Ruw ontwaken
Jezal glimlachte toen hij langzaam ontwaakte. Deze waanzinnige missie was achter de rug, en straks zou hij terug zijn in Adua. Terug in Ardees armen. Warm en veilig. Hij kroop verheerlijkt omlaag onder de dekens bij die gedachte. Toen fronste hij zijn voorhoofd. Er werd geklopt. Hij opende zijn ogen een stukje. Iemand siste naar hem vanaf de andere kant van de kamer, en hij draaide zijn hoofd om.
Hij zag Terez’ gezicht, bleek in de duisternis, tussen de bedgordijnen door loeren, en de laatste paar weken stortten in een vreselijke vloed weer over hem heen. Ze zag er nog net zo uit als de dag dat hij met haar was getrouwd, dat zeker, maar toch kwam het perfecte gezicht van zijn koningin hem nu lelijk en hatelijk voor.
De koninklijke slaapkamer was een slagveld geworden. De grens, die met ijzeren vastberadenheid werd bewaakt, was een onzichtbare streep tussen de deur en de open haard, die Jezal alleen met gevaar voor eigen leven kon oversteken. De andere kant van de kamer was Styriaans grondgebied, en het enorme bed zelf was Terez’ sterkste citadel, met een kennelijk ondoordringbare verdediging. Op de tweede avond van hun huwelijk, misschien in de hoop dat er een misverstand was ontstaan op de eerste, had hij een halfhartige aanval ondernomen, die hem een bloedneus had opgeleverd. Sindsdien had hij zich moedeloos opgemaakt voor een lange en vruchteloze belegering.
Terez was de meesteres van de misleiding. Hij mocht slapen op de grond, of op een of ander meubelstuk dat net niet lang genoeg was, of waar hij maar wilde, zolang hij maar niet bij haar kwam liggen. Bij het ontbijt glimlachte ze naar hem en sprak over koetjes en kalfjes, soms legde ze zelfs haar hand teder op die van hem als ze wist dat ze werden gadegeslagen. Af en toe kreeg ze zelfs hém zover dat hij geloofde dat alles nu goed was, maar zodra ze alleen waren draaide ze hem de rug toe, knuppelde hem neer met haar zwijgen of doorstak hem met blikken van zo’n enorme minachting en walging dat hij wel kon overgeven.
Haar hofdames gedroegen zich ten opzichte van hem met nauwelijks minder minachting als hij de pech had zich in hun fluisterende gezelschap te bevinden. Een van hen vooral, gravin Shalere, kennelijk de beste vriendin van zijn vrouw sinds ze heel klein waren, bekeek hem altijd met een moorddadige haat. Eén keer was hij toevallig een zitkamer binnengelopen waar ze alle twaalf om Terez heen zaten en in het Styriaans mompelden. Hij voelde zich als een boerenknul die op een kring van bijzonder vaardige heksen was gestuit, bezig met het zingen van een of andere zwarte vloek. Waarschijnlijk tegen hem gericht. Ze gaven hem het gevoel dat hij het laagste, afstotelijkste schepsel was dat leefde. En hij was de koning, in zijn eigen paleis.
Om een of andere reden leefde hij met een onverklaarbare angst dat iemand de waarheid zou ontdekken, maar als een van de bedienden al iets had gemerkt, dan hielden ze dat voor zich. Hij vroeg zich af of hij het aan iemand moest vertellen, maar aan wie dan? En wat? Schatmeester, goedendag. Mijn vrouw weigert met me te neuken. Eminentie, hoe gaat het met u? Mijn vrouw wil niet naar me kijken. Hoogrechter, mooi weer vandaag, hè? Trouwens, de koningin minacht me. Bovenal vreesde hij het vooruitzicht om het tegen Bayaz te zeggen. Hij had de magiër met onomwonden bewoordingen laten weten dat die zich niet met zijn privéaangelegenheden moest bemoeien, dus kon hij nu moeilijk met de staart tussen de benen naar hem toe gaan.
