Het perfecte stel
Een van Jezals talloze lakeien stond op een trapje en liet met fronsende precisie de kroon op zijn hoofd zakken. De enorme diamant erin fonkelde onbetaalbaar fel. Hij draaide hem een heel klein beetje heen en weer tot de met bont beklede rand Jezals schedel omvatte. Hij klom omlaag, zwiepte het trapje weg en bekeek het resultaat. Samen met zes collega’s. Een van hen stapte naar voren om de exacte positie van Jezals met goud geborduurde mouw een haarbreedte te veranderen. Een andere schoot grimassend een minuscuul stofje van zijn hagelwitte kraag.
‘Heel goed,’ zei Bayaz, die peinzend knikte. ‘Ik geloof dat u klaar bent voor uw huwelijk.’
Het merkwaardige was, nu Jezal een zeldzaam moment had om erover na te denken, dat hij nooit, althans niet dat hij wist, had toegestemd in een huwelijk. Hij had geen aanzoek gedaan of aanvaard. Hij had nooit echt ergens ‘ja’ op gezegd. En toch stond hij hier, zich voorbereidend om over een paar korte uren in de echt te worden verbonden, en dat met een vrouw die hij amper kende. Het was hem niet ontgaan dat de regelingen waren getroffen met een snelheid die erop wees dat alles al uitgebreid was besproken voordat Bayaz zelfs maar met het voorstel kwam. Misschien al voordat Jezal zelfs maar was gekroond… Maar hij nam aan dat dat ook niet zo heel verrassend was. Sinds zijn troonsbestijging was hij machteloos van de ene gebeurtenis naar de andere gedreven, als een schipbreukeling die uit alle macht probeerde zijn hoofd boven water te houden, buiten het zicht van land, wie weet waarheen gesleept door onzichtbare, woeste stromingen. Maar aanzienlijk beter gekleed.
Hij begon geleidelijk te beseffen dat hoe machtiger een man werd, hoe minder keuzes hij eigenlijk had. Kapitein Jezal dan Luthar had kunnen eten wat hij wilde, slapen wanneer hij wilde, zien wie hij wilde. Zijne Doorluchtige Majesteit Koning Jezal de Eerste echter, was gebonden door onzichtbare ketenen van traditie, verwachting en verantwoordelijkheid, die elk aspect van zijn bestaan voorschreven, hoe nietig ook.
Bayaz deed een stap naar voren. ‘Misschien de bovenste knoop hier los…’
Jezal stapte met enige ergernis achteruit. De aandacht van de magiër voor elk detail van zijn leven werd meer dan vermoeiend. Het leek wel alsof hij amper naar de latrine kon zonder dat die ouwe rotzak het resultaat wilde bekijken. ‘Ik weet hoe knopen werken!’ snauwde hij. ‘Moet ik u hier vanavond ook verwachten als ik mijn nieuwe vrouw naar de slaapkamer begeleid, om instructie te krijgen over hoe ik mijn pik moet gebruiken?’
De lakeien hoestten en wendden hun blik af, en ze schuifelden weg naar de hoeken van de kamer. Bayaz zelf glimlachte noch fronste. ‘Ik sta altijd klaar om Uwe Majesteit te adviseren, maar ik had gehoopt dat dat een zaak was die u zelf aan zou kunnen.’
‘Ik hoop dat je voorbereid bent op ons uitstapje. Ik zit de hele ochtend al…’ Ardee verstijfde toen ze opkeek en Glokta’s gezicht zag. ‘Wat is er met jou gebeurd?’
‘Wat, dit?’ Hij wuifde met zijn hand naar de verkleurde massa blauwe plekken. ‘Er brak vannacht een Kantische vrouw in mijn huis in, die me herhaaldelijk sloeg en me vervolgens bijna verzoop in de badkuip.’ Een ervaring die ik niet zou aanbevelen.
Kennelijk geloofde ze hem niet. ‘Wat is er echt gebeurd?’
