed. Niemand houdt een pistool tegen je hoofd.”

De drie mannen lachten en Jack vroeg Ali om bij het volgende pompstation te stoppen omdat hij honger had en iets wilde eten. Yvonne reed achter Ali aan en parkeerde voor de ingang van het complex. In feestelijke stemming liepen de twee groepjes naar de deur. Norma bewonderde een etalage: een hoorn des overvloeds van polyethyleen naast de ingang van een van de zelfbedieningsrestaurants. Sappig plastic fruit en groente tuimelde uit de hoorn, stoffige korenaren staken uit de rand en een onzichtbare hand had met kleine doosjes Kellogg’s cornflakes gestrooid om het effect van overvloed te creëren. Het water liep de premier in de mond en hij begaf zich samen met Ali en Yvonne naar de vitrines met warme gerechten. Jack gaf zijn moeder een dienblad en zei tegen haar dat ze kon nemen wat ze wilde, waarna hij zich verontschuldigde omdat hij een paar mensen moest bellen.

De eerste was Alexander McPherson om hem te laten weten dat ze in de kleine uurtjes terug zouden keren naar Downing Street.

“Ik kreeg net een e-mail van die idioten van de BVD,” vertelde McPherson. “Ze zeggen dat er in het huis van je moeder een man is gearresteerd die beweert dat Edward Clare, de minister-president, hem met jarretelles heeft vastgebonden en zijn crack heeft gejat. Wat is er in godsnaam aan de hand?”

“Het komt allemaal in mijn verslag, McPherson,” beloofde Jack. “Reserveer een kamer in een Travel Inn in de buurt van Luton Airport voor mijn moeder en zus, en boek twee plaatsen op de eerste de beste vlucht naar Malaga die morgen vertrekt.”

“Zeg, wie denk je dat je voor je hebt?” brieste McPherson. “Commandeer je hond en blaf zelf.”

“Dit is beheersing van het nieuws, McPherson,” zei Jack. “De vrouwen in mijn familie hebben een nogal grote mond.”

“Wat is Eddy nu aan het doen?” vroeg McPherson.

Jack keek over zijn schouder naar het restaurant. “Hij staat in de rij voor het extra grote ontbijt,” zei hij. “Achter hem staat een vrachtwagenchauffeur die in de hals van zijn jurk probeert te gluren.”

McPherson zei dat Jack de volgende dag om twee uur een eerste mondeling verslag zou moeten uitbrengen.

Jack beloofde er te zijn, hoewel hij niet kon garanderen dat de premier zelf ook aanwezig zou zijn, aangezien deze ernstige twijfels had over zijn toekomst in de politiek.

“Dat weekje vakantie van jullie was bedoeld om hem nieuwe energie te geven,” zei Alexander McPherson. “Als hij vertrekt, sleurt hij jou en mij mee in zijn val, Sprat.”

Jack keek nog steeds naar binnen in het restaurant en zag dat de premier tientallen zakjes zout, peper en suiker in zijn handtas liet verdwijnen.

Het volgende telefoontje was van persoonlijke aard. Hij moest Pamela spreken, hij voelde zich net een rivier die buiten zijn oevers dreigt te treden, hij móést tegen haar zeggen dat hij van haar hield, bang dat hij door de stroom van het normale leven bij haar weggevoerd zou worden als hij het niet deed. Geleund tegen de hoorn des overvloeds toetste hij het nummer in. Toen ze opnam kon hij aan de achtergrondgeluiden horen dat ze in het gebouw met de hondenhokken was voor de laatste inspectie van die avond. “Hallo! Hallo!” hoorde hij haar schreeuwen, en onmiddellijk raakte hij zijn tong kwijt. “Ben jij het, Jack?” vroeg ze.

“Ja,” antwoordde hij.

“Waar ben je?”

“Op het Watford Gap servicestation.”

Ze lachte. “Het spreekwoordelijke Watford Gap, gelegen tussen het harde noorden en het zachte zuiden.”

