11.05 uur
S
tephanie nam een kop hete koffie en bood
Geoffrey ook weer koffie aan, maar de jongeman wilde
niet.
‘We mogen maar één kop per dag,’ vertelde hij.
Ze ging aan de keukentafel zitten. ‘Wordt je
hele leven beheerst door de regel?’
‘Dat is onze manier van leven.’
‘Ik dacht dat geheimhouding ook belangrijk was voor de
broederschap. Waarom spreek je er zo openlijk over?’
‘Mijn grootmeester, die nu bij de Heer is, zei tegen me dat ik
eerlijk tegen u moet zijn.’
Ze was verbaasd. ‘Hoe kende je grootmeester mij?’
‘Hij volgde het onderzoek van uw man aandachtig. Dat was lang
voordat ik in de abdij kwam, maar de grootmeester heeft me erover
verteld. Hij heeft uw man verscheidene keren gesproken. De
grootmeester was de biechtvader van uw man.’
Die informatie schokte haar. ‘Lars heeft contact gelegd met de
tempeliers?’
‘Nee, de tempeliers legden contact met hem. Mijn grootmeester
benaderde uw man, maar als uw man wist dat hij tot de tempeliers
behoorde, heeft hij dat nooit laten blijken. Misschien dacht hij
dat er een eind aan het contact zou komen als hij er wat van zei.
Maar hij moet het hebben geweten.’
‘Je grootmeester lijkt me een merkwaardige man.’
Het gezicht van de jongere man begon te stralen. ‘Hij was een wijze
man die het goede probeerde te doen voor onze orde.’
Ze herinnerde zich dat hij uren eerder Mark in bescherming had
genomen. ‘Hielp mijn zoon daarbij?’
‘Daarom is hij tot seneschalk benoemd.’
‘En het feit dat hij Lars Nelles zoon was had niets met die keuze
te maken?’
‘Daarover kan ik niets zeggen, madame. Ik heb nog maar een paar uur
geleden gehoord wie de seneschalk was. Hier, in dit huis. Dus ik
weet het niet.’
‘Jullie weten niets van elkaar?’
‘Erg weinig, en sommigen van ons hebben daar moeite mee. Anderen
genieten juist van die privacy. Maar we brengen ons leven met
elkaar door, zo dicht bij elkaar als in een gevangenis. Als we te
vertrouwd met elkaar raken, kan dat een probleem worden. Daarom
verbiedt de regel ons om vertrouwelijk met onze medebroeders om te
gaan. We houden de dingen voor ons. Onze zwijgzaamheid wordt
versterkt door het dienen van God.’
‘Lijkt me moeilijk.’
‘Het is het leven dat we kiezen. Maar dit avontuur...’ Hij schudde
zijn hoofd. ‘Mijn grootmeester zei tegen me dat ik veel nieuwe
dingen zou ontdekken. Hij had gelijk.’
Ze nam nog een slokje koffie. ‘Je grootmeester wist dat jij en ik
elkaar zouden ontmoeten?’
‘Hij stuurde u het notitieboek in de hoop dat u zou komen. Hij
stuurde ook een brief naar Ernst Scoville, met daarin bladzijden
uit het notitieboek die op u betrekking hadden. Hij hoopte dat u
tweeën daardoor bij elkaar zouden komen. Hij wist dat Scoville
vroeger een hekel aan u had; dat had hij van uw man gehoord. Maar
hij besefte dat u veel voor elkaar kunt krijgen. Daarom wilde hij
dat u beiden, samen met de seneschalk en mijzelf, de Grote
Nalatenschap vonden.’
Ze herinnerde zich die term en de uitleg daarvan. ‘Gelooft jullie
orde echt dat er meer in het verhaal van Christus zit, dingen die
de wereld niet weet?’
‘Ik ben nog niet ver genoeg met mijn opleiding om die vraag te
kunnen beantwoorden. Ik zal nog vele decennia moeten dienen voordat
ik op de hoogte ben van alles wat de orde werkelijk weet. Maar op
grond van wat ik tot nu toe heb geleerd, lijkt de dood me iets
definitiefs. Duizenden broeders zijn op de slagvelden van het
Heilige Land om het leven gekomen. Niet een van hen is ooit weer
opgestaan.’
‘Wat je daar zegt, zou de katholieke kerk ketterij
noemen.’
‘De kerk is een instituut dat in het leven is geroepen door mensen
en beheerst wordt door mensen. Wat er nog meer aan dat instituut
wordt toegeschreven, is ook het werk van de mens.’
Ze besloot het lot te tarten. ‘Wat moet ik doen,
Geoffrey?’
‘Uw zoon helpen.’
‘Hoe?’
‘Hij moet volbrengen wat zijn vader is begonnen. Raymond de
Roquefort mag de Grote Nalatenschap niet vinden. De grootmeester
liet daar geen enkele twijfel over bestaan. Daarom maakte hij zijn
plannen. Daarom ben ik opgeleid.’
‘Mark minacht me.’
‘Hij houdt van u.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Mijn grootmeester heeft het me verteld.’
‘Hij kon dat ook niet weten.’
‘Mijn grootmeester wist alles.’ Geoffrey greep in zijn broekzak en
haalde er een dichtgeplakte envelop uit. ‘Ik moest u dit geven
wanneer ik de tijd daar rijp voor achtte.’ Hij gaf haar het
verkreukelde pakje en ging toen weg. ‘De seneschalk en meneer
Malone zijn naar de kerk gegaan. Ik zal u alleen laten.’
Ze waardeerde dat gebaar. Het was niet te voorspellen welke emoties
die brief bij haar zou oproepen. Ze wachtte tot Geoffrey naar de
huiskamer was gegaan en maakte toen de envelop open.