‘Van de trap gevallen.’
‘Ah, trappen. Dat kunnen rotdingen zijn als je niet zo stevig op je benen staat.’ Ze staarde met enigszins glazige ogen naar haar halfvolle glas.
‘Ben je dronken?’
‘Het is al middag, toch? Ik probeer op dit tijdstip altijd dronken te zijn. Als je ergens aan begint, moet je je ervoor inzetten. Dat zei mijn vader tenminste altijd.’
Glokta kneep zijn ogen samen, en ze staarde strak terug over de rand van haar glas. Geen trillende lip, geen tragisch gezicht, geen sporen van bittere tranen op de wangen. Ze leek hem niet minder gelukkig dan anders. Of niet ongelukkiger, misschien. Maar Jezal dan Luthars trouwdag zal ook geen blije gebeurtenis voor haar zijn. Niemand stelt het op prijs om te worden afgewezen, ongeacht de omstandigheden. Niemand vindt het leuk om in de steek te worden gelaten.
‘We hoeven niet te gaan, hoor.’ Glokta trok een grimas terwijl hij tevergeefs probeerde wat beweging te rekken in zijn weggeteerde been, en de grimas zelf veroorzaakte een golf van pijn door zijn gebarsten lippen en over zijn gehavende gezicht. ‘Ik zal zeker niet klagen als ik vandaag geen stap meer hoef te verzetten. We kunnen hier blijven zitten en over onzin en politiek praten.’
‘En de bruiloft van de koning missen?’ vroeg Ardee ongelovig, met haar hand tegen haar borst gedrukt in geveinsd afgrijzen. ‘Maar ik moet echt zien wat prinses Terez aanheeft! Ze zeggen dat ze de mooiste vrouw ter wereld is, en zelfs uitvaagsel als ik heeft iemand nodig om tegen op te kijken.’ Ze wierp haar hoofd achterover en dronk haar glas leeg. ‘Je kunt niet bij een bruiloft wegblijven alleen omdat je de bruidegom hebt geneukt, weet je.’
Het vlaggenschip van groothertog Orso van Talins ploegde langzaam, bedaard, vorstelijk naar voren, onder niet meer dan een kwart zeil, met een grote zwerm zeevogels fladderend en krijsend in de diepblauwe hemel erboven. Het was veruit het grootste schip dat Jezal, of wie dan ook in de enorme menigten die langs de kade en op de daken en voor vensters van de gebouwen langs de waterkant stonden, ooit had gezien.
Het schip was prachtig opgetuigd: gekleurde wimpels wapperden in het want en de drie torenhoge masten waren behangen met vlaggen; het zwarte kruis van Talins en de gouden zon van de Unie naast elkaar ter ere van deze blije gebeurtenis. Maar desondanks zag het er niet minder onheilspellend uit. Het zag eruit zoals Logen Negenvinger eruit zou zien in een fatterig jasje. Onmiskenbaar nog altijd een man van de oorlog, en eerder woester dan vriendelijker door de opzichtige opsmuk waarin hij zich overduidelijk niet op zijn gemak voelde. Als middel om een enkele vrouw naar Adua te brengen, en aangezien die vrouw Jezals aanstaande was, was dit machtige vaartuig allesbehalve geruststellend. Het impliceerde dat groothertog Orso als schoonvader wel eens een intimiderende figuur kon zijn.
Jezal zag nu matrozen, die als mieren op een struik over de vele touwen klommen en de mijlen aan zeildoek met geoefende snelheid opbonden. Ze lieten het machtige schip verder uitvaren, en de reusachtige schaduw ervan viel over de kade en dompelde de helft van de wachtende menigte in duisternis. Het vertraagde, en de lucht was vervuld van het gekraak van planken en trossen. Het schip kwam abrupt tot stilstand, en de piepklein uitziende boten die aan weerszijden ervan lagen afgemeerd leken wel jonge katjes naast een tijger. Het gouden boegbeeld, een vrouw van twee keer levensgroot die een speer hemelwaarts richtte, glinsterde dreigend ver boven Jezals hoofd.
