Twintig

Norma werd wakker, maar het duurde nog even voordat ze bedacht dat het vandaag de grote dag was. Ze sloeg het dikke pak dekens terug. Eigenlijk kon ze er wel een paar van haar bed halen nu het zo heerlijk warm was in haar slaapkamer, alsof het zomer was. Sinds James bij haar in huis was komen wonen had ze erin toegestemd om dag en nacht de verwarming aan te laten staan. Het was gewaagd, dat wist ze best, maar het was waar wat James had gezegd: “De elektriciteitsrekening komt vier keer per jaar maar we kunnen morgen wel dood zijn.”

Ze vond het fijn dat hij altijd ‘we’ zei, haar altijd overal bij betrok, alsof ze partners waren, zowel in zaken als in het leven. Ze hield van James. Ze wist dat het nooit dat soort liefde zou kunnen zijn – zij was eenenzeventig en hij nog geen twintig. Toch had ze bij Jerry Springer een keer een stel gezien dat zei dat ze gelukkig waren; hij was kaal en kwijlde uit zijn mondhoek en zij was pas zestien en een beetje achterlijk, het arme kind.

Hoe dan ook, ze was blij dat ze ‘het’ nooit meer hoefde te doen. Ze had het alleen fijn gevonden met Trevor, en hij wilde niet zo vaak. Met Kerstmis, Pasen, de Blackpool Illuminations-week en op andere rare momenten als hij precies genoeg had gedronken. Te weinig en hij was een beetje preuts, te veel en het kostte hem moeite om ‘em omhoog te krijgen.

De liefde die zij en James voor elkaar voelden was van de zuivere soort, maar wel spannender dan de liefde die ze voor Stuart, Yvonne en Jack voelde, en James had haar hulp nodig. Later, als hij van de crack af was, zou hij haar meenemen op buitenlandse reizen. Een cruise om mee te beginnen, zodat ze vast een beetje kon wennen – ze was nog nooit buiten Engeland geweest, en net toen zij en Trev plannen hadden gemaakt voor een tripje naar Disneyland was Trev van dat dak gevallen. Als je een goed schip treft met allemaal mensen die Engels spreken, had James tegen haar gezegd, is het net alsof je nog in Engeland bent.

Samen maakten ze het huis schoon, want ze wilde graag een schoon huis als er visite kwam. Toen zei James: “Laten we eens een beetje gaan kokkerellen, moeder.” Hij nam haar mee naar de keuken en liet haar aan de keukentafel zitten. Hij haalde een rol aluminiumfolie uit een la en bekleedde de tafel met folie. Daarna zocht hij de andere spullen bij elkaar: een bakplaat, een pyrex schaal, een klein melkpannetje, een rol plastic folie, een grote metalen lepel, een scherp mes, een colablikje waar de verf gedeeltelijk vanaf was gekrabd en een gaatjestang. Binnen enkele minuten was de tafel in het laboratorium van een alchemist veranderd. Ze keek naar hem zoals ze vroeger naar haar moeder had gekeken terwijl hij het witte poeder zeefde en in de pyrex schaal vermengde met een snuifje dubbelkoolzure soda en een paar druppels water. Toen pakte hij het melkpannetje en verhitte het mengsel totdat het knapte, knetterde en knalde.

Sir Digby vond het moeilijk om zijn verbijsterende nieuwe ontdekking te laten gaan zonder dat er een contract was getekend. “Edwina, blijf toch hier in Stratford. Ik huur een schattige cottage met een rieten dak, en we kunnen gezellig samen aan het script werken. Ik heb zelf al wat research gedaan en ik heb het gevoel dat onze beroemde premier een open boek voor me is.”

“Hoe zijn je eigen politieke denkbeelden?” vroeg de premier.

Het was een vraag die Sir Digby verbaasde. Zijn naam verscheen regelmatig onder allerlei petities en open brieven aan kranten met betrekking tot radicale kwesties, van hervorming van het gevangeniswezen tot de oorlog in Irak.

“Ik vrees dat ik fel tegen de gevestigde orde ben. Ik ben verleden jaar uit de Marylebone Cricket Club gezet toen ik probeerde een spandoek uit te rollen op de vip-tribune van Lords.”

Jack lachte.

