Kopenhagen 21.30 uur
D
e roquefort liep naar de boekwinkel toe. De straat, die in een voetgangersgebied lag, was verlaten. De meeste van de vele cafés en restaurants van de wijk waren hier een eind vandaan. Dit deel van de Strøget ging ’s avonds dicht. Hij had nog twee dingen te doen en daarna wilde hij Denemarken verlaten. Waarschijnlijk hadden getuigen in de kathedraal inmiddels een signalement van hem en zijn twee metgezellen gegeven. Het was dan ook zaak dat ze niet langer in dit land bleven dan noodzakelijk was.
Hij had alle vier zijn ondergeschikten uit Roskilde meegebracht en was van plan om persoonlijk toezicht te houden op alles wat ze deden. Er was die dag al genoeg geïmproviseerd, en daarbij was een van zijn mannen om het leven gekomen. Hij wilde niet nog iemand verliezen. Twee van zijn mannen waren de achterkant van de boekwinkel aan het verkennen; de twee andere stonden bij hem. Op de bovenste verdieping brandde licht.
Goed.
Hij wilde met de eigenaar praten.
Malone pakte een Pepsi-light uit de koelkast en ging vier trappen af naar de begane grond. Zijn winkel nam het hele pand in beslag. Op de begane grond had hij de winkel, de eerste en tweede verdieping gebruikte hij als magazijn, en op de vierde verdieping had hij een klein appartement dat hij zijn thuis noemde.
Hij was gewend geraakt aan de beperkte woonruimte, genoot daar veel meer van dan van het huis van tweehonderd vierkante meter dat hij ooit in het noorden van Atlanta had gehad. Hij had dat huis vorig jaar voor ruim driehonderdduizend dollar kunnen verkopen, en dat had hem netto zestigduizend dollar opgeleverd die hij in zijn nieuwe leven kon investeren. Dat leven was hem aangeboden door, zoals Stephanie met enige afkeuring had gezegd, zijn nieuwe Deense weldoener, een vreemd klein mannetje dat Henrik Thorvaldsen heette.
Veertien maanden geleden was de man een vreemde
voor hem geweest, nu was het zijn beste vriend.
Ze hadden van het begin af goed met elkaar overweg gekund. De
oudere man had in de jongere man iets gezien – Malone wist niet
zeker wat het was – en hun eerste ontmoeting op een regenachtige
donderdag in Atlanta had hun beider toekomst bezegeld. Stephanie
had erop gestaan dat hij een maand vrij nam, nadat het proces van
drie verdachten in Mexico City – het ging om internationale
drugssmokkel en de moord in executiestijl op een dea-chef die
toevallig een persoonlijke vriend van de president van de Verenigde
Staten was – op een bloedbad was uitgelopen. Toen hij in een
lunchpauze naar de rechtbank was teruggelopen, was hij in het
schootsveld van een moordenaar terechtgekomen. Dat had niets met
het proces te maken gehad, maar hij had wel geprobeerd er iets
tegen te ondernemen. Uiteindelijk had hij een kogelwond in zijn
linkerschouder opgelopen. Het resultaat van de schietpartij: zeven
doden, negen gewonden. Een van de doden was een jonge Deense
diplomaat geweest, Cai Thorvaldsen.
‘Ik wilde u persoonlijk spreken,’ had Henrik Thorvaldsen
gezegd.
Ze zaten in Malones huiskamer. Zijn schouder deed verschrikkelijk
pijn. Hij vroeg niet hoe Thorvaldsen hem had gevonden en hoe de
oudere man wist dat hij Deens sprak.
‘Mijn zoon was mij dierbaar,’ zei Thorvaldsen. ‘Toen hij diplomaat
werd, vond ik dat geweldig. Hij vroeg om stationering in Mexico
City. Hij bestudeerde de Azteken. Op een dag zou hij een waardig
lid van ons parlement zijn geworden. Een staatsman.’
Er gingen allerlei eerste indrukken door Malones hoofd. Thorvaldsen
had duidelijk een goede opvoeding genoten; hij was gedistingeerd,
maar ook stijlvol en vlot. Die verfijning stond echter in sterk
contrast met zijn misvormde lichaam: zijn wervelkolom was krom en
vormde een groteske bult op zijn rug die helemaal stijf was, als
die van een reiger. Zijn doorgroefde gezicht getuigde van een leven
van onmogelijke keuzes, met rimpels als diepe kloven, kraaienpoten
die waren uitgelopen, levervlekken en vertakte aderen die zijn
armen en handen kleurden. Een grote bos ijzergrijs haar,
wenkbrauwen van dezelfde kleur: dof zilverige slierten waardoor de
oudere man een nerveuze indruk maakte. Alleen in de ogen zat
hartstocht. Die waren grijsblauw, merkwaardig helder, zij het dat
een oog werd ontsierd door grauwe staar.
‘Ik wilde met de man praten die de moordenaar van mijn zoon heeft
doodgeschoten.’
‘Waarom?’ had hij gevraagd.
‘Om u te bedanken.’
‘U had ook kunnen bellen.’
‘Ik kijk mijn toehoorder liever in de ogen.’
