Vijf
Geïrriteerd trok Adele Poppy los van een van haar lange tepels om haar de andere borst aan te bieden. “Jezus Mina, schiet eens een beetje op,” zei ze tegen het zuigende kind. “Ik heb niet de hele dag de tijd!”
Poppy keek omhoog en zag Adeles ontevreden uitdrukking, maar ze bleef onverstoorbaar zuigen aan de witte, blauw dooraderde borst. Adele had een hekel aan het tijdrovende en lastige gedoe, maar ze had nu eenmaal haar steun gegeven aan de campagne ‘Beter de Borst’, gelanceerd door een organisatie die werd gesteund door het ministerie van Volksgezondheid en veel bekende kinderartsen. Vandaar dat ze verplicht was om vol te houden, maar ze verheugde zich nu al op de dag dat ze haar borsten terug zou hebben en ze niet meer hoefde te delen met een snuivend, snotterend, sabbelend kind. Jezus, het was barbaars.
En kijk eens naar de opwinding die het had veroorzaakt bij de machtige poedermelklobby, die op hun beurt met de slagzin Flinker met een Flesje was gekomen. Ze hadden een gemene aanval op haar geopend omdat Adele in hun ogen de industrie zwart maakte, en bijval gekregen van een aantal vrouwen en vriendinnen van bekende formule-1-coureurs die onlangs moeder waren geworden. Zij hadden zich verenigd onder het motto: ‘Flessenmelk, de sportieve motor’. Ferrari had gedreigd zich terug te trekken van Silverstone en er waren vragen gesteld in het Lagerhuis.
Adele stak een hand uit om de radio aan te zetten en ze hoorde de benepen stem van haar man iets over een trein stamelen, waarna hij werd overstemd door een merkwaardig geluid: tweehonderd mannenstemmen die “Tjoeketjoeketjoek!” riepen.
Beneden in een kleine vergaderkamer, waar spraakmakende Britse kunst aan de muren hing, zaten drie machtige vrouwen te wachten. Ze hoopten op een bijdrage van Adele voor een project waar ze aan werkten, de publicatie van een bundeltje over een niet erg populair onderwerp, het prikkelbaredarmsyndroom. Het moest onder de titel Gerommel gaan verschijnen, en ze hadden al een kort verhaal van Martin Amis en een vezelrijk recept van Jamie Oliver.
Lady Leanne Baker had van de borstvoedingspauze gebruik gemaakt om haar tienerzoon een SMS-je te sturen en hem eraan te herinneren dat hij zijn rugbyshirt uit de wasmachine moest halen en over het droogrek voor de Aga hangen. Tegenover haar aan tafel zaten de twee andere initiatiefneemsters te roddelen: Rosemary Umbago, de blinde hoofdredactrice van de Daily Voice, en barones Hollyoaks, het verfomfaaide brein achter de Liberal Democrats. Toen ze nog geen uur geleden het vertrek binnen was gekomen, had ze er keurig en bijna presentabel uitgezien, maar binnen de kortste keren zat haar haar in de war en zagen haar kleren eruit alsof ze van iemand met een geheel andere confectiemaat waren geleend.
Barones Hollyoaks, wier borsten nooit tot troost waren geweest van enige man, vrouw of baby, was net klaar met het vertellen van een tamelijk schunnige anekdote over Roy Hattersley en schakelde op een ander onderwerp over. “Weet je,” zei ze, “ik vind het echt geweldig hoe jij omgaat met je visuele handicap, Rosemary.”
“Noem het toch gewoon blindheid,” beet Rosemary haar toe. “Het komt me echt m’n neus uit, al dat huichelachtig politiek correcte gedoe. Ik ben gewoon blind. Ik ben blind geboren. Ik ben niet zoals die overgevoelige nouveau-blinde mensen die eindeloos mekkeren over het verlies van hun gezichtsvermogen.”