Er was speciaal een enorme steiger aangelegd vanuit het midden van de kade, waar de diepgang het grootst was. Langs die glooiende helling zou het koninklijke gezelschap uit Talins afdalen naar Adua, als bezoekers van een verre ster waar iedereen rijk, mooi en gelukkig was.
Aan weerskanten marcheerden rijen bebaarde wachters, allemaal gekleed in hetzelfde zwarte uniform, hun helm opgepoetst tot een pijnlijk spiegelende glans. Tussen hen in, in rijen van zes, liepen twaalf hofdames, elk uitgedost in rode, blauwe of dieppaarse zijde, elk zo schitterend als een koningin.
Maar niemand van de met ontzag vervulde menigte aan de waterkant had kunnen twijfelen over wie het middelpunt van de aandacht was. Prinses Terez schreed vooraan voort: lang, slank, onmogelijk vorstelijk, sierlijk als een circusdanseres en statig als een keizerin uit een legende. Haar zuiver witte gewaad was bestikt met glinsterend goud, haar glanzende haar had de kleur van gewreven brons, een halssnoer met imposante diamanten fonkelde en sprankelde op haar bleke borst in het felle zonlicht. De parel van Talins leek op dat moment echt een toepasselijke naam. Terez zag er puur en oogverblindend, trots en stralend, hard en mooi uit.
Toen haar voeten de stenen raakten, begon de mensenmenigte tumultueus te juichen en dwarrelden er in strak gereguleerde cascades bloemblaadjes uit de ramen van de gebouwen hoog erboven naar beneden. En zo liep ze naar Jezal toe met een schitterende waardigheid, met haar hoofd vorstelijk hoog geheven, haar handen trots voor zich ineen gevouwen, over een zacht tapijt en door een zoetgeurend waas van fladderend roze en rood.
Het zou een onvoorstelbaar understatement zijn om het een adembenemende entree te noemen.
‘Uwe Doorluchtige Majesteit,’ mompelde ze, en op een of andere manier wist ze hem het gevoel te geven dat hij de nederige was toen ze een kniebuiging maakte. Achter haar volgden haar hofdames haar voorbeeld, en de wachters maakten diepe buigingen, allemaal met onberispelijke coördinatie. ‘Mijn vader, groothertog Orso van Talins, stuurt zijn diepste verontschuldigingen,’ en ze rees weer perfect op alsof ze aan onzichtbare draadjes bevestigd was, ‘maar urgente zaken in Styria beletten hem ons huwelijk bij te wonen.’
‘Jij bent alles wat we nodig hebben,’ kraste Jezal, die even later inwendig vloekte toen hij besefte dat hij de juiste aanspreekvormen volkomen was vergeten. Het viel niet mee om onder deze omstandigheden helder na te denken. Terez was nu nog adembenemender dan toen hij haar de laatste keer had gezien, zeker een jaar geleden, toen ze fel aan het bekvechten was met prins Ladisla tijdens het feest dat ter ere van Jezal was gehouden. De herinnering aan haar felle gesnauw moedigde hem niet bepaald aan, maar Jezal zou zelf ook niet blij zijn geweest met het vooruitzicht om met Ladisla te trouwen. Die man was immers een volslagen ezel geweest. Jezal was een heel ander mens en kon ongetwijfeld een andere reactie tegemoet zien. Hoopte hij.
‘Alstublieft, hoogheid,’ en hij stak zijn hand naar haar uit. Ze legde haar hand, die minder leek te wegen dan een veertje, op die van hem.
‘Uwe Majesteit bewijst me te veel eer.’
De hoeven van de grijze paarden klepperden op de keien, de koetswielen snorden soepel. Ze vertrokken over de Koningsweg, met een compagnie ridderlijfwachten in een strakke formatie om hen heen, glanzende wapens en pantsers, elke pas van de grote weg omzoomd door goedkeurende burgers, met in alle deuren en ramen glimlachende onderdanen. Allemaal hier om te juichen voor hun nieuwe koning, en voor de vrouw die weldra hun koningin zou zijn.
