Abbaye des Fontaines 1.30 uur

 

D

e roquefort streek met de magnetische kaart over de sensor en het elektronische slot ging open. Hij betrad het helder verlichte archief en liep tussen de voor slechts enkelen toegankelijke kasten door naar de plaats waar Royce Claridon zat. Op de tafel voor Claridon lagen stapels geschriften. De archivaris zat op enige afstand geduldig te kijken, zoals hem was opgedragen. Hij gaf de man een teken dat hij weg moest gaan.

‘Wat heb je ontdekt?’ vroeg hij Claridon.

‘De geschriften waar u me op wees, zijn interessant. Ik heb nooit geweten dat de orde na de zuivering van 1307 nog zo sterk was.’
‘We hebben een lange geschiedenis.’
‘Ik vond een verslag van de verbranding van Jacques de Molay. Het schijnt dat veel broeders in Parijs naar dat spektakel hebben gekeken.’
‘Hij liep op 13 maart 1314 naar de brandstapel, zijn hoofd hoog geheven, en hij zei tegen de menigte: Het is alleen maar goed dat ik op zo’n plechtig ogenblik, waarop mijn leven nog maar zo weinig tijd heeft, onthul welk bedrog is gepleegd en ik de waarheid vertel.’
‘U hebt zijn woorden uit uw hoofd geleerd?’
‘De grootmeester was een man om te kennen.’
‘Veel historici geven De Molay de schuld van de ondergang van de orde. Ze zeggen dat hij zwak en zelfingenomen was.’
‘En wat zeggen de verslagen die je hebt gelezen over hem?’
‘Hij maakte een sterke, vastbesloten indruk en trof de nodige voorbereidingen voordat hij in de zomer van 1307 van Cyprus naar Frankrijk ging. Hij voorzag zelfs wat Filips iv van plan was.’
‘Onze rijkdom en kennis zijn veilig. Daar heeft De Molay voor gezorgd.’
‘Die Grote Nalatenschap.’ Claridon schudde zijn hoofd.
‘De broeders hebben ervoor gezorgd dat die bleef bestaan. De Molay heeft daarvoor gezorgd.’
Claridon keek vermoeid. Het was laat, maar De Roquefort functioneerde ’s nachts het best. ‘Heb je de laatste woorden van De Molay gelezen?’
Claridon knikte. ‘God zal onze dood wreken. Over hen die ons veroordeelden, zal weldra rampspoed komen.’
‘Hij sprak over Filips iv en Clemens v, die tegen hem en onze orde samenzweerden. De paus stierf nog geen maand later, en Filips bezweek zeven maanden daarna. Geen van Filips’ erfgenamen kreeg een zoon, zodat het koninklijk huis Capet uitstierf. Vierhonderdvijftig jaar later, ten tijde van de Revolutie, werd de Franse koninklijke familie in de Parijse tempel gevangengezet, net als De Molay. Toen de guillotine ten slotte het hoofd van Lodewijk xvi afhakte, stak een man zijn hand in het bloed van de dode koning. Hij wierp het de menigte in en riep: Jacques de Molay, gij zijt gewroken.’
‘Een van de uwen?’
Hij knikte. ‘Een broeder die zich liet meeslepen. Hij was daar om te zien hoe de Franse monarchie werd geëlimineerd.’
‘Dit betekent veel voor u, nietwaar?’
Hij had er niet veel behoefte aan om zijn gevoelens met deze vreemde te delen, maar hij wilde duidelijkheid verschaffen. ‘Ik ben de grootmeester.’
‘Nee. Er zit meer achter.’
‘Ben je ook gespecialiseerd in psychologische analyse?’
‘U ging voor een hardrijdende auto staan. U tartte Malone om u te overrijden. Verder zou u zonder enige wroeging het vlees van mijn voeten hebben geroosterd.’
‘Monsieur Claridon, duizenden van mijn broeders werden gearresteerd, alleen om de hebzucht van een koning. Honderden mannen werden op de brandstapel gezet. Ironisch genoeg hadden ze zich alleen met leugens kunnen bevrijden. De waarheid was hun doodvonnis, want de orde was onschuldig aan alle aanklachten die tegen haar ingebracht waren. Ja. Dit is enorm persoonlijk.’
Claridon pakte Lars Nelles notitieboek. ‘Ik heb slecht nieuws. Ik heb een groot deel van Lars’ aantekeningen gelezen en er is iets mis mee.’
De klank van die woorden stond De Roquefort niet aan.
‘Er staan fouten in. Jaartallen kloppen niet. Plaatsen komen niet overeen. Bronnen worden onjuist aangehaald. Subtiele veranderingen, maar voor een getraind oog zijn ze duidelijk.’
Jammer genoeg was De Roquefort niet deskundig genoeg om het verschil te zien. Hij had juist gehoopt dat het notitieboek zijn kennis zou vergroten. ‘Zijn het alleen maar schrijffouten?’
‘Dat dacht ik eerst. Maar toen ik er steeds meer zag, ging ik daaraan twijfelen. Lars was een zorgvuldige man. Veel informatie in het notitieboek heb ik zelf helpen verzamelen. Het zijn opzettelijke fouten.’
De Roquefort pakte het notitieboek op en bladerde erin tot hij het cryptogram vond. ‘En dit dan? Klopt dit?’
‘Dat kan ik niet nagaan. Lars heeft me nooit verteld of hij de mathematische reeks heeft ontdekt waarmee het cryptogram op te lossen is.’
De grootmeester begon zich zorgen te maken. ‘Wil je zeggen dat het notitieboek nutteloos is?’
‘Ik zeg dat er fouten in staan. Zelfs enkele notities over Saunières persoonlijke leven zijn fout. Sommige daarvan heb ik zelf lang geleden gelezen.’
De Roquefort was confuus. Wat was er aan de hand? Hij dacht terug aan de laatste dag van Lars Nelles leven, aan de dingen die de Amerikaan tegen hem had gezegd.