‘Op dit moment wil ik het liefst met rust gelaten
worden.’
‘Ik hoorde dat u bijna om het leven bent gekomen.’
Hij haalde zijn schouders op.
‘En u hebt uw baan opgezegd. U gaat bij het ministerie weg en u
verlaat de marine.’
‘U weet erg veel.’
‘Kennis is de grootste luxe.’
Hij was niet onder de indruk geweest. ‘Bedankt voor het compliment.
Ik heb een gat in mijn schouder en dat doet pijn, dus als u nu uw
zegje hebt gedaan, wilt u dan weggaan?’
Thorvaldsen stond niet op van de bank. Hij keek alleen maar naar de
huiskamer en andere kamers die door een boogpoort te zien waren.
Alle muren waren bedekt met boeken. Het huis leek alleen maar
achtergrond voor de boekenkasten.
‘Ik ben ook een liefhebber,’ zei zijn gast. ‘Mijn huis staat ook
vol boeken. Ik heb ze mijn hele leven verzameld.’
Hij voelde aan dat deze man, die meer dan zestig jaar oud was,
geneigd was de dingen groot aan te pakken. Toen hij de deur
opendeed, had hij gezien dat de man met een limousine was
gearriveerd. Daarom wilde hij weten: ‘Hoe wist u dat ik Deens
spreek?’
‘U spreekt meer talen. Het stemde me trots dat mijn geboortetaal
daar een van is.’
Dat was geen antwoord, maar had hij dat echt verwacht?
‘Uw eidetisch geheugen moet een zegen zijn. Het mijne is de weg van
de ouderdom gegaan. Ik kan me niet veel meer herinneren.’ Dat
betwijfelde hij. ‘Wat wilt u?’
‘Hebt u over uw toekomst nagedacht?’
Hij wees in de kamer om zich heen. ‘Ik dacht erover om een winkel
met oude boeken te openen. Ik heb genoeg te verkopen.’
‘Uitstekend idee. Ik heb er een te koop, als u belangstelling
hebt.’
Hij besloot met de man mee te praten. Wat gaf het ook? Toch kon hij
aan de felle lichtpuntjes in de ogen van de oude man zien dat de
Deen het serieus meende.
Harde, knokige handen zochten in de zak van een jasje en
Thorvaldsen legde zijn kaartje op de bank.
‘Mijn privénummer. Als u geïnteresseerd bent, kunt u me
bellen.’
De oude man stond op.
Hij bleef zitten. ‘Waarom denkt u dat ik geïnteresseerd
ben?’
‘Dat bent u, meneer Malone.’
Hij stoorde zich aan die veronderstelling, vooral omdat de oude man
gelijk had.
Thorvaldsen schuifelde naar de voordeur.
‘Waar is die boekwinkel?’ vroeg hij. Hij vervloekte zichzelf omdat
hij zelfs maar enigszins belangstellend klonk.
‘In Kopenhagen. Waar anders?’
Hij had drie dagen gewacht tot hij belde. Het vooruitzicht in
Europa te wonen had hem altijd aangesproken. Had Thorvaldsen dat
ook geweten? Hij had het altijd voor onmogelijk gehouden dat hij in
het buitenland ging wonen. Hij was een marineman. Geboren en
getogen in Amerika. Maar dat was vóór Mexico City. Vóór die zeven
doden en negen gewonden.
Hij zag nog voor zich hoe zijn vrouw, van wie hij gescheiden
leefde, had gekeken op de dag nadat hij naar Kopenhagen had
gebeld.
‘Ik ben het met je eens. We zijn al lang genoeg uit elkaar, Cotton.
Het wordt tijd dat we officieel gaan scheiden.’ Dat zei ze met de
nuchterheid van de advocate die ze was.
‘Is er iemand anders?’ had hij gevraagd, al kon het hem niet
schelen.
‘Niet dat het er iets toe doet, maar, verdorie, het antwoord is “
ja”, Cotton, we zijn al vijf jaar uit elkaar. Jij hebt in die tijd
vast ook niet als een monnik geleefd.’
‘Je hebt gelijk. Het is tijd.’
‘Je gaat echt bij de marine weg?’
‘Heb ik al gedaan. Met ingang van gisteren.’
Ze schudde haar hoofd, zoals ze deed wanneer Gary moederlijke raad
nodig had. ‘Ben je dan nooit tevreden? De marine, toen de
pilotenopleiding, de rechtenstudie, jag, Magellan. En nu plotseling
uit alles weg. Wat nu weer?’
Hij had altijd een hekel gehad aan dat neerbuigende toontje van
haar. ‘Ik ga naar Denemarken.’
Er stond niets op haar gezicht te lezen. Hij had net zo goed kunnen
zeggen dat hij naar de maan verhuisde. ‘Waar zit je
achteraan?’
‘Ik heb er genoeg van om te worden beschoten.’
‘Sinds wanneer? Je was gek op Magellan.’
‘Het is tijd dat ik volwassen word.’
Ze glimlachte. ‘En dat wonder denk je te verrichten door naar
Denemarken te gaan?’