Mevrouw Nelle, u en ik zijn vreemden, maar toch heb ik het gevoel dat ik veel van u weet, allemaal van Lars, die me vertelde wat hem dwars zat. Uw zoon was anders. Hij hield zijn kwellingen voor zichzelf, vertelde erg weinig aan anderen. Bij enkele gelegenheden heb ik iets van hem gehoord, maar zijn emoties waren niet zo doorzichtig als die van zijn vader. Misschien heeft hij die trek van u geërfd? En dit bedoel ik niet oneerbiedig. Wat op dit moment gebeurt, is een ernstige zaak. Raymond de Roquefort is een gevaarlijke man. Hij wordt gedreven door een blindheid die door de eeuwen heen velen van onze orde heeft aangetast. Zijn rechtlijnigheid tast zijn oordeel aan. Uw zoon heeft met hem om het leiderschap gestreden en verloren. Helaas bezit Mark niet het doorzettingsvermogen om een strijd te voltooien. Het lijkt gemakkelijk om aan een strijd te beginnen, nog gemakkelijker om haar voort te zetten, maar het is moeilijk om haar tot een goed eind te brengen. Zijn strijd met u. Zijn strijd met De Roquefort. Zijn strijd met zijn geweten. Het zijn allemaal grote uitdagingen voor hem. Ik dacht dat het beslissend voor u beiden zou kunnen zijn als u elkaar weer zou ontmoeten. Nogmaals, ik ken u niet, maar ik denk dat ik u begrijp. Uw man is dood en er is zoveel onopgelost gebleven. Misschien zal deze queeste eindelijk antwoord geven op al uw vragen. Ik geef u deze raad: vertrouw uw zoon, vergeet het verleden, denk alleen aan de toekomst. Daarmee zou u een heel eind op weg naar gemoedsrust zijn. Mijn orde is uniek in het hele christendom. Wij hebben andere geloofsovertuigingen, en dat komt door wat de oorspronkelijke broeders hebben ontdekt en doorgegeven. Maakt dat ons minder christelijk? Of juist christelijker? Geen van beide, denk ik. Als we de Grote Nalatenschap vinden, zullen daarmee veel vragen beantwoord zijn, maar ik vrees dat die vondst ook veel nieuwe vragen zal oproepen. Het zal aan u en uw zoon zijn om te beslissen wat het beste is als dat kritieke moment aanbreekt, en hopelijk zal dat gebeuren, want ik heb vertrouwen in u beiden. Er heeft zich een wederopstanding voorgedaan. Er is een tweede kans geboden. De doden zijn verrezen en zijn weer onder u. Maak een goed gebruik van dat wonder, maar ik waarschuw: uw geest is in slaap gesust door vooroordelen en daar moet u zich van bevrijden. Stel u open voor ruimere ideeën en redeneer met trefzekerder methoden. Want alleen dan zult u slagen. De Heer zij met u.
Er liep een traan over haar wang. Een vreemd gevoel was dat: huilen. Ze kon zich niet herinneren dat ze het sinds haar kinderjaren had gedaan. Ze was goed getraind en bezat de ervaring die je opdoet als je tientallen jaren op het hoogste niveau van het inlichtingenwerk opereert. In haar carrière had ze de ene moeilijke situatie na de andere het hoofd geboden. Vele malen had ze beslissingen over leven en dood genomen. Maar niets van dat alles was hier van toepassing. Op de een of andere manier had ze de wereld van goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig, zwart en wit verlaten en was ze in een rijk gekomen waar haar diepste gedachten niet alleen bekend waren maar ook werden begrepen. Deze grootmeester, een man met wie ze nooit een woord had gesproken, scheen haar verdriet precies te kennen.
Maar hij had gelijk.
Marks terugkeer was een wederopstanding. Een
glorieus wonder dat eindeloos veel mogelijkheden bood.
‘Maken de woorden u bedroefd?’
Ze keek op. Geoffrey stond in de deuropening. Ze veegde de tranen
weg. ‘In zekere zin. Maar ze schenken me ook geluk.’
‘Zo was de grootmeester. Hij kende zowel vreugde als verdriet. In
zijn laatste dagen vooral veel verdriet.’
‘Hoe is hij gestorven?’
‘Hij is twee nachten geleden aan kanker bezweken.’
‘Je mist hem?’
‘Ik ben alleen opgegroeid, zonder ouders. Monniken en nonnen
leerden me over het leven. Ze waren goed voor me, maar er was nooit
iemand die van me hield. Het is zo moeilijk om op te groeien zonder
de liefde van een ouder.’
Die bekentenis trof haar diep.
‘De grootmeester had veel genegenheid, misschien zelfs liefde voor
me, maar hij schonk me vooral zijn vertrouwen.’
‘Stel hem dan niet teleur.’
‘Dat zal ik zeker niet doen.’
Ze wees met het papier. ‘Mag ik dit houden?’
Hij knikte. ‘Ik was alleen maar de koerier.’
Ze beheerste zich. ‘Waarom zijn Mark en Cotton naar de
kerk?’
‘Ik had het gevoel dat de seneschalk onder vier ogen met meneer
Malone wilde praten.’
Ze stond op. ‘Misschien moeten wij ook...’
Er werd op de voordeur geklopt. Haar blik ging meteen naar de deur,
die niet op slot zat. Al haar spieren trokken zich samen. Cotton en
Mark zouden gewoon naar binnen zijn gelopen. Ze zag Geoffrey ook
snel opkijken, en hij had plotseling een pistool in zijn hand. Ze
ging naar de deur en keek door de ruit.
Een bekend gezicht keek haar aan.
Royce Claridon.