Hij kon horen dat ze een sigaret opstak en bedacht dat hij misschien zelf moest gaan roken; hij was ervan overtuigd dat hij het lekker zou gaan vinden als hij maar lang genoeg volhield. Het maakte hem verlegen dat hij zou gaan zeggen dat hij van haar hield, wetend dat zijn liefdesverklaring door allerlei satellieten opgepikt zou worden, maar hij zei het toch – waarom mocht de wereld het niet weten? “Ik hou van je.”

“O!” zei ze verbaasd.

Er viel een lange stilte, en toen hoorde hij haar welterusten zeggen tegen de honden. Het werd stil, afgezien van het geluid van haar ademhaling. In gedachten zag hij haar over het pad naar het huis lopen. Hij ervoer haar afwezigheid als een lichamelijke pijn en wilde dat hij haar in de keuken kon opwachten met een glas en een schone asbak. Uiteindelijk werd de stilte verbroken door het geluid van vloeistof die in een goed glas werd geschonken. Hij zei: “Ga je erop klinken, Pamela?” Hij nam zich voor om altijd Pamela tegen haar te zeggen en nooit Pam.

“Nou, en of,” antwoordde ze. “Het is heel lang geleden dat iemand tegen me heeft gezegd dat hij van me hield, en nog langer geleden dat ik van mezelf hield.”

“Ik geloof niet in liefde op het eerste gezicht,” zei Jack.

“Ik ook niet,” zei zij.

“Dan moet ik je dus eerder hebben ontmoet,” zei Jack.

“Dat zal het zijn,” beaamde ze.

“Over een paar uur ben ik terug in Londen. Wanneer kom je langs voor ons Chinese etentje?” vroeg Jack.

“Heel snel,” beloofde ze. “Ik oefen al met stokjes sinds je weg bent.”

Norma riep dat Jacks koffie koud werd.

Semi-formeel besloot Jack het gesprek. “Ik bel je snel weer. Welterusten, mijn liefste.”

Hij ging naar de cadeauwinkel en kocht een absurd pluchen beest, een soort van beer. Tussen zijn voorpoten hield de knuffel een rood satijnen hart waar in een of andere fabriek in het Verre Oosten op was geborduurd: I love you.

Later, in de auto, toen de premier informeerde wat er in de plastic tas zat, liet Jack hem de beer zien. “Voor je zus,” legde hij uit.

“Pam heeft een hekel aan dat soort dingen,” zei de premier. “Als kind was ze vreselijk gemeen tegen mijn knuffels.”

“Deze vindt ze mooi,” verklaarde Jack met het volste vertrouwen.

De volgende keer dat het konvooi stopte was bij het motel niet ver van Luton Airport, waarvandaan Easyjet Yvonne en Norma door een overvol luchtruim naar Malaga zou vliegen, waarna ze door zouden reizen naar Marbella.

Nadat ze haar kamer had bekeken kwam Norma weer naar buiten met Yvonne om afscheid te nemen van Peter. Peter zat in zijn kooi op de achterbank van Ali’s taxi, niet meer dan een kleurige vlek in het donker. Auto’s denderden langs. Norma ging naast de auto op haar hurken zitten en drukte het versufte vogeltje op het hart dat hij braaf moest zijn, en ze vertelde hem ook nog dat ze hem nooit door James in de magnetron had laten stoppen. Ze zei tegen Peter dat hij de belangrijkste persoon in haar leven was. Jack en Yvonne wisselden een blik van verstandhouding en Yvonne mompelde: “Nou, je wordt bedankt.”

Norma streelde het gevederde kopje van de vogel tussen de tralies van zijn kooi door. “Nou, Pete, hou je haaks.”

De premier zei: “Ik kan je beloven, Norma, dat ik er alles aan zal doen om te zorgen dat Peter een volledig geïntegreerd lid van mijn gezin zal worden. Hij krijgt een nieuwe kooi die aan alle Europese richtlijnen voldoet en zal regelmatig door een dierenarts worden onderzocht.”

“Hij vindt het fijn als er ‘s ochtends tegen hem wordt gepraat,” zei Norma.

“Kom op, mam,” zei Yvonne, “ze willen weg.”

