Villeneuve-les-Avignon

 

M

 

alone keek royce Claridon aan en zei: ‘Mijn complimenten.’

‘Ik heb veel geoefend.’ Claridon keek Stephanie aan. ‘U bent Lars’ vrouw?’
Ze knikte.
‘Hij was een vriend van me en een groot man. Zo intelligent. En ook zo naïef. Hij onderschatte zijn tegenstanders.’

Ze waren nog met zijn drieën in het solarium en Claridon zag Malone naar de deur kijken.
‘Niemand komt ons hier storen. Ze willen mijn geraaskal niet aanhoren. Ik heb ervoor gezorgd dat iedereen zich aan me ergert. Ze verheugen zich allemaal op de dag dat ik hier wegga.’
‘Hoelang bent u hier al?’
‘Vijf jaar.’
Malone was verbaasd. ‘Waarom?’
Claridon liep langzaam tussen de grote potplanten door. Achter de ruit hingen zwarte wolken boven de westelijke horizon. De zon schitterde tussen kieren door als vuur in een oven.
‘Er zijn mensen die zoeken wat Lars zocht. Dat doen ze niet openlijk, en ze willen ook zeker niet de aandacht trekken, maar ze rekenen wel onverbiddelijk af met mensen die hen in de weg staan. Daarom ben ik hierheen gekomen en doe ik of ik gek ben. Ze geven je hier goed te eten, voorzien in je behoeften, en vooral: ze stellen geen vragen. Ik heb in vijf jaar geen verstandig woord gezegd, behalve tegen mezelf. En ik kan u verzekeren dat het niet bevredigend is om tegen jezelf te praten.’
‘Waarom praat u tegen ons?’ vroeg Stephanie.
‘U bent Lars’ weduwe. Voor hem doe ik alles.’ Claridon wees. ‘En dat briefje. Gestuurd door iemand met kennis van zaken. Misschien door de mensen die ik noemde, degenen die niet toestaan dat iemand hen in de weg staat.’
‘Stond Lars hen in de weg?’ vroeg Stephanie.
Claridon knikte. ‘Veel mensen wilden weten wat hij had ontdekt.’
‘Wat was uw connectie met hem?’ vroeg Stephanie.
‘Ik had toegang tot de handel in tweedehands boeken. Hij had veel obscure werken nodig.’
Malone wist dat niet alleen verzamelaars naar tweedehands boekwinkels kwamen, maar ook onderzoekers.
‘We raakten uiteindelijk bevriend en hij wist me enthousiast te maken voor wat hij deed. Ik kom uit dit deel van het land. Mijn familie is hier al sinds de middeleeuwen. Sommige van mijn voorouders waren Katharen die door de katholieken op de brandstapel zijn gezet. Maar toen ging Lars dood. Verschrikkelijk. Na hem gingen anderen ook dood. En dus ging ik hierheen.’
‘Welke anderen?’
‘Een boekhandelaar in Sevilla. Een bibliothecaris in Marseille. Een student in Rome. Om van Mark nog maar te zwijgen.’
‘Ernst Scoville is ook dood,’ zei Stephanie. ‘Vorige week door een auto overreden, kort nadat ik met hem had gesproken.’
Claridon bekruiste zich snel. ‘Degenen die op onderzoek uitgaan, moeten daar zwaar voor boeten. Vertelt u me eens,’ vroeg hij haar, ‘weet u iets?’
‘Ik heb Lars’ notitieboek.’
Er kwam een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. ‘Dan verkeert u in levensgevaar.’
‘Waarom?’ vroeg Malone.
‘Dit is verschrikkelijk.’ Claridons woorden kwamen nu snel. ‘Zo verschrikkelijk. Het is niet goed dat u erbij betrokken bent. U hebt uw man en uw zoon verloren...’
‘Wat weet u over Mark?’
‘Ik ben kort na zijn dood hierheen gegaan.’
‘Mijn zoon is door een lawine om het leven gekomen.’
‘Dat is niet waar. Hij is gedood. Net als de anderen die ik noemde.’
Malone en Stephanie stonden zwijgend te wachten tot het vreemde kleine mannetje uitleg gaf.