‘Jij zou nog niets kunnen vinden, al had je het vlak voor je ogen.’

Toen hij daar tussen de bomen stond, had hij zich aan Nelles houding gestoord, maar tegelijk bewondering gehad voor de moed van de oudere man, gezien het feit dat die een strop om zijn hals had. Een paar minuten eerder had hij toegekeken terwijl de Amerikaan het touw aan een pijler van de brug vastmaakte en daarna de strop om zijn hals liet glijden. Nelle was op de stenen muur gesprongen en had in de donkere rivier beneden hem gekeken.

Hij was Nelle de hele dag gevolgd en had zich afgevraagd wat de man in de hoge Pyreneeën deed. Het dorp in de buurt stond op geen enkele manier in verband met Rennes-le-Château of met het onderzoek van Lars Nelle dat hij kende. Het liep nu tegen middernacht en de wereld om hen heen was in het zwart gehuld. Alleen het gorgelen van het water dat onder de brug door stroomde verbrak de stilte van de bergen.

Hij ging tussen de bomen vandaan, de weg op, en liep naar de brug. ‘Ik vroeg me al af of ik je te zien zou krijgen,’ zei Nelle met zijn rug naar hem toe. ‘Ik nam aan dat ik je met een belediging wel tevoorschijn zou krijgen.’
‘Je wist dat ik daar was?’
‘Ik ben het gewend dat broeders me volgen.’ Nelle draaide zich nu eindelijk naar hem om en wees naar de strop om zijn hals. ‘Als je me wilt excuseren: ik wilde net zelfmoord plegen.’
‘Blijkbaar ben je niet bang voor de dood.’
‘Ik ben al lang geleden gestorven.’
‘Je vreest je God niet? Hij staat zelfmoord niet toe.’
‘Welke God? Van stof tot stof, dat is ons lot.’
‘En als je je daarin vergist?’
‘Ik vergis me niet.’
‘En je queeste dan?’
‘Die heeft me alleen maar ellende gebracht. En waarom maak jij je druk om mijn ziel?’
‘Dat doe ik niet. Maar je queeste is een andere zaak.’
‘Je hebt me een hele tijd geobserveerd. Je grootmeester heeft zelfs persoonlijk met me gesproken. Jammer dat de orde moet doorgaan met de queeste zonder dat ik voorop ga.’
‘Je weet dat we je volgden?’
‘Natuurlijk. Broeders proberen al maanden mijn notitieboek te pakken te krijgen.’
‘Ze zeggen dat je een vreemde man bent.’
‘Ik ben een ongelukkige man die gewoon niet meer wil leven. Een deel van mij betreurt dit. Om mijn zoon, van wie ik hou, en om mijn vrouw, die op haar eigen manier van mij houdt. Maar ik wil niet langer leven.’
‘Zijn er geen snellere manieren om te sterven?’
Nelle haalde zijn schouders op. ‘Ik heb een hekel aan vuurwapens, en gif staat me ook tegen. Doodbloeden trok me niet aan, en dus koos ik voor hangen.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat lijkt me egoïstisch.’
‘Egoïstisch? Ik zal je zeggen wat egoïstisch is. Wat mensen mij hebben aangedaan. Ze geloven dat Rennes alles verborgen houdt, van de gereïncarneerde Franse monarchie tot buitenaardse wezens. Hoeveel schatzoekers hebben met hun machines het land al ontheiligd? Muren zijn gesloopt, gaten gemaakt, tunnels gegraven. Zelfs graven zijn geopend en lijken zijn opgegraven. Schrijvers hebben alle denkbare wilde theorieën uiteengezet, allemaal om geld te verdienen.’
De Roquefort verbaasde zich over die vreemde zelfmoordtoespraak.