Jezal wist dat hij naast haar een volslagen idioot moest lijken. Een onhandige, laaggeboren, ongemanierde sukkel die geen recht had om met haar in de koets te zitten, behalve misschien om te dienen als haar voetensteun. Hij kon amper geloven dat hij met deze vrouw ging trouwen. Vandaag. Zijn handen trilden. Ze beefden. Misschien zouden enkele woorden vanuit het hart hen allebei wat ontspannen.
‘Terez…’ Ze bleef koninklijk naar de menigte wuiven. ‘Ik besef… dat we elkaar helemaal niet kennen, maar… ik wil je graag leren kennen.’ Een heel licht vertrekken van haar mond was het enige teken dat ze hem had gehoord. ‘Ik weet dat dit een vreselijke schok voor je moet zijn geweest, net als voor mij. Ik hoop, dat als er iets is wat ik kan doen… om het gemakkelijker te maken, dat…’
‘Mijn vader denkt dat de belangen van mijn land het best gediend zijn door dit huwelijk, en het is de plicht van een dochter om te gehoorzamen. Wij die zijn geboren met een hoge status worden lang voorbereid op het brengen van offers.’
Haar perfecte hoofd draaide soepel op haar perfecte nek, en ze glimlachte. Een ietwat geforceerde glimlach, wellicht, maar daarom niet minder stralend. Het was amper te geloven dat een zo glad en smetteloos gezicht van vlees en bloed kon zijn, net als dat van ieder ander. Het leek wel porselein, of gepolijste steen. Het was een aanhoudend magisch genoegen om het te zien bewegen. Hij vroeg zich af of haar lippen koel of warm waren. Hij zou daar heel graag achter willen komen. Ze boog zich naar hem toe en legde teder haar hand op die van hem. Warm, onmiskenbaar warm, en zacht, en heel beslist van vlees en bloed. ‘Je moet eigenlijk wuiven,’ mompelde ze met een stem vol Styriaanse zangerigheid.
‘Eh, ja,’ kraste hij met een ontzettend droge mond. ‘Ja, natuurlijk.’
Glokta stond met Ardee naast zich en keek fronsend naar de deuren van de Herenkoepel. Achter die torenhoge poorten, in de grote ronde zaal, vond de plechtigheid plaats. O vreugdevolle, vreugdevolle dag! Hoogrechter Marovia’s wijze berispingen zouden galmen onder de vergulde koepel, het gelukkige paar zou met een licht gemoed hun plechtige eed uitspreken. Alleen een select gezelschap van gelukkigen was binnengelaten om er getuige van te zijn. De rest van ons moet hen van verre aanbidden. En er had zich nogal een menigte verzameld om precies dat te doen. Het grote Maarschalkplein was afgeladen. Glokta’s oren suisden van hun opgewonden gebabbel. Een kruiperige menigte, allemaal gretig wachtend tot hun goddelijke majesteiten naar buiten komen.
Hij wiegde ongeduldig heen en weer, en opzij, grimassend en sissend, in een poging de bloedsomloop in zijn pijnlijke benen op gang te brengen, de krampen te laten ophouden. Maar zo lang op één plek staan is, simpel gezegd, een marteling.
‘Hoe lang kan een huwelijksplechtigheid duren?’
Ardee trok haar donkere wenkbrauw op. ‘Misschien konden ze niet van elkaar afblijven en zijn ze hun huwelijk aan het voltrekken op de vloer van de Herenkoepel.’
‘Hoe lang kan het voltrekken van een huwelijk in vredesnaam duren?’
‘Leun maar op mij als het helpt,’ zei ze, en ze stak haar elleboog naar hem uit.
‘De kreupele die op de zatlap steunt?’ Glokta fronste zijn voorhoofd. ‘We vormen nogal een stel.’