Ze had gelijk. Jack kon niet meer stilzitten van ongeduld. Hij gaf zijn moeder een kus op de wang. “Je bent een geweldige moeder geweest, voor Pete.”

Norma knikte naar de premier en Ali, en liep arm in arm met Yvonne naar de ingang van de Travel Inn. Voordat de deur achter hen dichtviel, hoorden ze haar tegen Yvonne zeggen: “Is het waar dat de sigaretten zoveel goedkoper zijn in Marbella, Vonnie?”

“Ze is een vreselijke moeder geweest voor mij, Vonnie en Stuart,” zei Jack tegen de premier. “Ze was lui, egoïstisch en zo dom als het achtereind van een varken. Ze was er trots op dat ze nog nooit een boek had gelezen. Mijn moeder heeft model gestaan voor het woord proletariër.”

“Tegenwoordig behoren we allemaal tot de middenklasse, Jack,” zei de premier.

“Doe niet zo achterlijk, Ed,” zei Jack. “Zie jij voor je dat Toyota etentjes geeft en over de huizenprijzen en literaire onderscheidingen praat?”

Toen Adele wakker werd was het al donker buiten. Ze lag alleen in een kleine kamer, en geleund tegen de ziekenhuiskussens raakte ze de leegte aan waar vroeger het puntje van haar neus was geweest. Voorzichtig voelde ze aan het verband dat haar nieuwe neus bedekte en ze besefte dat niemand haar ooit nog achter haar rug Concorde zou noemen.

Ze keek omhoog naar het witte plafond, waar twee vliegen samen een dansje maakten. Ze voelde zich heerlijk doezelig; ze had geen enkele behoefte om te praten of over wat dan ook een mening te geven. Op het kastje naast het bed lagen boeken, maar ze werd al moe bij de gedachte dat ze er een open zou slaan en woorden zou moeten begrijpen. Ze herinnerde zich dat ze getrouwd was met de minister-president van Groot-Brittannië, en dat ze de moeder was van Morgan, Estelle en Poppy, dat ze boeken en artikelen had geschreven en dat ze lezingen had gegeven en vergaderingen had bijgewoond, en dat ze etentjes en recepties had gegeven, dat ze kon typen, skiën en duiken, dat ze Frans, Duits en Italiaans sprak, dat ze goed was met computers en kon koken, strijken en jongleren en dat ze vlekken uit een kleed kon verwijderen. Voorlopig was het genoeg om in dit hoge witte bed te liggen en naar de vliegendans te kijken. Om domweg te bestaan.

Malcolm Black zat in bed met De leefomstandigheden van de arbeidersklasse in Engeland in 1844 van Friedrich Engels. Hij voorzag de tekst van aantekeningen voor Morgan Clare, zoals beloofd. Hannah kwam uit de aangrenzende badkamer in een korte nachtjapon van witte katoen, geurend naar zeep en tandpasta. “O, Male,” verzuchtte ze, “nou heb je weer allemaal inkt op de lakens gesmeerd.”

Malcolm legde de pen weg en knikte ernstig om zijn vrouw te laten weten dat hij haar klacht had gehoord, maar hij bleef de bladzijden omslaan, op zoek naar een uitzonderlijk schokkende passage over het aantal ratten in Manchester. Ze kroop naast hem in bed en leunde opzij om een verzameling papiertjes uit het borstzakje van zijn pyjamajas te vissen; het was zijn gewoonte om voor het slapengaan briefjes aan zichzelf te schrijven.

Ze had een kleine dictafoon voor hem gekocht om in bed te gebruiken, maar hij kon er niet mee omgaan en het apparaatje lag nu ongebruikt in de la van het nachtkastje, samen met andere elektronische speeltjes waar hij het geduld niet voor had. Ze streek een van de papiertjes glad en las wat er stond:

Beste Ed,

Tot mijn grote spijt zie ik mij genoodzaakt om je vanavond mijn ontslag aan te bieden…

Op het volgende papiertje stond:

Beste Ed,

Tot mijn grote spijt moet ik je mededelen dat ik tijdens je afwezigheid bezoek heb gehad van een Kamerdelegatie en aanhangers van New Labour, die me dringend hebben verzocht om jouw taken als minister-president over te nemen…

Het derde briefje luidde:

Beste Ed,

Tot mijn grote spijt moet ik je mededelen dat ik van plan ben om een nieuwe politieke partij op te richten, onder de naam Old Labour Party…

Geen van de briefjes was volledig of ondertekend.

