Epiloog
Jack stond naast de deur van Nummer 10, en keek geleund op de zwarte balustrade naar het inladen van een verhuiswagen. De traditionele rellen op de Dag van de Arbeid waren vreedzaam verlopen. Er waren alleen enkele Schotse kilts gestolen uit een etalage in Regent Street, en nu keerden de demonstranten terug naar hun treinen en busjes na een gezellig dagje uit.
In de verte hoorde Jack de laatste toespraak op Trafalgar Square. Malcolm Black kwam naar buiten en bleef naast Jack staan om op zijn auto te wachten. “Een mooie avond, meneer de premier,” zei Jack.
Malcolm keek naar de hekken van Downing Street, waar zich een grote menigte had verzameld. Hij zwaaide naar de mensen, die het gebaar begroetten met gelijke hoeveelheden gejuich en boegeroep. Zijn auto reed voor en Malcolm stapte in, naast de chauffeur.
Jack keek omhoog en zag een klein kobaltblauw vlekje doelloos fladderen tegen een bleekblauwe avondlucht. Het was Peter. Jack begon te rennen, hij volgde Peter de straat uit, gekscherend aangemoedigd door de politie en de menigte bij de hekken. Peter vloog langs Whitehall naar de Cenotaph, waar hij een ogenblik uitrustte, onopgemerkt door de mensen beneden hem. Toen vloog hij, machteloos nagekeken door Jack, in een rechte lijn naar de grotere vogels op Trafalgar Square, naar alle waarschijnlijkheid een wisse dood tegemoet.
EOF