Met het oog op Rosemary’s afkeer van politiek correct taalgebruik gooide barones Hollyoaks het over een andere boeg. “Zeg, Rosemary, ik heb gehoord dat je net voor de tweede keer bent getrouwd, met een Zuid-Afrikaan, heb ik begrepen. Is het een nikker?”
♦
Toen de premier met de auto thuis werd gebracht uit het Lagerhuis, zag Jack tot zijn verbazing dat deze er ziekelijk bleek uitzag, en dat zijn welhaast in beton gegoten glimlach dit keer ontbrak.
Op bevel van Alexander McPherson stonden er geen fotografen voor Nummer 10. Toen de premier naar de voordeur liep, keek Jack hem aan. “Bent u wel in orde, meneer?”
De premier gebaarde dat zijn somber kijkende privé-secretaris vast naar binnen moest gaan. “Ik heb net een gevoelige aframmeling gehad in het Lagerhuis, Jack.”
Geschrokken stelde Jack vast dat de ogen van de premier verdacht glinsterden, alsof er tranen op de loer lagen. “Wat vervelend om dat te horen, meneer,” mompelde hij.
In plaats van naar binnen te gaan en door te lopen naar zijn kantoor, bleef de premier met Jack staan praten. Hij vertelde hem van het debacle rond het treintje. Jack sloeg zijn armen over elkaar en luisterde. Toen de premier eindelijk klaar was met zijn verhaal, zei Jack: “Het is vandaag 1 april, meneer. Misschien was uw antwoord op de vraag over de treinen gewoon als grap bedoeld.”
Edward schudde zijn hoofd. “Nee, ik heb gewoon een stomme leugen verteld. In werkelijkheid heb ik al in geen jaren meer met het openbaar vervoer gereisd, of een pak melk gekocht of moeten wachten op behandeling in een ziekenhuis. Ik heb gewoon geen flauwe notie van hoe de meeste mensen leven.”
“Houden uw adviseurs u dan niet op de hoogte, meneer?” informeerde Jack.
“Zij zitten in precies dezelfde steriele zeepbel als ik, Jack,” barstte Edward uit. “Het is jaren geleden dat ze fish and chips uit een krant hebben gegeten.”
“Dat is voor de hele bevolking jaren geleden,” antwoordde Jack. “Het is sinds 1971 bij wet verboden.” Het schonk hem echter geen voldoening om te bevestigen dat de premier inderdaad geïsoleerd was van het volk dat hij regeerde.
Een stem fluisterde in Jacks oor dat hij de premier moest laten weten dat kolonel Gadaffi aan de telefoon was en hem dringend moest spreken. Jack gaf de boodschap door, maar de premier had duidelijk geen zin om naar binnen te gaan. “Wat doe jij om je te ontspannen, Jack?” vroeg hij.
“Ik neem een zakje chips met kaas- en uiensmaak en een flesje Kronenbourg en dan kijk ik naar High Noon, meneer,” antwoordde Jack.
“High Noon!” herhaalde de premier enthousiast, en hij begon meteen te zingen: “Do not forsake me, oh, my darling…”
“Precies,” zei Jack. “Ik denk dat ik die film zeker twintig keer heb gezien.”
De premier ging naar binnen en riep zijn privé-secretaris. Gadaffi moest een andere keer terugbellen. Hij haalde een streep door de volgende bespreking, een gesprek met de stafchef van de NAVO. Vervolgens belde hij Wendy en hij vroeg haar om te zorgen voor een flesje Kronenbourg, een zakje zoutjes en een video van High Noon en die naar boven naar zijn zitkamer te laten brengen.
Daarna belde hij Alexander McPherson en vroeg hem een interview te regelen met Andrew Marr van de BBC over de aprilgrap. Hij overwoog nog of hij Jack uit zou nodigen om er gezellig bij te komen zitten, maar besefte dat het te laat was om met het rooster van de Metropolitan Police te gaan rommelen, dus keek hij in zijn eentje.