‘Mark volgde sporen die zijn vader jaren eerder had ontdekt. Hij was niet zo gepassioneerd als Lars, en het kostte hem jaren om Lars’ aantekeningen te ontcijferen, maar ten slotte begreep hij er iets van. Hij ging naar de bergen in het zuiden om op zoek te gaan, maar kwam niet terug. Net als zijn vader.’
‘Mijn man heeft zich aan een brug verhangen.’
‘Dat weet ik, maar ik heb me altijd afgevraagd wat er echt gebeurd is.’
Stephanie zei niets, maar met haar zwijgen gaf ze te kennen dat zij zich dat ook wel eens had afgevraagd.
‘U zei dat u hierheen bent gekomen om aan bepaalde mensen te ontsnappen. Wie zijn dat?’ vroeg Malone. ‘De tempeliers?’
Claridon knikte. ‘Ik heb twee keer oog in oog met hen gestaan. Dat was niet prettig.’
Malone besloot daar niet meteen op in te gaan. Hij had het briefje nog in zijn hand dat naar Ernst Scoville in Rennes-le-Château was gestuurd. Hij maakte er een gebaar mee. ‘Hoe kunt u de weg wijzen? Waar moeten we heen? En wie is die ingenieur voor wie we op onze hoede moeten zijn?’
‘Zij zoekt naar hetzelfde als Lars. Ze heet Cassiopeia Vitt.’
‘Is ze goed met een geweer?’
‘Ze heeft veel talenten. Schieten is daar vast wel een van. Ze woont in Givors, een oud vestingstadje. Ze is een gekleurde vrouw, een moslim, en ze bezit grote rijkdom. Ze werkt in het bos om met dertiendeeeuwse technieken een kasteel weer op te bouwen. Haar kasteel staat in de buurt en ze houdt persoonlijk toezicht op de herbouw en noemt zich l’ingenieur. De ingenieur. Hebt u haar ontmoet?’
‘Twee keer. Ze heeft mijn leven gered in Kopenhagen en Avignon. Daarom vraag ik me af waarom iemand ons waarschuwt om voor haar op onze hoede te zijn.’
‘Haar motieven zijn verdacht. Ze zoekt wat Lars zocht, maar om andere redenen.’
‘En wat zoekt ze dan?’ vroeg Malone, die genoeg had van al die raadsels.
‘Wat de broeders van de Tempel van Salomon lang geleden hebben achtergelaten. Hun Grote Nalatenschap. Wat de priester Saunière heeft ontdekt. Wat de broeders al eeuwen zoeken.’
Malone geloofde daar geen woord van, maar hij zwaaide weer met het papier. ‘Stuurt u ons dan in de juiste richting.’
‘Zo simpel is het niet. Het spoor is erg moeilijk te volgen.’ ‘Weet u niet eens waar u moet beginnen?’
‘Als u Lars’ notitieboek hebt, bezit u meer kennis dan ik. Hij had het vaak over het notitieboek, maar ik mocht het nooit inzien.’
‘We hebben ook een exemplaar van Pierres Gravées du Languedoc,’ zei Stephanie.
Claridons mond viel even open. ‘Ik heb nooit in het bestaan van dat boek geloofd.’
Ze greep in haar tas en liet hem het boek zien. ‘Het is echt.’
‘Mag ik de grafsteen zien?’
Ze sloeg de desbetreffende pagina op en liet hem de tekening zien. Claridon keek er met grote belangstelling naar. De oudere man glimlachte. ‘Lars zou blij zijn geweest. Het is een goede tekening.’
‘Wilt u het uitleggen?’ vroeg Malone.
‘Pastoor Bigou hoorde een geheim van Marie d’Hautpoul de Blanchefort. Dat was kort voor ze stierf. Toen hij in 1793 Frankrijk ontvluchtte, besefte Bigou dat hij nooit terug zou komen, en dus verborg hij alles wat hij wist in de kerk van Rennes-le-Château. Die informatie is later, in 1891, door Saunière in een glazen buisje gevonden.’
‘Dat weten we al,’ zei Malone. ‘Maar we weten niet wat Bigous geheim was.’
‘O, maar dat weet u,’ zei Claridon. ‘Laat me Lars’ notitieboek eens zien.’
Stephanie gaf hem het notitieboek. Hij bladerde er vlug in en liet hun een bladzijde zien.