‘Val dan om als je dat liever hebt, zodat je de rest van je tanden ook kwijtraakt. Ik zal er niet van wakker liggen.’
Misschien moet ik haar aanbod aannemen, al is het maar voor even. Wat kan het immers voor kwaad? Maar toen begonnen de eerste schrille kreten op te stijgen, al snel gevolgd door meer en meer, tot er een vreugdevol gejuich door de lucht trilde. De deuren van de Herenkoepel werden eindelijk opengezwaaid, en de Hoge Koning en Koningin van de Unie liepen hand in hand het felle zonlicht in.
Zelfs Glokta moest toegeven dat ze een schitterend paar vormden. Als monarchen uit de mythen stonden ze in stralend wit met fonkelend borduurwerk, identieke gouden zonnen op haar lange gewaad en zijn lange jas, glinsterend toen ze zich naar de menigte keerden. Allebei lang en slank en sierlijk, allebei gekroond met glanzend goud en een enkele fonkelende diamant. Allebei zo vreselijk jong, en zo vreselijk mooi, met heel hun gelukkige, rijke en machtige leven nog voor zich. Hoera! Hoera voor hen! Mijn verschrompelde drol van een hart barst bijna van vreugde!
Glokta legde zijn hand op Ardees elleboog en boog zich naar haar toe, en hij toonde zijn meest verwrongen, tandeloze, groteske grijns. ‘Is het echt zo dat onze koning knapper is dan ik?’
‘Beledigende onzin!’ Ze stak haar borst naar voren, schudde woest haar hoofd en sneerde vernietigend naar Glokta. ‘En mijn glans is stralender dan die van de Parel van Talins!’
‘O, inderdaad, lieve, inderdaad. Bij ons vergeleken lijken zij wel bedelaars!’
‘Uitvaagsel.’
‘Kreupelen.’
Ze grinnikten allebei toen het vorstelijke paar koninklijk over het plein schreed, vergezeld door twintig waakzame ridderlijfwachten. De Gesloten Raad volgde op respectvolle afstand, elf statige oude mannen met Bayaz onder hen in esoterische kleding, met een bijna net zo brede glimlach als het stralende paar zelf.
‘Ik mocht hem niet eens,’ mompelde Ardee zachtjes, ‘in het begin. Niet echt.’ Daar sluit ik me volkomen bij aan.
‘Je hoeft niet te huilen. Je bent veel te slim om tevreden te zijn geweest met een botte aap als hij.’
Ze ademde scherp in. ‘Je hebt vast gelijk. Maar ik verveelde me zo, en ik was eenzaam, en moe.’ En dronken, ongetwijfeld. Ze haalde hopeloos haar schouders op. ‘Hij gaf me het gevoel dat ik meer was dan een last. Hij gaf me het gevoel dat… ik gewild was.’
En waarom denk je dat ik dat zou willen weten? ‘Gewild, zei je? Wat heerlijk. En nu?’
Ze keek ongelukkig naar de grond, en Glokta voelde een heel klein spoortje schuldgevoel. Maar schuldgevoel doet eigenlijk alleen maar echt pijn als je niets anders hebt om je zorgen over te maken.
‘Het was natuurlijk niet bepaald echte liefde.’ Hij zag de smalle pezen in haar nek bewegen toen ze slikte. ‘Maar op een of andere manier had ik altijd verwacht dat ik hém voor gek zou zetten.’
‘Hmm.’ Hoe zelden krijgen we toch wat we verwachten.
De koninklijke groep verdween geleidelijk uit het zicht, de laatste schitterende hovelingen en glanzende lijfwachten achter hen aan, en het geluid van dolzinnig applaus kroop richting het paleis. Naar hun roemrijke toekomst, en wij, schuldbewuste geheimen uit het verleden, zijn niet uitgenodigd.
‘Daar staan we dan,’ mompelde Ardee. ‘De restanten.’