En dus ging hij mee in de fantasie, ongelukkig en verward, en met elke dag dat hij deed alsof hij van het huwelijksgeluk genoot werd het onmogelijker om een uitweg te vinden. Zijn hele leven strekte zich voor hem uit: liefdeloos, vriendeloos, slapen op de grond.
‘Nou?’ snauwde Terez.
‘Nou wat?’ grauwde hij terug.
‘De deur!’
Op dat moment werd er ruw op de deur gebonsd, waardoor die rammelde in het kozijn. ‘Er komt nooit iets goeds uit Talins voort,’ fluisterde Jezal in zichzelf terwijl hij de dekens van zich af gooide en zich omhoog werkte van het tapijt, kwaad door de kamer stampte en de sleutel in het slot omdraaide.
Gorst stond in de gang, in volledig pantser en met getrokken zwaard, een lantaarn in zijn hand en schel licht over de ene kant van zijn grote, ongeruste gezicht. Ergens verderop in de gang klonken galmende voetstappen, verwarde kreten, was het flakkeren van lampen te zien. Jezal fronste zijn voorhoofd, plotseling klaarwakker. Dit kon niet goed zijn.
‘Majesteit,’ zei Gorst.
‘Wat is er verdomme aan de hand?’
‘De Gurken zijn Midderland binnengevallen.’
Ferro’s ogen schoten open. Ze sprong op van de zitkist, met haar voeten gespreid in een vechthouding en de afgerukte tafelpoot stevig in haar vuist geklemd. Ze was in slaap gevallen, en dat was nooit goed. Maar er was niemand in de kamer.
Alles was donker en stil.
Geen spoor van de kreupele of zijn zwart gemaskerde bedienden. Geen spoor van de bewapende wachters die haar met samengeknepen ogen nakeken telkens als ze een stap door de betegelde zalen van deze vervloekte plek verzette. Alleen het vaagste spoortje licht onder de versterkte deur naar Bayaz’ kamer. En een zacht geroezemoes van stemmen. Ze fronste haar voorhoofd, liep ernaartoe en knielde geruisloos bij het sleutelgat neer.
‘Waar zijn ze aan land gekomen?’ Bayaz’ stem, gedempt door het hout.
‘Hun boten zijn aan land gekomen in de grijze schemering, op de verlaten stranden aan de zuidwestelijke punt van Midderland, in de buurt van Keln.’ Yulwei. Ferro voelde een tintelende spanning, haar adem stroomde koud en snel door haar neusgaten. ‘Ben je voorbereid?’
Bayaz snoof. ‘We kunnen amper minder voorbereid zijn. Ik had niet verwacht dat Khalul zo snel zou handelen, of zo plotseling. Dus ze zijn in de nacht gekomen, hè? Onaangekondigd. Heeft heer Brock ze niet zien aankomen?’
‘Ik vermoed dat hij ze maar al te goed zag, en ze heeft verwelkomd na voorafgaande afspraak. Ongetwijfeld is hem de troon van de Unie beloofd zodra de Gurken alle verzet in de kiem hebben gesmoord en je bastaard aan de poort van de Agriont hebben opgehangen. Hij wordt koning, onderworpen aan de macht van Uthman-ul-Dosht, natuurlijk.’
‘Verraad.’
‘Van een onopmerkelijke soort. Het zou amper een schok moeten zijn voor lieden zoals wij, nietwaar, broeder? We hebben wel erger gezien, denk ik, en ook wel erger gedaan, misschien.’
‘Sommige dingen moeten gebeuren.’
Ze hoorde Yulwei zuchten. ‘Dat heb ik nooit ontkend.’
‘Hoeveel Gurken?’
‘Ze komen nooit in kleine groepjes. Vijf legioenen ongeveer, tot nu toe, maar dat is alleen nog maar de voorhoede. Er komen er nog veel meer. Duizenden. Het hele zuiden maakt zich op voor een oorlog.’