Hij was niet van plan het uit te leggen. Het kon haar toch niet
schelen. En dat vond hij best. ‘Ik moet met Gary praten.’
‘Waarom?’
‘Ik wil weten of hij daarmee kan leven.’
‘Sinds wanneer kan het jou iets schelen wat wij ergens van
vinden?’
‘Hij is de reden waarom ik eruit ben gestapt. Ik wil dat hij een
vader heeft...’
‘Dat is gelul, Cotton. Je bent eruit gestapt voor jezelf. Gebruik
die jongen niet als excuus. Wat je ook van plan bent, je doet het
voor jezelf, niet voor hem.’
‘Jij hoeft me niet te vertellen wat ik denk.’
‘Wie kan het je dan wel vertellen? We zijn een hele tijd getrouwd
geweest. Denk je dat het gemakkelijk voor me was om te wachten tot
je terugkwam uit God mocht weten waar? Om me af te vragen of je in
een lijkenzak terug zou komen? Ik heb de prijs betaald, Cotton. En
Gary ook. Maar die jongen houdt van je. Nee, hij verafgoodt je
onvoorwaardelijk. Jij en ik weten wat hij gaat zeggen, want hij
heeft een beter stel hersens dan een van ons tweeën. Ondanks alle
fouten die we samen hebben gemaakt, was hij een succes.’
Daar had ze ook gelijk in.
‘Hoor eens, Cotton. Het gaat me niet aan waarom je naar de andere
kant van de oceaan wilt. Als dat je gelukkig maakt, moet je het
doen. Maar je moet Gary niet als excuus gebruiken. Het laatste
waaraan hij behoefte heeft, is een ontevreden vader die zijn eigen
droevige kindertijd probeert goed te maken.’
‘Vind je het leuk om me te beledigen?’
‘Eigenlijk niet. Maar de waarheid moet gezegd worden. Dat weet jij
ook.’
Hij keek in de donkere boekwinkel om zich heen. Gedachten aan Pam leverden nooit iets goeds op. Haar afkeer van hem zat diep en dateerde al van vijftien jaar geleden, toen hij nog een onbezonnen jonge officier was. Hij was niet trouw geweest en dat wist ze. Ze waren naar een therapeut gegaan en waren vastbesloten geweest hun huwelijk tot een succes te maken, maar tien jaar later kwam hij op een dag van een missie terug en trof haar niet thuis aan. Ze had voor Gary en haarzelf een huis aan de andere kant van Atlanta gehuurd, en ze had alleen de dingen meegenomen die ze nodig hadden. Op een briefje stond hun nieuwe adres, met de mededeling dat hun huwelijk voorbij was. Pragmatisch en koud; typisch Pam. Maar vreemd genoeg had ze niet meteen een scheiding aangevraagd. In plaats daarvan hadden ze gewoon apart gewoond. Ze gingen beleefd met elkaar om en praatten alleen met elkaar als dat nodig was voor Gary.
Maar uiteindelijk werd het tijd om beslissingen
te nemen – over de hele linie.
En dus nam hij ontslag uit overheidsdienst, maakte hij een eind aan
zijn huwelijk, verkocht hij zijn huis en ging hij uit Amerika weg,
dat alles in één lange, verschrikkelijke, eenzame, vermoeiende maar
bevredigende week.
Hij keek op zijn horloge. Eigenlijk zou hij Gary moeten e-mailen.
Ze communiceerden minstens één keer per dag en in Atlanta was het
nu nog laat in de middag. Zijn zoon kwam over drie weken naar
Kopenhagen om een maand bij hem te logeren. Dat hadden ze vorige
zomer ook gedaan en hij verheugde zich op de tijd die ze met elkaar
zouden doorbrengen.
Zijn confrontatie met Stephanie zat hem nog steeds dwars. Hij had
zo’n naïviteit als die van haar wel vaker meegemaakt bij agenten
die zich weliswaar bewust waren van de risico’s maar daar simpelweg
aan voorbij gingen. Wat had ze ook weer altijd tegen hem gezegd?
Zeg het, doe het, preek het, schreeuw het, maar geloof nooit, ik
herhaal nooit, in je eigen onzin. Een goede raad die ze zelf in
acht had moeten nemen. Ze wist echt niet wat ze deed. Maar wist hij
dat wel? Vrouwen waren niet zijn sterke punt. Hoewel hij zijn halve
leven met Pam had doorgebracht, had hij eigenlijk nooit de tijd
genomen haar te leren kennen. Hoe zou hij Stephanie dan ooit kunnen
begrijpen? Hij zou zich niet met haar zaken moeten bemoeien. Per
slot van rekening was het háár leven.
Maar er knaagde iets aan hem.
Op zijn twaalfde had hij ontdekt dat hij geboren was met een
eidetisch geheugen. Geen fotografisch geheugen, zoals in films en
boeken voorkwam, maar hij kon zich details die de meeste mensen
vergaten uitstekend herinneren. Dat hielp hem enorm bij het
studeren, en talen maakte hij zich gemakkelijk eigen, maar soms was
het ergerlijk moeilijk om één feitje uit die grote massa herinnerde
feiten te plukken.
Zoals nu.