23.50 uur
M
alone nam geen risico en verliet de kerk door een achterdeur voorbij de sacristie. Hij kon zich geen zorgen maken om de twee bewusteloze mannen. Op dit moment moest hij naar Stephanie, of ze nu iets met hem te maken wilde hebben of niet. Het was duidelijk dat de man uit de kathedraal, de man die Peter Hansen had gedood, zijn eigen problemen had. Iemand had zijn twee medeplichtigen uitgeschakeld. Malone had geen idee wie dat was of waarom hij het had gedaan, maar hij was dankbaar, want het zou anders moeilijk zijn geweest om uit die crypte te ontsnappen. Hij vervloekte weer zichzelf omdat hij hierbij betrokken was geraakt, maar het was nu te laat om ervan weg te lopen. Hij deed mee, of hij dat nu leuk vond of niet.
Hij verliet de Strøget met een omweg en ging uiteindelijk naar Kongens Nytorv, een typisch druk stadsplein met statige gebouwen. Zijn zintuigen waren uiterst alert en hij keek voortdurend of hij werd gevolgd, maar er kwam niemand achter hem aan. Op dit late uur waren er niet veel mensen op het plein. In Nyhavn, net voorbij de oostkant van het plein, waar een kleurrijke havenpromenade langs huizen met puntgevels lag, zaten nog mensen op terrassen aan de waterkant te eten. Er klonk daar ook muziek.
Hij liep vlug over het trottoir naar het Hotel d’Angleterre. Het helder verlichte hotel van zeven verdiepingen keek uit op de zee en strekte zich uit over een heel blok. Het stijlvolle gebouw dateerde uit de achttiende eeuw, en in de kamers, wist hij, hadden koningen, keizers en presidenten gelogeerd.
Hij ging naar binnen en liep langs de receptie. Uit de lounge kwam zachte muziek. Er waren nog een paar late gasten. Op een marmeren tafel stond een rij huistelefoons en hij gebruikte een daarvan om naar Stephanie Nelles kamer te bellen. De telefoon ging drie keer over voordat er werd opgenomen.
‘Wakker worden,’ zei hij.
‘Jij luistert niet goed, hè, Cotton?’ Ze sprak
nog op dezelfde kribbige toon als in Roskilde.
‘Peter Hansen is dood.’
Er volgde een moment van stilte.
‘Ik ben in 610.’
Hij liep de kamer in. Stephanie droeg een ochtendjas van het hotel. Hij vertelde haar alles wat in de laatste uren was gebeurd. Ze luisterde zwijgend, zoals ze vroeger ook altijd had gedaan als hij verslag uitbracht, maar hij zag een zekere verslagenheid in haar vermoeide trekken, een teken dat ze van houding veranderde, hoopte hij.
‘Vind je het nu goed dat ik je help?’ vroeg hij.
Ze keek hem aan met ogen die, zoals hij vaak had opgemerkt, met haar stemmingen van kleur veranderden. In sommige opzichten deed ze hem aan zijn moeder denken, al was Stephanie maar een jaar of tien ouder dan hij. Haar woede van eerder op de dag paste wel bij haar. Ze hield er niet van om fouten te maken en ze vond het verschrikkelijk als anderen kritiek op haar hadden. Haar talent zat niet in het verzamelen van informatie maar in het analyseren en beoordelen daarvan. Ze was een nauwgezette organisator die met de geslepenheid van een luipaard haar plannen maakte. Hij had haar vaak zonder enige aarzeling moeilijke beslissingen zien nemen – zowel ministers van Justitie als presidenten hadden op haar koelbloedigheid vertrouwd – en verbaasde zich nu dan ook over de problemen waarin ze verzeild was geraakt en het vreemde effect daarvan op haar anders zo goede beoordelingsvermogen.
‘Ik heb ze naar Hansen geleid,’ mompelde ze. ‘In de kathedraal verbeterde ik hem niet toen hij suggereerde dat Hansen het notitieboek van Lars had.’ Ze vertelde hem over het gesprek.
‘Beschrijf hem.’ Toen ze dat deed, zei Malone:
‘Dat is dezelfde man die de schietpartij begon en Hansen
doodschoot.’