‘Is Khalul bij hen?’
‘Waarom zou hij? Hij blijft in Sarkant, in zijn zonnige tuinen op de bergterrassen, en wacht op nieuws over jouw vernietiging. Mamun voert ze aan. Vrucht van de woestijn, driemaal gezegend en driemaal…’
‘Ik weet hoe hij zichzelf noemt, die arrogante worm!’
‘Hoe hij zich ook noemt, hij is sterk geworden, en de Honderd Woorden zijn bij hem. Ze komen voor jou, broeder. Ze zijn er al. Als ik in jouw schoenen stond, ging ik weg. Weg naar het koude noorden, nu er nog tijd is.’
‘En wat dan? Denk je niet dat ze me zullen volgen? Moet ik dan naar de rand van de wereld vluchten? Daar ben ik pas nog geweest, en het trok me niet zo aan. Ik heb nog een paar troeven achter de hand.’
Een lange stilte. ‘Heb je het Zaad gevonden?’
‘Nee.’
Weer een stilte. ‘Dat spijt me niet. Rommelen met die krachten… de Eerste Wet buigen, zo niet breken. De laatste keer dat dat ding werd gebruikt maakte het een ruïne van Aulcus en zelfs bijna de hele wereld. Het kan beter begraven blijven.’
‘Zelfs als onze hoop ernaast begraven ligt?’
‘Er staan grotere dingen op het spel dan mijn hoop, of die van jou.’
Ferro gaf geen reet om Bayaz’ hoop, of die van Yulwei als het erop aankwam. Ze hadden haar allebei misleid. Ze had haar buik vol van hun leugens, en hun geheimen, en hun beloften. Ze had al veel te lang niets anders gedaan dan praten, en wachten, en weer praten. Ze stond op, tilde haar been op en slaakte een schreeuw. Haar hiel sloeg tegen het slot, rukte het uit de deur en schopte die trillend open. De twee oude mannen zaten vlakbij aan een tafel, en een enkele lamp wierp licht over het donkere gezicht en het bleke. Een derde gestalte zat in de schaduwen in de hoek. Quai, zwijgend en verborgen in de duisternis.
‘Had je niet kunnen kloppen?’ vroeg Bayaz.
Yulweis glimlach was een felle kromming tegen zijn donkere huid. ‘Ferro! Wat fijn om te zien dat je nog steeds…’
‘Wanneer komen de Gurken?’
Zijn grijns verdween en hij slaakte een diepe zucht. ‘Ik zie dat je nog steeds geen geduld hebt leren oefenen.’
‘Jawel, maar toen raakte het op. Wanneer komen ze?’
‘Binnenkort. Hun verkenners verplaatsen zich al over het platteland van Midderland, nemen de dorpen in en belegeren de forten, maken het er veilig voor de rest die erachteraan komt.’
‘Iemand moet ze tegenhouden,’ mompelde Ferro, terwijl ze met haar nagels in haar handpalmen groef.
Bayaz ging achteroverzitten in zijn stoel en de schaduwen verzamelden zich op zijn verweerde gezicht. ‘Precies wat ik ook al dacht. Je pech is voorbij, hè, Ferro? Ik had je wraak beloofd, en nu landt het netjes in je schoot. Uthmans leger is aangekomen. Duizenden Gurken, klaar voor oorlog. Ze kunnen binnen twee weken voor de stadspoorten staan.’
‘Twee weken,’ fluisterde Ferro.
‘Maar ik twijfel er niet aan dat er al eerder Uniesoldaten heen gaan om ze te begroeten. Ik zou een plekje bij hen voor je kunnen zoeken als je niet kunt wachten.’
Ze had wel lang genoeg gewacht. Duizenden Gurken, klaar voor de oorlog. De glimlach trok aan een van Ferro’s mondhoeken, groeide en groeide, tot haar wangen pijn deden.