“Ik weet dat het niet hetzelfde is als onder een tank gaan liggen,” zei Sir Digby gespannen, “maar er rijden in dit land nu eenmaal erg weinig tanks door de straten.” Hij keek alsof hij dat jammer vond en zei toen: “Edwina, we kunnen samen een hoop bereiken, we kunnen de regering Clare ten val brengen. Beloof me alsjeblieft dat je Edward Clare gaat spelen.”

“Edwina en ik moeten het nog bespreken,” zei Jack. “We nemen contact met u op. U hoeft ons niet te bellen, Sir Digby, wij bellen u.”

Jack liep samen met de premier naar Ali’s taxi, die met knipperende alarmlichten op een dubbele gele streep stond. Voordat ze weg konden rijden, stak Sir Digby een kopie van het script door het openstaande raampje naar binnen. “Sharon Stone heeft al min of meer toegezegd dat ze Adele gaat spelen,” zei hij. “Ze is niet blij met de valse neus, maar als ze er een paar heeft geprobeerd zal ze vast en zeker…”

“Rijden, Ali,” zei Jack. De auto trok langzaam op en reed in een stroom van toeristen de stad uit. De premier las hardop voor uit Wayne Sparrows magere script. Een van de levendigste scènes speelde zich af in het Oval Office op het Witte Huis, waar de premier van Engeland en de president van de Verenigde Staten poedelnaakt met elkaar worstelden voor de open haard. De winnaar zou de dubieuze eer ten deel vallen om het bevel te mogen geven voor een regen van raketten op alle grote steden in de landen die tot de As van het Kwaad behoorden.

“Sparrow is duidelijk een fan van D.H. Lawrence,” merkte Jack op. “Als je met je billen bloot moet, Ed, zal ik Sir Digby om een verdubbeling van je gage vragen.”

“Het klinkt net als een film waar m’n vrouw gisteravond naar heeft gekeken,” zei Ali.

In een andere scène was Sparrows premier verkleed als poedel en moest hij door een brandende hoepel springen die omhoog werd gehouden door het Vrijheidsbeeld. De dialoog in het hele stuk was doorspekt met obsceniteiten en krachttermen.

Toen Jack het script overnam en een monoloog voorlas, zei Ali: “Ben jij soms blind, Jack? Niet vloeken, staat er op m’n dashboard!”

Sinds een paar dagen stonden Palmer en Clarke elke dag te trappelen om aan het werk te gaan en ze vonden het jammer om plaats te maken voor de nachtploeg. Ze hadden aangeboden om vierentwintiguursdiensten te draaien, op kantoor te slapen en te eten, maar de baas had daar geen toestemming voor gegeven omdat hij dan problemen zou krijgen met de arbeidsinspectie. Ze waren bijzonder gesteld geraakt op de mannen die ze in de gaten moesten houden en hadden luidkeels gejuicht toen Jack die stomme boer met zijn bakkebaarden uit de cabine van zijn trekker had gesleurd en hem een paar rake klappen had verkocht.

Op dat moment volgden ze Ali’s auto over de A46 richting Leicester, waar Jack zijn moeder wilde opzoeken. Er waren bij de dienst de laatste tijd meldingen binnengekomen over ongebruikelijke activiteit in en rond haar huis, maar de foto’s van de beveiligingscamera’s op straat waren erg vaag. Men had wel het nummerbord van een Mercedes Coupe voor de deur kunnen onderscheiden. De auto stond er al een paar dagen en werd bewaakt door twee kleine jongens met slobberbroeken en sweaters met capuchon. Het voertuig stond op naam van de eigenaar van een keten van sportzaken in Reading en was gestolen van het parkeerterrein bij Stanstead Airport, maar daar was geen aangifte van gedaan.

Adele en Lucinda werden met de auto naar de kliniek in Harley Street gebracht. Een tweede auto reed achter hen aan met Adeles bodyguard, brigadier Sandra Lock, en haar collega brigadier John Harvey.