‘De man die van de Ronde Toren sprong, werkte voor hem. Hij kwam
mijn tasje stelen omdat Lars’ notitieboek daarin zat.’
‘En daarna ging hij naar de veiling, omdat hij wist dat jij daar
zou zijn. Wie wisten dat je daarheen ging?’
‘Alleen Hansen. Op het ministerie weten ze alleen dat ik op
vakantie ben. Ik heb mijn wereldtelefoon bij me, maar ik heb laten
weten dat ik niet gestoord wil worden, tenzij zich een catastrofale
noodsituatie voordoet.’
‘Waar heb je over die veiling gehoord?’
‘Drie weken geleden kwam er een pakje dat verstuurd was vanuit
Avignon in Frankrijk. Er zat een briefje in, en ook Lars’
notitieboek.’ Ze zweeg even. ‘Ik had dat notitieboek in geen jaren
gezien.’
Hij wist dat dit gespreksonderwerp onder normale omstandigheden
taboe was. Lars Nelle had elf jaar geleden zelfmoord gepleegd. Hij
had aan een brug in het zuiden van Frankrijk gehangen, met in zijn
zak een briefje waarop alleen vaarwel stephanie stond. Voor een
geleerde die een groot aantal boeken had geschreven was zo’n
simpele groet bijna een aanfluiting. Hoewel Stephanie en haar man
indertijd gescheiden van elkaar leefden, was het een zware slag
voor Stephanie geweest. Malone herinnerde zich hoe moeilijk de
maanden daarna waren geweest. Ze hadden nooit over zijn dood
gesproken, en zelfs nu was het heel bijzonder dat ze erover
begon.
‘Wat stond er in dat notitieboek?’ vroeg hij.
‘Lars had een fascinatie voor de geheimen van
Rennes-le-Château...’
‘Dat weet ik. Ik heb zijn boeken gelezen.’
‘Dat heb je me nooit eerder verteld.’
‘Je hebt er nooit naar gevraagd.’
Blijkbaar voelde Stephanie aan dat hij zich ergerde. Er gebeurde
van alles en ze hadden geen tijd voor beuzelarijen.
‘Lars verdiende zijn geld met het uiteenzetten van theorieën over
wat er misschien wel en misschien niet verborgen was in en rond
Rennes-leChâteau,’ zei ze. ‘Maar hij schreef veel van zijn
persoonlijke gedachten alleen in het notitieboek, dat hij altijd
bij zich had. Toen hij dood was, dacht ik dat Mark het
had.’
Ook een lastig onderwerp. Mark Nelle was een in Oxford opgeleide
historicus geweest, gespecialiseerd in de middeleeuwen. Hij was
docent geweest aan de universiteit van Toulouse, in het zuiden van
Frankrijk. Vijf jaar geleden was hij in de Pyreneeën verdwenen. Een
lawine was de oorzaak. Zijn lichaam was nooit gevonden. Malone wist
dat de tragedie versterkt werd door het feit dat Stephanie en haar
zoon nooit zo’n nauwe band hadden gehad. Er zat veel kwaad bloed in
de familie Nelle, maar dat waren zijn zaken niet.
‘Dat verrekte notitieboek was net een geest die bij me kwam
rondspoken,’ zei ze. ‘Daar was het dan: Lars’ handschrift. In het
briefje stond dat het boek op die veiling zou worden aangeboden. Ik
herinnerde me dat Lars erover sprak, en er werd in het notitieboek
ook naar verwezen, en dus kwam ik hierheen om het te
kopen.’
‘En er gingen geen alarmbellen af in je hoofd?’
‘Waarom? Mijn man was niet betrokken bij mijn werk. Hij deed
onschuldig onderzoek naar dingen die niet bestaan. Hoe kon ik weten
dat er mensen bij betrokken waren die over lijken gaan?’
‘Toen die man van de Ronde Toren sprong, was dat duidelijk genoeg.
Je had toen naar mij toe moeten komen.’
‘Ik moet dit alleen doen.’
‘Wat moet je doen?’
‘Dat weet ik niet, Cotton.’
‘Waarom is dat boek zo belangrijk? Ik hoorde op de veiling dat het
een onopvallend verslag is, zonder enige betekenis. Ze waren
verrast toen het zoveel opbracht.’