Malcolm Black zat aan het bureau in zijn chaotische kantoor en at een gepocheerd ei op verbrande toast. Hij had dit zelf klaargemaakt in de keuken van de flat. Zijn vrouw was er niet en hij vond het vervelend om het personeel lastig te vallen.
“Ik snap niet hoe je in deze smeerboel kunt werken,” merkte Alexander McPherson op.
Malcolm keek om zich heen alsof hij de rommel voor het eerst zag. “Ik kan hier uitstekend werken en de opiniepeilingen bevestigen het. Ik ben niet degene die op een zenuwinzinking afkoerst.”
David Samuelson zat met zijn hoofd in zijn handen. “High Noon,” zei hij schamper. “Het niveau! De verhaallijn is simplistisch, het gebruik van de tijdsmetafoor is te dik aangezet en Gary Cooper acteert zo slecht dat hij op een wandelende hark lijkt.”
“Als ik advies van een filmrecensent had gewild,” zei Alexander, “dan had ik die etter van een Barry Norman laten komen.”
“De beurs is twee procent lager gesloten,” zei Malcom zacht. “De Bank of England is bang voor deflatie. Arme Eddy begint een struikelblok te worden.”
“Malcom,” zei Samuelson, “je hebt een sliert ei op je das.”
Malcolm schraapte het eigeel met een nagel van zijn das en likte vervolgens zijn vinger af.
“Er is niets mis met Ed,” zei Alexander, “hij moet er alleen even tussenuit. Jezus, als ik zijn baan had zou ik allang met molentjes lopen.”
Malcom zette zijn lege bord op een wankele stapel fiscale papieren. “Volgens mij zou ik zijn werk heel goed doen.”
“We hadden afgesproken, Malcolm,” zei Samuelson, “dat je nog vijf jaar zou wachten. Wil je daar nu opeens op terugkomen?”
Malcolm glimlachte. “Dat hangt van de gebeurtenissen af, David.”
“Geef hem een week de tijd,” opperde Alexander. “Ik zorg wel dat het in orde komt met de pers.”
“Stel je voor dat de pers hem zou betrappen in Toscane, lui achterover op een ligstoel met een Campari in zijn hand,” kreunde Samuelson.
“Laten we hem gewoon naar Afrika sturen,” opperde Malcolm lachend.
“Die klootzakken van de pers zouden hem opsporen,” zei Alexander. “We moeten hem laten onderduiken.”
♦
Terwijl Gary Cooper en Grace Kelly in een open auto de stad verlieten, stormde Alexander de kamer binnen. “Dat is de ideale manier om een stad schoon te vegen, Ed. Geef iedereen een vuurwapen en laat ze er maar op los schieten.”
Toen de aftiteling begon, drukte Edward op een knop van de afstandsbediening om de band terug te spoelen. “Even recht voor z’n raap, Alex,” zei hij met een Gary Cooper-accent. “Kan ik het werk nog aan?”
“Je moet er even tussenuit, Ed.”
“Vind jij dat ik in een ivoren toren zit?”
“Mori heeft vanochtend een telefonische peiling voor ons gedaan. Na het fiasco van Face the Press van gisteravond is je persoonlijke populariteit sterker gedaald dan wanneer je met een liaan om je enkel geknoopt van een klif was gesprongen. Vijfentachtig procent van het Britse publiek is van mening dat je geen idee hebt hoe het leven van de gewone man of vrouw in dit land er tegenwoordig uitziet.”
Edward stond bij het raam en draaide zich om alsof hij een shakespeariaanse monoloog ging houden voor een gehoor van gevorderde scholieren. “Ik heb geen contact meer met de mensen.” Hij bracht zijn handen omhoog alsof hij ze op bloed wilde controleren. “Vijfentachtig procent,” fluisterde hij. “Wie zijn dan de vijftien procent die vinden dat ik wél weet wat er speelt?”