Adele had nog steeds niet de perfecte neus gevonden, niet in de brochures en niet op het internet. Lucinda begon het hele neuzengedoe nogal saai te vinden en ze hoopte dat Sir Nigel Hambleton het stokje van haar zou overnemen. Ze hadden om zeven uur ‘s avonds een afspraak, dus hadden ze een uur uitgetrokken voor de korte rit van tweeënhalve kilometer van Downing Street naar Harley Street. De auto kwam echter verschillende keren muurvast te zitten in het verkeer. Bij Piccadilly Circus had Adele de tijd om uitgebreid te kijken naar de mensen die zich rond deze toeristische attractie hadden verzameld. Ze keek naar Eros en zag nu opeens hoe jong hij was. Hij was een verliefde tiener, en op de trap onder hem zaten andere tieners met mooie gezichten, de neonlichten weerspiegeld in hun ogen. Een jongen die sprekend op Morgan leek zat op de trap met zijn arm rond de schouders van een zwart meisje in een legerjack en kaki broek, maar het kon Morgan niet zijn – hij had aangeboden om Poppy naar bed te brengen en moest nog een opstel over kinderarbeid schrijven.

Lucinda gaapte en probeerde te bedenken hoeveel ze voor haar tijd in rekening kon brengen. Als ze een loodgieter £65 per uur betaalde, was het dan onredelijk om zelf £150 per uur te rekenen? Ze had tenslotte tien jaar gestudeerd.

Bij Cavendish Square kwam de auto opnieuw geheel tot stilstand. In de tuinen op het plein waren feesttenten neergezet en brandende fakkels verlichtten houten vlonders. Mensen in avondkleding toonden hun uitnodiging aan beveiligingspersoneel in smoking. Adele herkende verschillende gezichten en voelde zich gepasseerd omdat zij niet was uitgenodigd, al wist ze niet eens wat het was. Lucinda mompelde: “Het is een benefietavond voor waterputten in Swaziland.”

De auto kroop verder en Adele vroeg de chauffeur of hij de secretaresse van Sir Nigel Hambleton wilde bellen om te laten weten dat de vrouw van de premier vast zat in het verkeer.

“Wat zou jij tegen me zeggen,” zei Adele tegen Lucinda, “als ik je vertelde dat ik genoeg heb van mijn onbetaalde vrijwilligerswerk, de baan als vrouw van de premier?”

“Je gaat me toch niet vertellen dat je van Ed wilt scheiden?” zei Lucinda.

“Nee,” zei Adele, “maar ik wil wel een scheiding van tafel en bed van het werk.”

“Het duurt minstens twee maanden voordat je neus toonbaar is,” zei Lucinda, “dus je zou lekker weg kunnen gaan, Adele, naar een warm oord. Neem Poppy mee, doe geen werk en word dik. Wij vrouwen beulen ons altijd maar af, en waarvoor nou helemaal?”

Sir Nigel wachtte hen op in de hal voor zijn spreekkamer. Hij had de beruchte neus vaak op foto’s en tv gezien en had een keer tegen zijn vrouw gezegd: “Godallemachtig, Betty, wat zou ik dié graag onder handen nemen.” En nu was het zover. Hij stond te trappelen om de contouren te voelen, het kraakbeen te testen en de neusgaten binnen te gaan. Hij nam Adele en Lucinda mee naar zijn werkkamer, waar hij hoffelijk over cosmetische chirurgie babbelde. Onlangs had hij het tussenschot hersteld van een minder belangrijk lid van het koninklijk huis die meer cocaïne had gesnoven dan goed voor hem was.

Op een gegeven moment konden ze er geen van drieën meer omheen en moest de reden van Adeles bezoek worden besproken. Sir Nigel voorkwam de nodige gêne door in allerlei technische termen te vervallen. Zorgvuldig mat hij Adeles neus op en hij gebruikte een klein lampje aan een flexibel slangetje om ook de binnenkant te onderzoeken. Hij stelde Adele allerlei neusgerelateerde vragen. Vervolgens besprak hij voor de vorm de voor- en nadelen van een neuscorrectie, om uiteindelijk, niet verwonderlijk, tot de conclusie te komen dat Adele een geschikte kandidate was. Nu was het moment gekomen om haar te vragen of ze een bepaalde neus in gedachten had. Toen ze zei: “Ik zou graag een veel kleinere neus hebben, zoiets als die van Barbra Streisand,” zei hij: “Volgens mij kunnen we wel iets beters verzinnen, Mrs. Clare.”