‘Ik heb geen idee.’ Stephanie klonk weer geërgerd. ‘Echt niet. Twee
weken geleden ging ik in Lars’ notitieboek zitten lezen, en ik moet
zeggen dat ik het fascinerend vond. Tot mijn schande moet ik
bekennen dat ik tot aan vorige week nooit een van zijn boeken heb
gelezen. Toen ik dat wel deed, schaamde ik me verschrikkelijk voor
mijn houding tegenover hem. In elf jaar tijd kun je een heel andere
kijk op de dingen krijgen.’
‘Wat was je van plan?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Dat weet ik niet. Gewoon het boek kopen.
Het lezen en dan kijken wat ik ging doen. Terwijl ik hier in Europa
was, wilde ik naar Frankrijk gaan en een paar dagen in Lars’ huis
doorbrengen. Ik ben daar een hele tijd niet geweest.’
Blijkbaar probeerde ze vrede te sluiten met demonen, maar de
realiteit was er ook nog. ‘Je hebt hulp nodig, Stephanie. Er is
hier meer aan de hand en ik heb ervaring met dit soort
dingen.’
‘Moet jij geen boeken verkopen?’
‘Mijn personeel kan wel een paar dagen zonder mij.’
Ze aarzelde. Blijkbaar dacht ze over zijn aanbod na. ‘Jij was de
beste die ik ooit heb gehad. Ik ben nog steeds kwaad omdat je
wegging.’ ‘Ik moest doen wat ik moest doen.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Het idee dat Henrik Thorvaldsen je van ons
wegkaapte, maakte het allemaal nog erger.’
Het jaar daarvoor, toen hij ontslag had genomen en tegen haar had
gezegd dat hij van plan was naar Kopenhagen te verhuizen, was ze
blij voor hem geweest, totdat ze hoorde dat Thorvaldsen erbij
betrokken was. Zoals nu eenmaal haar aard was, had ze nooit
uitgelegd wat de reden was en hij was zo verstandig geweest er niet
naar te vragen.
‘Ik heb nog meer slecht nieuws voor je,’ zei hij. ‘Degene die het
hoogste bod op het boek uitbracht? Door de telefoon? Dat was
Henrik.’
Ze keek hem vol minachting aan.
‘Hij werkte met Peter Hansen samen,’ zei hij.
‘Hoe ben je tot die conclusie gekomen?’
Hij vertelde haar wat hij op de veiling had gehoord en wat de man
door de portofoon tegen hem had gezegd. Ik verafschuw mensen die me
bedriegen. ‘Blijkbaar wilde Hansen van twee walletjes eten en
belandde hij zo in de sloot.’
‘Verlaat de kamer en wacht op me,’ zei ze.
‘Daarvoor ben ik gekomen. Jij en Henrik moeten met elkaar praten.
Maar we moeten hier voorzichtig weggaan. Misschien staan die mannen
nog buiten op de loer.’
‘Ik ga me aankleden.’
Hij liep naar de deur. ‘Waar is Lars’ notitieboek?’
Ze wees naar de safe.
‘Neem het mee.’
‘Is dat verstandig?’
‘De politie zal Hansens lichaam vinden. Ze doen er heus niet lang
over om de lijntjes tussen de stippen te trekken. We moeten klaar
zijn om in actie te komen.’
‘Ik weet wel raad met de politie.’
Hij keek haar aan. ‘Washington stond in Roskilde voor je in omdat
ze niet weten wat je doet. Reken maar dat iemand op Justitie dat nu
aan het uitzoeken is. Je hebt een hekel aan vragen, en als de
minister van Justitie belt, kun je niet tegen hem zeggen dat hij
naar de pomp kan lopen. Ik weet nog steeds niet precies wat je
doet, maar één ding weet ik wel: je wilt er niet over praten. Dus
pak je spullen bij elkaar.’
‘Ik mis die arrogantie niet.’
‘En ik verlang terug naar jouw zonnige humeur. Kun je nou niet één
keer doen wat ik van je vraag? Ook zonder stommiteiten is het al
moeilijk genoeg om in het veld te opereren.’
‘Daar hoef je me niet aan te herinneren.’
‘Nee, vast niet.’
En hij ging de kamer uit.