‘Dit cryptogram zou in het glazen buisje hebben gezeten.’
‘Hoe weet u dat?’ vroeg Malone.
‘Om dat te weten moet u Saunière begrijpen.’
‘We zijn een en al oor.’
‘Toen Saunière nog leefde, is er nooit een woord geschreven over het geld dat hij aan de kerk en de andere gebouwen heeft uitgegeven. Niemand buiten Rennes wist daar zelfs iets van. Toen hij in 1917 stierf, dacht niemand meer aan hem. Zijn papieren en bezittingen waren gestolen of vernietigd. In 1947 verkocht zijn maîtresse de hele nalatenschap aan een zekere Noël Corbu. De maîtresse stierf zes jaar later. Het zogenaamde verhaal over Saunière, over de grote schat die hij gevonden zou hebben, verscheen in 1956 voor het eerst in druk. Een plaatselijke krant, La Dépêche du Midi, publiceerde drie afleveringen waarin het ware verhaal zou worden verteld. Maar de bron van dat materiaal was Corbu.’
‘Dat weet ik,’ zei Stephanie. ‘Hij verfraaide alles, voegde dingen aan het verhaal toe, maakte er een heel ander verhaal van. Daarna kwamen er meer persberichten en werd het verhaal steeds fantastischer.’
Claridon knikte. ‘De feiten moesten het afleggen tegen de verzinsels.’
‘U hebt het nu over de perkamenten?’ vroeg Malone.
‘Een uitstekend voorbeeld. Saunière heeft geen perkamenten in die altaarzuil gevonden. Nooit. Corbu en de anderen voegden dat detail toe. Niemand heeft die perkamenten ooit gezien, en toch staan hun teksten afgedrukt in talloze boeken en zouden ze elk een of andere gecodeerde boodschap bevatten. Het is allemaal onzin, en dat wist Lars ook.’
‘Maar Lars publiceerde de teksten van de perkamenten in zijn boeken,’ zei Malone.
‘Daar heb ik met hem over gesproken. Hij wilde alleen maar aantonen dat mensen dol zijn op raadsels. Maar ik weet dat hij er moeite mee had.’
Malone begreep het niet goed. ‘Dus het verhaal over Saunière is een leugen?’
Claridon knikte. ‘De moderne versie is grotendeels onjuist. De meeste boeken brengen Saunière ook in verband met de schilderijen van Nicolas Poussin, met name Et in Arcadia ego. Saunière zou zogenaamd in 1893 met de twee perkamenten die hij had gevonden naar Parijs zijn gegaan om ze te laten ontcijferen, en toen hij daar was, zou hij in het Louvre een kopie hebben gekocht van dat schilderij, en nog twee andere schilderijen. Daar zouden geheime boodschappen in te vinden zijn. Het probleem is echter dat het Louvre in die tijd geen kopieën van schilderijen verkocht. Bovendien blijkt nergens uit dat Et in Arcadia ego in 1893 zelfs maar in het Louvre aanwezig was. Maar de verspreiders van die verzinsels maakten zich niet druk om fouten. Ze gingen ervan uit dat niemand de feiten zou natrekken, en een tijdlang hadden ze daar gelijk in.’
Malone wees naar het cryptogram.’Waar heeft Lars dit gevonden?’
‘Corbu heeft een manuscript over Saunière geschreven.’
Hij herinnerde zich enkele woorden die op de acht bladzijden stonden die naar Ernst Scoville waren gestuurd. Lars had over de maîtresse geschreven: Op een gegeven moment vertelde ze Noël Corbu over een van Saunières geheime bergplaatsen. Corbu schreef daarover in zijn manuscript dat ik kon vinden.
