R

aymond de roquefort stond buiten de kathedraal, voorbij de menigte nieuwsgierigen, en keek naar de gebeurtenissen. Hij had zich samen met zijn helpers teruggetrokken in de schaduw van de dikke bomen op het plein bij de kathedraal. Hij had door een zijdeur kunnen ontsnappen op het moment dat de politie de hoofdingang bestormde. Blijkbaar had niemand hem opgemerkt. De politie zou zich voorlopig op Stephanie Nelle en Cotton Malone concentreren. Het zou even duren voordat getuigen het over andere mannen met pistolen hadden. Hij kende dit soort situaties en wist dat degenen die het hoofd koel hielden altijd de overhand hadden. Daarom zei hij tegen zichzelf dat hij moest ontspannen. Zijn mannen moesten het gevoel hebben dat hij alles onder controle had.

De voorkant van de bakstenen kathedraal baadde in rood en wit flikkerlicht. Er kwam steeds meer politie. Hij stond versteld van het aantal politieagenten in een stadje als Roskilde.

Mensen kwamen nu massaal van het nabijgelegen grote plein hierheen. Het werd allemaal steeds chaotischer, en dat was gunstig. Hij had zich altijd erg goed in chaotische situaties kunnen bewegen, mits hijzelf die chaos beheerste.

Hij keek de twee mannen aan die met hem in de kerk waren geweest. ‘Ben je gewond?’ vroeg hij aan de man die was geraakt.
De aangesprokene trok zijn jasje opzij om hem te laten zien dat het kogelwerend vest zijn werk had gedaan. ‘Alleen een beetje pijn.’
Hij zag zijn twee andere ondergeschikten uit de menigte tevoorschijn komen. Het waren de mannen die hij naar de veiling had gestuurd. Ze hadden over de radio gemeld dat Stephanie Nelle niet het hoogste bod had uitgebracht. En dus had hij hun opgedragen haar naar hem toe te sturen. Hij had gedacht dat hij haar misschien kon intimideren, maar dat was niet gelukt. Erger nog, hij had hiermee veel aandacht op zijn activiteiten gevestigd. Maar dat kwam door Cotton Malone. Zijn mannen hadden Malone op de veiling gezien en hij had opdracht gegeven hem vast te houden terwijl hij met Stephanie Nelle praatte. Blijkbaar was dat ook mislukt.
De twee kwamen dichterbij en een van hen zei: ‘We zijn Malone kwijtgeraakt.’
‘Ik heb hem gevonden.’
‘Hij is vindingrijk. En hij heeft lef.’
Hij wist dat het waar was. Hij had onderzoek naar Cotton Malone gedaan toen hij had gehoord dat Stephanie Nelle naar Denemarken ging en hem zou opzoeken. Aangezien het heel goed mogelijk was dat Malone iets met haar plannen te maken had, had hij getracht zo veel mogelijk over hem aan de weet te komen.
Hij heette officieel Harold Earl Malone. Hij was zesenveertig jaar oud, geboren in de Amerikaanse staat Georgia. Zijn moeder kwam daar oorspronkelijk vandaan, zijn vader was een marineofficier die aan de academie in Annapolis had gestudeerd en het tot kapitein-luitenantter-zee had gebracht, totdat zijn onderzeeboot was gezonken. Malone was toen tien jaar oud geweest.
De zoon trad in de voetsporen van zijn vader. Hij ging naar de marineacademie en toen hij afstudeerde, behoorde hij tot het beste derde deel van zijn klas. Hij werd tot de pilotenopleiding toegelaten, waar hij zulke goede resultaten behaalde dat hij voor de opleiding tot gevechtsvlieger mocht kiezen. Maar halverwege die opleiding vroeg hij vreemd genoeg overplaatsing aan en ging hij rechten studeren aan de universiteit van Georgetown. Tijdens zijn studie was hij gestationeerd in het Pentagon. Daarna werd hij overgeplaatst naar het jag-korps, het juristenkorps binnen de Amerikaanse marine, waar hij negen jaar werkte. Dertien jaar geleden werd hij overgeplaatst naar het ministerie van Justitie, waar hij deel uitmaakte van de pas opgerichte Magellan-eenheid van Stephanie Nelle. Hij bleef daar tot het vorige jaar, toen hij met de rang van kapitein-luitenant-ter-zee de dienst verliet.
Wat zijn privéleven betrof: Malone was gescheiden en zijn veertienjarige zoon woonde bij zijn ex-vrouw in Georgia. Onmiddellijk nadat hij de dienst had verlaten, was Malone uit Amerika naar Kopenhagen vertrokken. Hij was een verstokte bibliofiel en hij was ook katholiek, al was hij blijkbaar niet overdreven religieus ingesteld. Hij sprak verschillende talen redelijk goed, leed voor zover bekend niet aan verslavingen of fobieën, en kon met zoveel motivatie en toewijding opereren dat het bijna een obsessie leek. Hij had ook een eidetisch geheugen. Al met al was hij precies het soort man dat De Roquefort liever in zijn dienst wilde hebben dan als tegenstander.
En dat was in de afgelopen minuten bewezen.
Een overmacht van drie tegen één was voor Malone blijkbaar geen probleem, zeker niet toen hij in de veronderstelling was dat Stephanie Nelle in gevaar verkeerde.
Eerder die dag had De Roqueforts jonge medewerker blijk gegeven van trouw en moed, al was de man bij het stelen van Stephanie Nelles tasje overhaast te werk gegaan. Hij had moeten wachten tot ná haar bezoek aan Cotton Malone, als ze op de terugweg naar haar hotel was, alleen en kwetsbaar. Misschien had hij extra zijn best willen doen omdat hij wist hoe belangrijk de missie was. Misschien was het alleen maar ongeduld geweest. Maar toen de jongeman op de Ronde Toren in het nauw was gedreven, had hij terecht de dood boven gevangenschap verkozen. Het was jammer, maar zo voltrok het leerproces zich nu eenmaal. Degenen met hersenen en capaciteiten maakten carrière. Alle anderen werden geëlimineerd.
Hij keek een van de medewerkers aan die in de veilinghal waren geweest en vroeg: ‘Ben je erachter gekomen wie de hoogste bieder was?’
De jongeman knikte. ‘Het kostte duizend kronen om het personeelslid om te kopen.’
Hij interesseerde zich niet voor de prijs van zwakheid. ‘De naam?’
‘Henrik Thorvaldsen.’
De telefoon in zijn zak trilde. Zijn nummer twee wist dat hij bezig was; het moest dus wel iets belangrijks zijn. Hij klapte het toestelletje open.
‘Het gaat gauw gebeuren,’ zei de stem in zijn oor.
‘Hoe gauw?’
‘Binnen de komende uren.’
Een onverwacht voordeel.
‘Ik heb een opdracht voor je,’ zei hij in de telefoon. ‘Het gaat om een zekere Henrik Thorvaldsen. Een rijke Deen; hij woont ten noorden van Kopenhagen. Ik weet al iets, maar ik wil binnen een uur alle informatie over hem hebben. Bel me terug als je zover bent.’
Toen verbrak hij de verbinding en keek zijn ondergeschikten aan.
‘We moeten naar huis terug. Maar eerst hebben we nog twee dingen te doen voordat het ochtend wordt.’