“Dat zijn mensen zoals wij, Ed,” antwoordde Alexander. “De mensen die aan de touwtjes trekken.”
“Maar dat is volkomen bespottelijk!” riep de premier uit. “Ik heb wel degelijk contact met gewone mensen. Ik praat met Wendy, en met Jack-voor-de-deur.”
“Wie is Jack-voor-de-deur?” informeerde Alexander.
“Politieman Jack Sprat,” zei Edward. “Hij heeft High Noon al minstens twintig keer gezien, en de aprilgrap was zijn idee. En het was zijn moeder die is beroofd.”
Een uur later hoorde Jack een boodschap in zijn oor. Hij moest boven komen, in de zitkamer van de premier, zodra zijn vervanger ter plaatse was. Dat bleek agent Harris te zijn, een jonge zwarte vrouw die hij eens tijdens een schietoefenig had ontmoet.
Nadat ze grapjes hadden gemaakt over de reden waarom hij boven was ontboden, zette Jack zijn helm af en werd hij naar de zitkamer van de premier gebracht.
De premier kwam naar hem toe om hem te begroeten en stelde hem voor aan Alexander McPherson, die zei: “Gefeliciteerd, agent Sprat. U hebt net een vakantie van een week gewonnen.”
“Waarheen?”
“Een rondreis door Engeland.”
“Ga ik alleen?” Jack vroeg zich af of hij er zelf iets over te zeggen had.
“Nee,” zei de premier, “je gaat met mij en we vertrekken vanavond.”
In het tussenliggende uur was nagegaan of Jack wel geschikt was. Hij leek in alle opzichten de ideale keus: hij had geen vrouw of kinderen en niemand die afhankelijk van hem was afgezien van een oude moeder die in het verre Leicester woonde. In het dagelijks leven zou niemand hem missen.
Alexander had Jack het rapport van de veiligheidsdienst toegeworpen. Het was indrukwekkend compleet.
Jack had het vluchtig bekeken en hij was er niet vrolijker van geworden. Hij vond dat hij naar voren kwam als een erg zielige figuur.
“Zeg, voor ik het vergeet,” zei Alexander langs zijn neus weg, “heb je een politieke voorkeur?”
“Ik kan de dag als communist beginnen,” zei Jack, “lunchen als een socialist en naar bed gaan als een Tory, meneer.”
Edward lachte. “En andersom?”
“O nee, meneer,” zei Jack. “Ik zou de dag nooit als een Tory kunnen beginnen.”
“Ik heb Jezus altijd benijd om zijn tocht door de woestijn,” verzuchtte Edward. “Daar zijn belangrijke beslissingen genomen.”
“Dat kan wel waar zijn,” grauwde Alexander, “maar we kunnen je geen veertig dagen en nachten missen. Je krijgt een week, hooguit.”
“Het wordt krap om in een week door heel Engeland te trekken, meneer,” merkte Jack op. “Vooral als we met het openbaar vervoer gaan.”
“Het openbaar vervoer?” echode Edward verschrikt. “Is het niet makkelijker om een helikopter te nemen?”
“Zoals de gewone mensen die je zo graag wilt ontmoeten om te horen hoe ze over het een en ander denken?” zei Alexander sarcastisch.
“Wat is de bedoeling, meneer?” vroeg Jack. “Wat wilt u precies bereiken?”
Edward knipperde met zijn ogen. “Ik weet het eigenlijk niet, Jack. Ik zou wel graag weer voeling willen krijgen met de dingen die de meerderheid van het Britse volk bezighouden.”
“Hebben we een bepaalde route?” vroeg Jack, maar niemand gaf antwoord. “Best,” vervolgde hij. “Ik moet wel eerst naar huis om een koffer te pakken.”
“En ik moet naar Edinburgh,” zei de premier opgetogen.