Hij zette haar voor een computer en droeg haar op om niet te bewegen, waarna hij een paar toetsen aansloeg en Adeles gezicht op het scherm verscheen. Toen monteerde hij verschillende neuzen in haar gezicht. Ze was bijzonder gecharmeerd van de Cleopatra; die gaf haar een hooghartige en zelfverzekerde uitstraling. De Sophia Loren had het verkeerde effect; haar ogen leken te klein, hoewel het op zich een erg mooie neus was. De Greta Garbo was perfect. Die bestelde ze, en ze stond erop om direct een aanbetaling te doen. Het liefste wilde ze de volgende dag al onder het mes.

Sir Nigel zei dat hij hier en daar een beetje zou schuiven en haar direct zou opnemen. Na middernacht mocht ze niets meer eten of drinken.

Morgan had Poppy’s Amerikaanse mobile weggehaald. Als het zijn taak was om haar naar bed te brengen, deed hij dat op zijn eigen manier. Ze lag op haar rug naar hem te kijken tussen de houten spijlen van haar ledikantje door. Hij schoof een stoel naast het bed en begon Poppy een verhaal te vertellen.

“Er was eens een jongen die Keir Hardie heette. Hij werd in 1856 geboren in Schotland en toen hij acht was moest hij van school af om te gaan werken. Op zijn tiende werkte hij al in de mijnen. Denk je eens in, Poppy, een klein jongetje van tien dat in het donker diep onder de grond moet werken! Hij ging naar de avondschool en werd journalist, en toen stelde hij zich kandidaat voor de volksvertegenwoordiging, net als papa. Hij richtte de Onafhankelijke Labourpartij op.”

Poppy begon te jengelen. Ze schopte haar deken af en maaide in haar mintgroene pakje met armen en benen. Morgan vond het verbazingwekkend hoe snel ze totaal over haar toeren was. Ze krijste zo hard dat hij snel de Amerikaanse mobile weer terughing en aan het touwtje trok.

Ze reden een buitenwijk van Leicester binnen, ongeveer 150 kilometer ver van Londen. “Ik wil niet naar huis, Jack,” klaagde de premier. “Kunnen we onze vakantie niet verlengen?”

“Voor mij is dit geen vakantie,” zei Jack. “Ik doe gewoon mijn werk.”

“Kom nou, Jack. We hebben zo ontzettend veel lol gehad!”

Jack had een hekel aan het woord ‘lol’. In zijn ogen had het niets met plezier te maken en het werd veel te vaak gebruikt door lolbroeken die het grappig vonden om mensen in het zwembad te duwen. Lol stond gelijk aan onderbroekenlol.

“Heb je er iets van geleerd?” vroeg Jack hem op de man af.

“Alleen dat mensen, hoe zeg je dat, hun eigen vore lijken te ploegen, ongeacht van wat wij in de regering zouden willen.”

“Ze zouden een rechtere vore kunnen ploegen als ze een betere ploeg en een gezonder trekpaard hadden,” merkte Jack op.

“Trekpaard?” herhaalde de premier. “Ik heb het over hypermoderne gecomputeriseerde landbouwmachines.”

“Weet je, Ed,” zei Jack, “zou het geen interessant experiment zijn om eens te zien hoe democratie in dit land uit zou pakken?”

“De wieg van de democratie stond nota bene in Engeland,” zei de premier.

“Nou, het kind is uit de wieg in het bad gevallen en toen met het badwater weggegooid,” zei Jack.

Ali had er genoeg van om naar allemaal onbegrijpelijke metaforen te luisteren en zette de radio aan.

“…Een woordvoerder van het ziekenhuis bevestigde vandaag dat het geamputeerde been waar de laatste tijd zoveel om te doen is geweest, Barry’s Been, ten gevolge van een administratieve blunder per ongeluk is weggedaan. Een medewerker van het mortuarium is voorlopig geschorst. Onze medisch correspondente, Martha Tree, is op dit moment in het ziekenhuis. Martha, wat kun je ons vertellen?”

“Heel weinig, helaas. Zoals je net zelf al zei, het been is per ongeluk weggedaan en een medewerker is voor de duur van het onderzoek geschorst.”

“Is bekend op welke wijze het been is weggedaan?”

“Nee, op dit moment nog niet.”

“Is bekend hoe de familie erover denkt?”

“Nee, op dit moment nog niet. Maar ze zullen er ongetwijfeld kapot van zijn. Geen wonder.”

Jack draaide zich om naar de premier om te zien hoe hij op het nieuws reageerde. Hij leek zich nergens zorgen over te maken en friemelde aan de zigeunerachtige oorringen die hij eerder die dag in Stratford had gekocht.