‘Ik heb toegekeken terwijl media seances hielden en helderzienden gesprekken met de doden voerden. Er is zoveel verzonnen dat de waarheid saai is geworden. Ze dwongen me die onzin te schrijven. Ik moest me bij hun fanatisme aansluiten om boeken te verkopen. Mensen wilden geleuter lezen. Het is belachelijk. Ik lach zelfs om mezelf. Egoïstisch? Dat stempel zou je op al die idioten moeten drukken.’
‘En wat is de waarheid over Rennes?’ vroeg hij kalm.
‘Wat zou je dat graag willen weten.’
Hij besloot het over een andere boeg te gooien. ‘Je beseft dat jij de enige bent die Saunières puzzel zou kunnen oplossen?’
‘Zou kúnnen? Ik heb hem al opgelost.’
Hij herinnerde zich het cryptogram dat hij had aangetroffen in het verslag van de maarschalk dat hij in het archief van de abdij had gevonden, het cryptogram dat de pastoors Gélis en Saunière in hun kerken hadden gevonden en dat Gélis bij zijn dood misschien had opgelost.
‘Kun je het mij niet vertellen?’ Zijn vraag klonk bijna smekend, en hij ergerde zich daaraan.
‘Jij bent net als de rest: op zoek naar gemakkelijke antwoorden. Daar zit toch geen uitdaging in? Ik heb er jaren over gedaan om dat geheimschrift te ontcijferen.’
‘En ik neem aan dat je maar weinig hebt opgeschreven?’
‘Dat mag jij uitzoeken.’
‘Je bent arrogant.’
‘Nee, ik ben bedrogen. Dat is iets anders. Weet je, al die opportunisten die voor zichzelf kwamen en met niets vertrokken, hebben me iets geleerd.’ Hij wachtte op uitleg.
‘Er is helemaal niets te vinden.’
‘Je liegt.’
Nelle haalde zijn schouders op. ‘Misschien. Misschien niet.’
Hij besloot Lars Nelle zijn gang te laten gaan. ‘Ik hoop dat je vrede vindt.’ Hij draaide zich om en liep weg.
‘Tempelier,’ riep Nelle.
Hij bleef staan en draaide zich om.
‘Ik zal je een dienst bewijzen. Je verdient het niet, want je broeders hebben me alleen maar gehinderd, maar je orde heeft ook niet verdiend wat haar is aangedaan. Daarom zal ik je een aanwijzing geven. Iets wat je op weg kan helpen. Het staat nergens opgeschreven. Zelfs niet in het notitieboek. Alleen jij zult het hebben, en als je slim bent, los je misschien zelfs de puzzel op. Je hebt pen en papier?’
Hij ging weer dicht naar de muur toe, viste in zijn zak en haalde een pen en een kleine blocnote tevoorschijn, die hij aan Nelle gaf. De oudere man schreef iets en gooide de pen en de blocnote naar hem terug.
‘Veel succes,’ zei Nelle.
Toen sprong de Amerikaan van de brug af. Hij hoorde dat het touw strak trok en de nek knapte. Hij hield de blocnote dicht voor zijn ogen en las in het zwakke maanlicht wat Lars Nelle had geschreven.

goodbye stephanie

 

Nelles vrouw heette Stephanie. Hij schudde zijn hoofd. Geen aanwijzing. Alleen een laatste groet van een man aan zijn vrouw.

 

Nu was hij daar niet zo zeker meer van.

Als het briefje op het lijk werd aangetroffen, had hij gedacht, zou gemakkelijker worden geaccepteerd dat het zelfmoord was. Daarom had hij het touw gepakt, het lijk naar boven getrokken en het papier in Nelles borstzakje gedaan.

Maar waren die woorden misschien toch een aanwijzing geweest? ‘Op de avond dat Nelle stierf, zei hij tegen me dat hij het cryptogram had opgelost en gaf hij me dit.’ Hij pakte een potlood van de tafel en schreef goodbye stephanie op een schrijfblok.