Al sinds hij klein was had men hem in een keurslijf geperst, en hij werd geleefd door zijn agenda. Zelfs in de tijd dat hij betrekkelijk zorgeloos was geweest, toen hij lang haar had en in een rockband speelde, had hij zich aan afspraken voor optredens en repetities moeten houden, en tegenwoordig was zijn zogenaamde vrije tijd tot op de minuut ingedeeld. Vaak hield hij toespraken over vrijheid. Nu kreeg hij eindelijk de kans om zelf vrijheid te ervaren.
♦
Geholpen door een hoge ambtenaar werden er snel plannen uitgewerkt. De afwezigheid van de minister-president zou uiteraard opgemerkt worden. De officiële verklaring zou zijn dat hij in een geheime bunker diep onder de grond in Wiltshire leiding moest geven aan een oefening post-nucleair regeren.
De vice-premier, Ron Phillpot, werd teruggeroepen uit zijn vijfsterrenhotel in Belize, waar hij een conferentie over de terugbetaling van de schuld van de derde wereld bijwoonde.
Alexander bood vrijwillig aan om Adele het nieuws te vertellen en haar te laten weten dat Edward meer van haar hield dan van het leven zelf.
“Wat wordt er precies van mij verwacht?” wilde Jack weten. “En hoe lang blijf ik weg?”
“Je begeleidt de premier,” zei Alexander.
Snel voegde Edward eraan toe: “En jij gaat over het geld en de kaartjes, zodat ik in contact kan komen met het publiek.”
Jack moest bijna hardop lachen om het overduidelijke en kinderlijke enthousiasme van de premier. Jack was van mening dat het niveau van het publiek bedroevend was gekelderd sinds hij bij de politie was begonnen. In die tijd waren de meeste stellen nog getrouwd – een partner was iemand met wie je zaken deed – konden bejaarde mannen en vrouwen nog zonder angst over straat, en riepen kinderen nog niet ‘Kijk uit voor die kankerlijer’ als ze je aan zagen komen in je uniform.
De drie mannen, Jack, Edward en Alexander, gingen naar de echtelijke slaapkamer van de premier en openden Adeles kasten en laden. Hoewel het gezicht van de premier in alle opzichten onopvallend was, werd hij toch in het hele land en daarbuiten direct herkend, dus was een vermomming noodzakelijk.
Het was verbazingwekkend makkelijk om Edward in Edwina te veranderen. Het hielp natuurlijk dat hij en Adele ongeveer even groot waren, min of meer dezelfde lichaamsbouw hadden en dat ze allebei schoenen in maat veertig droegen. En dat Adele af en toe, op bad-hair days, een pruik op zette.
Adele had vaak opgeschept tegen haar feministische vriendinnen: “Eddy is zo meisjesachtig.”
De hele metamorfose was in vijfendertig minuten gepiept (inclusief een grondige scheerbeurt en een wenkbrauwepilatie), en het zou nog korter hebben geduurd als Edward er aanvankelijk niet op had gestaan om een jarretelgordel en kousen te dragen. Geen van de mannen kon bedenken of het zwarte gordeltje van paarse en zwarte kant met de elastische jarretelles onder of over Adeles bijpassende slipjes gedragen moest worden.
Uiteindelijk wist Jack de tegensputterende premier over te halen om de jarretelles en hoge hakken te laten varen en te kiezen voor een panty en platte schoenen, met als argument dat kousen en hakken ideaal waren voor een diner bij kaarslicht op Valentijnsdag, maar volstrekt ongeschikt voor een geïmproviseerde tocht door Engeland.
Ook bij het kiezen van de kleding moest Jack ingrijpen. Hij maakte Edward duidelijk dat de luchtige zonnejurkjes die Adele tijdens hun laatste vakantie in Toscane had gedragen te veel mannelijk vlees onthulden, en dat het, bracht hij de premier in herinnering, in april nog weleens sneeuwde in Engeland. Uiteindelijk viel de keuze op een bescheiden garderobe bestaande uit een pak van Nicole Farhi met een broek met wijde pijpen, twee kasjmier truien met col – een roze en een blauwe – een trainingsbroek van DKNY en een lange sweater om het kruis van de premier aan het oog te onttrekken.