“Moet je horen,” zei Malcolm Black, en hij las hardop voor. “‘Op plaatsen waar nog een meent was, konden de armen een ezel, een varken of wat ganzen houden, en kinderen en jonge mensen hadden een plek waar ze konden spelen en in de buitenlucht konden zijn, maar deze gemeenschapsgrond begint geleidelijk te verdwijnen. De inkomsten van de arbeider lopen terug, en jongelui zoeken, beroofd als ze zijn van hun speelterrein, hun heil in biertenten’.”

“Of bij crackdealers,” mompelde Hannah Black. “Male,” vervolgde ze, “is het wel goed dat je Morgan hiermee helpt? Horen zijn ouders dat niet te doen?”

“Die jongen bestudeert het socialisme,” zei Malcolm. “Daar hebben Ed en Adele de ballen verstand van.”

Hannah legde haar hoofd op zijn brede borst. “Welke van die briefjes ga je afmaken?”

Hij lachte. “Waarschijnlijk alledrie.”

“Ik zoek een huis op het platteland,” zei ze, “en als jij dan eerste minister bent kun je mij en de kinderen die we krijgen in het weekend opzoeken. Lijkt je dat wat?”

Hij zei dat het hem een uitstekend plan leek.

Ali’s auto reed door de hekken van Downing Street, die door Jacks collega’s waren opengezet. De deur van Nummer 10 ging open, en de premier, met Peters kooi in zijn hand, Jack en Ali werden snel binnengelaten. Jack had opdracht gekregen om de premier direct mee naar boven te nemen en Ali achter te laten bij Mrs. Pollock van de bewakingsdienst.

Alexander McPherson zag de premier en barstte in lachen uit. “Jezus Christus, Ed, je ziet eruit als een goedkope hoer.”

De premier voelde zich gekwetst door McPhersons belediging. Hij stormde naar de badkamer en sloeg de deur met een knal achter zich dicht.

“Pak hem niet te hard aan, McPherson,” zei Jack. “Hij is een vrouw op het randje van een zenuwinzinking.”

Toen Estelle de volgende ochtend de zitkamer binnenkwam, trof ze haar vader aan. In eerste instantie dacht ze dat hij tegen zichzelf praatte. Ze hoorde hem zeggen: “Ik hoef er toch niet mee door te gaan, Pete?”

Toen zag ze dat hij het had tegen een vogelkooi met een armetierige parkiet in de kleur van haar blauwe lievelingskleurpotlood.

Haar vader vertelde haar dat de vogel Peter heette.

De kooi was klein en roestig, maar binnen enkele uren na Peters komst werd er een nieuwe kooi op een standaard bezorgd, samen met wat de eigenaar van een dierenwinkel in Pimlico beschreef als ‘het nieuwste van het nieuwste op het gebied van de parkietenaccessoires’.

Later die middag zat Estelle op haar knieën op een stoel in de zitkamer en observeerde Peter aandachtig. Ze vroeg zich af hoe oud hij was; volgens de informatie op het internet konden parkieten zes tot negen jaar oud worden. Estelle vond dat Peter er vermoeid en sikkeneurig uitzag, een beetje zoals de mensen van middelbare leeftijd die haar in haar eigen kooi in Downing Street omringden. Ze wapende zich tegen verdriet en bereidde zich voor op de dag dat hij dood zou gaan. Alles ging dood: mensen, bloemen, vogels, vissen, moeders en vaders, baby’s en honden, sterren en bomen. Wat we ook doen, dacht Estelle, uiteindelijk maakt het allemaal niets uit.

Ze had dit een keer tegen haar moeder gezegd, waarop Adele had gezegd dat existentialisme geen excuus was om haar huiswerk niet te maken. Haar moeder zei dat haar vader een goed voorbeeld was van iemand die wél invloed had: hij had het aanzien van de Britse politiek veranderd.