Ze reden langs rijen grote vrijstaande huizen. In een van de tuinen was een vrouw in een sari een struik aan het snoeien, in een andere stond een donker getint gezin een nieuw uitziende auto te bewonderen. Er waren maar heel weinig witte mensen op straat.

De premier maakte daar een opmerking over, en Jack gaf antwoord op een toon alsof hij reisleider was. “Leicester is hard op weg om de eerste Engelse stad met een etnische meerderheid te worden.”

Ali lachte. “Die vrouwen van jullie willen geen kinderen, ja!”

Jack had het gevoel dat hij zich met het oog op zijn eigen kinderloosheid moest verdedigen. “Onze vrouwen willen geen babymachines zijn, ze willen ook een eigen leven.”

“Mijn vrouw, Adele,” zei de premier, “is briljant in het combineren van werk, kinderen en een druk uitgaansleven. Ik snap niet hoe ze het doet.”

Ali reed langs winkels met Indiase en Pakistaanse namen. In een bioscoop draaide een Bollywoodfilm. De Bank of India werd geflankeerd door Rahki’s schoenenwinkel en Amans vertaalbureau. Ali zei dat hij Jack en de premier bij Norma’s huis zou afzetten en dan langs zou gaan bij een neef van hem die naast de fly-over in Belgrave woonde.

De premier keek naar alle restaurants en snackbars. “Je zult wel blij zijn dat je eindelijk weer je eigen dingen kunt eten.”

Ali keek niet-begrijpend. “Ik kan overal eten wat ik het lekkerst vind,” zei hij. “Pizza met schelpdiertjes.”

De taxi reed de buurt binnen waar Jack was geboren en hij zichzelf groot had gebracht. Ze kwamen langs met graffiti volgekladde muren en Ali zei: “Ik vind het geen prettig idee om jullie hier achter te laten. Zal ik jullie echt niet meteen naar Londen brengen?”

De premier wilde het moment van zijn terugkeer zo lang mogelijk uitstellen: de last van zijn verantwoordelijkheden woog nu al zwaar op zijn schouders. “Nee,” zei hij, “we moeten echt even bij Jacks moeder langs en kijken waarom ze de telefoon niet opneemt. Er kan ons niets overkomen, we worden beschermd door de camera’s op straat.”

De camera’s waren overal, draaiden hun nieuwsgierige kopjes onophoudelijk heen en weer.

“Camerabescherming is een lachertje, Ed,” zei Jack. “Slecht opgeleide mensen van een bewakingsdienst zitten naar een batterij schermen met wazige beelden te kijken. Geloof me, met die camera’s ziet iedereen op straat eruit als de verschrikkelijke sneeuwman. Je hebt je mee laten slepen door de hysterie die particuliere bewakingsdiensten hebben gecreëerd omdat ze op contracten azen.”

De premier was allang niet blij meer met Jacks analyses en hij had er spijt van dat hij hem had aangespoord om meer te praten. Tijdens het ontbijt in The Grimshaw was Jack alarmerend kwaad geworden over het tekort aan kinderdagverblijven.

Jack herkende de gefortificeerde buitenkant van zijn moeders huis niet en hij moest Ali er wel twee keer langs laten rijden voordat hij besefte dat het wel degelijk nummer 10 was. Hij had die dag al een paar keer geprobeerd te bellen, maar er werd nog steeds niet opgenomen. Toen de premier en hij over het pad naar de voordeur liepen, meende hij een gezicht te zien dat door een kier in de gordijnen achter het gebarricadeerde raam naar buiten keek. Het zware dreunen van drum en bas was hoorbaar.

Hij bonsde op de met staalplaat versterkte deur en zag dat de brievenbus weg was. Hij vroeg zich af hoe zijn moeder nu alle reclamedrukwerk waar ze zo dol op was moest ontvangen. In het verleden had ze hem vaak gebeld om hem te vertellen dat ze volgens ene meneer Tom Champagne van Readers Digest honderdduizenden ponden had gewonnen.