‘Terwijl Corbu een groot deel van de tijd bezig was journalisten verzinsels over Rennes op de mouw te spelden, heeft hij in zijn manuscript waarschijnlijk het echte verhaal opgeschreven, zoals hij dat van de maîtresse had gehoord.’
Er ging nog meer van wat Lars had geschreven door Malones hoofd: Corbu heeft nooit bekendgemaakt wat hij heeft gevonden, als hij al iets vond. Maar als je de rijkdom aan informatie in zijn manuscript ziet, vraag je je af waar hij alles waarover hij schrijft heeft gehoord.
‘Corbu liet het manuscript natuurlijk aan niemand zien, aangezien de waarheid lang niet zo boeiend was als de verzinsels. Hij kwam eind jaren zestig bij een auto-ongeluk om het leven en zijn manuscript verdween. Maar Lars vond het.’
Malone keek naar de rijen letters en symbolen van het cryptogram. ‘Wat is dit dan? Een soort code?’
‘Een vrij veel voorkomende code in de achttiende en negentiende eeuw. Willekeurige letters en symbolen in een raster. Ergens in al die chaos zit een boodschap. Elementair, eenvoudig en in die tijd heel moeilijk te ontcijferen. Tegenwoordig nog steeds, als je de sleutel niet hebt.’
‘Wat bedoelt u?’
‘Je moet de numerieke volgorde weten om de juiste letters van de boodschap te vinden. Om het nog ingewikkelder te maken was het beginpunt van het raster soms ook willekeurig.’
‘Heeft Lars het ooit ontcijferd?’ vroeg Stephanie.
Claridon schudde zijn hoofd. ‘Dat lukte hem niet, en dat vond hij frustrerend. Maar in de weken voor zijn dood dacht hij dat hij op een nieuwe aanwijzing was gestuit.’
Malone begon door zijn geduld heen te raken. ‘Hij zal u wel niet hebben verteld wat die aanwijzing was.’
‘Nee, monsieur. Zo was hij nu eenmaal.’
‘Waar moeten we nu heen? Wijst u ons de weg, zoals u geacht wordt te doen.’
‘Komt u hier om vijf uur vanmiddag terug, op de weg net voorbij het hoofdgebouw, en wacht daar. Ik kom naar u toe.’
‘Hoe kunt u hier weg komen?’
‘Niemand hier zal het erg vinden om mij te zien vertrekken.’
Malone en Stephanie wisselden een blik. Blijkbaar vroeg ze zich, net als hij, af of het verstandig was om Claridons instructies op te volgen. Tot nu toe hadden ze steeds weer gevaarlijke of paranoïde persoonlijkheden op hun weg gevonden, om van wilde speculaties maar te zwijgen. Maar er was wel iets aan de hand, en als hij meer aan de weet wilde komen, moest hij zich aan de regels houden van het mannetje dat nu tegenover hem stond.
Toch wilde hij één ding weten: ‘Waar gaan we heen?’
Claridon draaide zich om naar het raam en wees naar het oosten. In de verte, kilometers van hen vandaan, stond op een heuveltop met uitzicht op Avignon een paleisvesting in oriëntaalse stijl, als iets uit Arabië. Het leek wel een gouden licht te verspreiden en stak met zijn vluchtige helderheid tegen de oostelijke hemel af. Zo te zien bestond het uit verschillende gebouwen die op elkaar waren gestapeld, elk met de rots als fundering. Het stond daar alsof het iedereen wilde uitdagen. Zoals de bewoners ook bijna honderd jaar hadden gedaan, toen zeven Franse pausen van achter de muren van dat fort over het christendom heersten.
‘Naar het palais des popes,’ zei Claridon.
Het paleis van de pausen.