Morgan sliep tot het begin van de middag en ging toen in zijn camouflagetenue en legerkistjes naar beneden om zijn vader te begroeten. Zijn arme pa werkte zich door een stapel rode ordners heen, maar toen hij Morgan zag legde hij zijn pen neer en spreidde zijn armen. “Morgan, schat, hoe is het met je, zoon?”

Morgan stootte met zijn knieën tegen een hoek van het bureau in zijn haast om door zijn vader omhelsd te worden.

“Hoe was het in de bunker, pa?” vroeg hij. “Was het cool?”

“Ik heb heel veel over mezelf geleerd, Morgan,” antwoordde de premier.

“Zoals?” wilde Morgan weten.

Het liefst wilde de premier Morgan vertellen over de mensen die hij had ontmoet, de plaatsen waar hij was geweest en alle dingen die hij had meegemaakt, maar in plaats daarvan zei hij: “Laat ik het zo zeggen, Morgan: Engeland is voorbereid als het ergste scenario werkelijkheid zou worden.”

“Nou praat je net als een politicus, papa,” zei Morgan.

“Maar ik bén een politicus, schat,” zei de minister-president glimlachend.

“Een politicus zonder politieke ideeën,” mompelde Morgan.

“Zeg niet van die idiote dingen, Morgan. Ik heb een heel duidelijke politieke filosofie,” berispte de premier hem.

“Niet waar, papa,” protesteerde Morgan opgewonden. “Ik heb al je toespraken gelezen, op zoek naar een duidelijke socialistische visie, en die heb ik niet gevonden. Je bent net zo’n priester die niet kan bedenken of God nou wel of niet bestaat. Als ze het niet weten, moeten ze gewoon de kerk vaarwel zeggen en maatschappelijk werk gaan doen of zoiets.”

De premier ging staan en schoof de rode ordners van het bureau, zodat ze luid kletterend op de grond vielen. “Ik ben de maatschappelijk werker van deze hele natie, Morgan. Ik ben alle dingen voor alle mensen, ik zie alle gezichtspunten, ik probeer iedereen gelukkig te maken. En als je eenmaal, je weet wel, wat ouder bent, misschien zul je dan begrijpen hoe complex en dubbelzinnig de moderne politiek is.”

Morgan bukte zich om de rode ordners op te rapen en stapelde ze op het bureau weer op elkaar. “Ons gezin kan best een maatschappelijk werker gebruiken,” zei hij.

De premier kwam achter zijn bureau vandaan. “Mijn gezin komt voor mij op de eerste plaats.”

“Dat is niet waar, papa!” viel Morgan heftig uit. “Wij komen ergens tussen Afrika en het Midden-Oosten. Je hebt ons opgeofferd toen je de verkiezingen hebt gewonnen. We hadden normaal kunnen zijn, pap, heel gewone mensen!”

“Ik wilde een held voor je zijn, Morgan.”

“Al mijn helden zijn dood, op één na,” zei Morgan triest.

“En wie is dat dan wel?” informeerde de premier.

Maar Morgan kon het niet over zijn hart verkrijgen om zijn vader te vertellen dat Malcolm Black een heroïsche figuur was. “The Rock,” zei hij in plaats daarvan, “een worstelaar.”

Edward nam de kinderen mee naar het ziekenhuis voor een bezoek aan hun moeder. Poppy trok aan het verband op Adeles neus. Adele had twee blauwe ogen, maar die glinsterden wel van blijdschap. Estelle vertelde haar moeder over Peter en zei dat ze als ze later groot was graag haar eigen dierenwinkel wilde hebben. Adele beaamde dat het een erg leuke manier zou zijn om je brood te verdienen. Morgan hield een korte toespraak over het onrecht dat levende dieren werd aangedaan door ze op te sluiten in een kooi en stelde voor om Peter ten minste twee keer per dag vrij door de kamer te laten vliegen.

Het gezin besprak het en ze werden het erover eens dat het deurtje van de vogelkooi op aanwijzingen van Estelle een paar keer per dag open zou blijven staan.