‘Hoe kan dat een oplossing zijn?’ vroeg Claridon.
‘Dat weet ik niet. Ik heb het niet als een oplossing beschouwd, tot op dit moment. Als het waar is wat je zegt en er opzettelijke fouten in het notitieboek staan, was het ook de bedoeling dat we het vonden. Ik heb naar dat notitieboek gezocht toen Lars nog in leven was, en later bij zijn zoon. Maar Mark Nelle hield het achter slot en grendel. Toen de zoon hier opdook, in de abdij, hoorde ik dat hij het notitieboek bij zich had gehad toen hij door die lawine werd getroffen. De grootmeester nam het in bezit en hield het tot een paar weken geleden achter slot en grendel.’ Hij dacht weer aan de schijnbare fout van Cassiopeia Vitt in Avignon. Nu wist hij dat het geen fout was. ‘Je hebt gelijk. Dat notitieboek is waardeloos. Het was de bedoeling dat we het in handen kregen.’ Hij wees naar het schrijfblok. ‘Maar misschien hebben die twee woorden een betekenis.’
‘Of misschien stuurt hij ons daarmee ook in de verkeerde richting.’
Dat was mogelijk.
Claridon keek er geïnteresseerd naar. ‘Wat zei Lars precies toen hij u dit gaf?’
Hij vertelde hem de exacte woorden, eindigend met: ‘Iets wat je op weg kan helpen. Als je slim bent, los je misschien zelfs de puzzel op.’
‘Ik herinner me iets wat Lars me een keer heeft verteld.’ Claridon zocht op het tafelblad tot hij enkele opgevouwen papieren vond. ‘Dit zijn de aantekeningen die ik in Avignon maakte toen we Stübleins boek over Marie d’Hautpouls grafsteen bekeken. Kijk hier.’ Claridon wees naar een serie Romeinse cijfers. mdcolxxxi. ‘Dat was in de steen gebeiteld. Het moet het jaar van haar dood voorstellen. 1681. En dan laten we de o buiten beschouwing, want dat is geen Romeins cijfer. Maar Marie stierf in 1781, niet in 1681. En haar leeftijd is ook fout. Bij haar dood was ze achtenzestig, niet zevenenzestig, zoals daar staat.’ Claridon pakte het potlood en schreef 1681, 67 en goodbye stephanie. ‘Valt u iets op?’
Hij keek naar het geschrevene. Er viel hem niets op, maar hij was niet goed in puzzels.
‘U moet denken als iemand in de achttiende eeuw. Bigou heeft die grafsteen gemaakt. De oplossing zou in één opzicht eenvoudig zijn, maar in een ander opzicht moeilijk omdat er eindeloos veel mogelijkheden zijn. Splits het jaartal in twee getallen op: 16 en 81. Eén plus zes is zeven. Acht plus één is negen. Zeven, negen. Kijk dan naar zevenenzestig. De zeven is niet om te draaien, maar als je de zes omdraait, krijg je een negen. Dus weer zeven, negen. Tel de letters van wat Lars voor u heeft opgeschreven. goodbye heeft zeven letters. stephanie heeft er negen. Ik denk dat hij u inderdaad een aanwijzing heeft gegeven.’
Sla het notitieboek bij het cryptogram open en probeer het.
Claridon bladerde in het boek en vond de tekening.

‘Er zijn verschillende mogelijkheden. Zeven, negen. Negen, zeven. Zestien. Een, zes. Zes, een. Ik begin met de meest voor de hand liggende. Zeven, negen.’

Hij zag Claridon met zijn vinger over de rijen letters en tekens gaan om ze af te tellen. Hij hield op bij het zevende hokje, en toen bij het negende, en noteerde de letters die hij vond. Toen hij klaar was, stond er itegoar-canadei.

‘Het is Latijn,’ zei hij toen hij de woorden zag. ‘ I tego arcana dei.’ Hij vertaalde het. ‘Ik verberg de geheimen van God.’
‘Verdomme.’
‘Dat notitieboek is echt waardeloos,’ riep hij uit. ‘Nelle heeft zijn eigen puzzel gemaakt.’
Maar er kwam iets anders bij hem op. Het verslag van de maarschalk. Daar had ook een cryptogram in gestaan. Dat had die maarschalk van pastoor Gélis gekregen. En de pastoor zou het hebben opgelost. De maarschalk had geconstateerd dat het identiek was aan het cryptogram dat Saunière had gevonden.
Hij moest het hebben.
‘Er staat nog een tekening in een van de boeken die Mark Nelle heeft.’
Claridons ogen schitterden. ‘Ik neem aan dat u het gaat halen.’
‘Als de zon opkomt.’