In Jacks ogen zag de premier er nog steeds uit als een kerel in de kleren van zijn vrouw. De pruik was echter een wonder van zwarte krullen en speelse lokken, en toen Edward die eenmaal op had, zijn gezicht was ingesmeerd met een dekkende foundation en zijn ogen en lippen waren opgemaakt, had hij op de trap bijna langs zijn eigen vrouw kunnen lopen zonder door haar te worden herkend.
Voordat ze Nummer 10 verlieten, werden er nog enkele basisregels opgesteld. Alleen Jack zou een mobiele telefoon bij zich hebben, en er zou geen contact zijn tussen hen en Nummer 10, behalve in een noodgeval. Alexander zou de leiding hebben, Adele zou te horen krijgen dat haar man in een bunker zat, en als Ron Phillpot tijdens de afwezigheid van de premier belangrijke beslissingen dreigde te nemen, zou daar een stokje voor worden gestoken.
Agente Harris wenste Jack Sprat en zijn vrouwelijke gezelschap een prettige avond en ze keek hen na toen ze het hek achter zich dichtdeden en in een lichte motregen de straat uitliepen. Ze kon een steek van jaloezie niet onderdrukken. Zij had arm in arm met Jack uit willen gaan.
♦
Toen de premier samen met Jack richting Trafalgar Square liep, voelde hij zich merkwaardig licht, alsof de last van het regeren letterlijk van zijn schouders viel en terugrolde in de richting van Downing Street.
“We nemen de metro van Charing Cross, meneer.”
“Luister, Jack, ik hou niet van gekunsteld gedoe, en je weet dat ik liever niet heb dat je zo formeel bent, dus hou alsjeblieft op met dat ‘meneer’, wil je?”
Jack knikte en vroeg hoe de premier dan wel genoemd wilde worden.
“Mijn vrienden noemen me Ed,” zei hij.
“Maar hoe moet ik u dan noemen?” hield Jack vol.
Hij besefte dat hij de gevoelens van de premier had gekwetst doordat de greep op zijn arm verslapte, maar Jack verontschuldigde zich niet. Ik ben verdomme zijn vriend niet, dacht Jack. Ik heb niet eens op hem gestemd, en nu zit ik zeven dagen lang opgezadeld met een baantje als Drager van de Koffer van iemand die eruitziet als een ordinaire Joan Collins.
“Denk jij dat we in de gaten worden gehouden, Jack?” vroeg de premier. “Dat we onder bewaking staan?”
Jack knikte somber en in een vertrek met uitzicht over de Thames barstten Clarke en Palmer in schaterlachen uit. “En óf we ze in de gaten houden!” zei Palmer.
“We weten het zelfs als ze zich omdraaien in bed,” voegde Clarke eraan toe.
Ze hadden zich een ongeluk gelachen toen ze de premier uitgedost als vrouw de ambtswoning hadden zien verlaten. “Ik geef hem een half-uur de tijd,” had Palmer opgemerkt, “voordat een of andere gisse jongen hem ontmaskert.”
Clarke keek naar de satellietfoto en gierde het uit toen hij inzoomde op Jacks verbeten mond. “Jack trekt een gezicht als een oorwurm.”
“Zou Jack weten dat we naar hem kijken?” vroeg Palmer zich hardop af.
Opnieuw barstten ze allebei in lachen uit toen Jack langs Nelson op zijn sokkel liep en omhoog keek naar de donkere lucht, waar de satellieten die al hun bewegingen volgden hun baan om de aarde beschreven. Hij bewoog zijn mond in een geluidloze groet: Hallo, jongens.