In huis was het schreeuwen van James hoorbaar. Hij scheen te denken dat de narcoticabrigade op de stoep stond. De premier keek angstig om zich heen; hij had niet verwacht dat Jacks moeder in zo’n deprimerende buurt zou wonen. Er was niemand op straat en de meeste huizen zagen er onbewoond uit. Het begon al donker te worden, en hij had er spijt van dat hij Ali niet had laten wachten. Sinds het begin van hun tocht, zeven dagen geleden, was hij niet één keer bang geweest. Jack had hem als een rots in de branding terzijde gestaan, maar wel een rots van koude steen. Soms wilde hij dat Jack er geen politieke meningen op nahield, maar hij had er nooit een moment aan getwijfeld dat Jack elke situatie aankon. Nu merkte hij dat Jack zelf bang was, en het beviel hem helemaal niet dat Jacks stem beefde toen hij riep: “Mam, mama, doe open!”

Norma zat achter de dichte keukendeur. James’ muziek stond zo hard dat ze zichzelf niet eens kon horen nadenken, maar ze hoorde toch dat Jack haar riep. Ze wilde het liefst naar de deur rennen om hem binnen te laten, maar James stond met zijn armen en benen wijd gespreid tegen de keukendeur en praatte tegen haar op een manier die haar bang maakte. Hij rookte een zelfgerolde sigaret, geen joint maar zo’n andere, met spul waarvan hij zei dat zij eraan dood zou gaan, het spul waarvan hij zijn manieren vergat en de vreselijkste dingen ging zeggen, totdat hij begon te huilen en het in zijn broek deed.

“Blijf hier wachten,” droeg Jack de premier op, en hij hees zichzelf over het zijmuurtje. De premier wilde ervandoor, maar de twee kleine figuren met capuchons die tegen een Mercedes voor de deur leunden, reageerden niet toen hij aarzelend naar hen zwaaide.

Jack sloop geruisloos langs de zijkant van het huis en ging de achtertuin in. De gordijnen in de keuken waren dicht en ook de achterdeur was versterkt. Hij drukte zich naast het raam tegen de muur en hoorde de stem van zijn moeder. Ze moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. “Alsjeblieft, ik moet Jack binnenlaten.”

Binnen zoog James de rook diep in zijn longen, waar tienduizenden minuscule haarvaten de chemische stoffen razendsnel in zijn bloedbaan brachten. En toen het spul het deel van de hersenen bereikte dat een gevoel van genot voortbrengt, maakte het miljoenen cellen voorgoed kapot. Vanaf dat moment kon James nog weer minder genieten van muziek, eten, seks en de andere geneugten des levens.

De door crack veroorzaakte paranoia was fnuikend voor James’ denkraam, hij was als een kat in het nauw. Hij bedacht dat hij een wapen had, voor veertig pond tweedehands gekocht. Het zat in het blik van de creamcrackers boven op het keukenkastje. Hij had er nog nooit mee geschoten, maar hij dacht dat hij wel wist hoe het moest. Hij kon Jack neerschieten en proberen te vluchten in de auto, hij kon Norma in gijzeling nemen, hij kon Jack binnen vragen en hem uitleggen dat zijn moeder jongeren crack liet gebruiken in een gemeentewoning, zonder twijfel genoeg redenen om haar uit haar huis te zetten.

Hij koos ervoor om Jack binnen te laten en liep naar de voordeur. Hij nam nog een trekje voordat hij zijn vingers brandde aan het restje van zijn cracksigaret en begon met het losmaken van de kettingen en het openen van de grendels. De dreunende muziek golfde door zijn lichaam, zijn tanden ratelden in zijn mond. De deur was open, maar Jack was er niet meer. In plaats daarvan stond hij oog in oog met een blonde vrouw met grote ringen in haar oren, een vrouw die bij nader inzien een verklede man bleek te zijn. Bijna barstte hij in lachen uit; zelfs van vermommingen hadden ze bij de politie geen kaas gegeten. “Waar is Jack?” zei hij, en hij trok de man naar binnen. “Waar is Jack?” schreeuwde hij in het gezicht van de premier.

De premier had zich vaak afgevraagd of hij zijn mond zou kunnen houden als hij werd gemarteld om informatie uit hem los te krijgen. Toen verschenen Norma en Jack in de deuropening naar de keuken en zei Jack: “Hier ben ik!” zodat hem een gênante ontmaskering werd bespaard.

Norma kwam met een volstrekt misplaatst voorstel: “Zullen we gezellig samen een kopje thee drinken?”