‘De ellendige overblijfselen.’
‘De verrotte stronken.’
‘Ik zou me maar niet al te druk maken.’ Glokta zuchtte. ‘Je bent nog steeds jong, slim en best aardig om te zien.’
‘Wat een stortvloed aan complimenten.’
‘Je hebt al je tanden en allebei je benen nog. Een aanzienlijk voordeel ten opzichte van sommigen van ons. Ik twijfel er niet aan dat je snel weer een andere hooggeboren idioot tegenkomt om in de val te laten lopen, en dan is er niets meer aan de hand.’
Ze draaide zich van hem af en trok haar schouders op, en hij vermoedde dat ze op haar lip beet. Hij grimaste en tilde zijn hand op om die op haar schouder te leggen… Dezelfde hand die Sepp dan Teufels vingers aan plakjes heeft gehakt, die de tepels van inquisiteur Harker heeft afgeknepen, die een Gurkense afgevaardigde aan stukken heeft gehakt en een andere heeft verbrand, die onschuldige mannen heeft veroordeeld om weg te rotten in Angland, enzovoort… Hij trok zijn hand terug en liet hem zakken. Beter dat ze alle tranen in de wereld huilt dan te worden aangeraakt door die hand. Troost komt van andere bronnen en stroomt naar andere bestemmingen. Hij keek fronsend uit over het plein en liet Ardee alleen in haar ellende.
De menigte bleef juichen.
Het was uiteraard een magnifiek evenement. Kosten noch moeite waren gespaard. Jezal zou er niet van hebben opgekeken als hij vijfhonderd gasten had, van wie hij er niet meer dan een stuk of twaalf enigszins kende. De heren en dames van de Unie. De grote mannen van de Gesloten en de Open Raad. De rijksten en machtigsten, gekleed in hun mooiste kleding en met hun beste beentje voor.
De Spiegelzaal was een passende locatie. De spectaculairste zaal in het hele paleis, zo groot als een slagveld en nog groter lijkend door de reusachtige spiegels aan alle muren, die het verontrustende effect hadden van nog meer magnifieke bruiloften in tientallen naastgelegen balzalen. Enorme aantallen kaarsen flakkerden en dansten op de tafels, en in de houders aan de muren, en op de kristallen kroonluchters hoog erboven. Het zachte licht scheen op het bestek, fonkelde op de juwelen van de gasten en werd weerspiegeld door de donkere muren, glinsterend in de verre, onduidelijke verte: een miljoen lichtpuntjes, als de sterren aan een nachtelijke hemel. De twaalf beste muzikanten uit de Unie speelden subtiele en verrukkelijke muziek, en die vermengde zich met de dreun van tevreden geroezemoes, het kletteren en tinkelen van oud geld en nieuw bestek.
Het was een vreugdevolle gebeurtenis. De mooiste avond tot dan toe. Voor de gasten.
Voor Jezal was het iets anders, maar hij wist niet zeker wat. Hij zat aan een vergulde tafel met zijn koningin naast zich, met zeker twintig kruiperige dienaren om hen heen, tentoongesteld voor de hele verzameling alsof ze kostbare dieren in een dierentuin waren. Jezal zat in een waas van onbehaaglijkheid, in een droomachtige stilte, en zo nu en dan schrok hij op als een ziek konijn doordat een gepoederde lakei hem ineens aanviel met groenten. Terez zat rechts van hem en spietste af en toe kieskeurig een heel klein hapje met een vork, kauwde erop en slikte het door met elegante precisie. Jezal had nooit gedacht dat het mogelijk was om mooi te eten. Nu besefte hij dat hij zich had vergist.
Hij kon zich amper de galmende woorden van de hoogrechter herinneren die hen, zo vermoedde hij, onomkeerbaar met elkaar in de echt hadden verbonden. Iets over liefde en de zekerheid van de natie, herinnerde hij zich vagelijk. Maar hij zag de ring die hij verdoofd bij Terez had omgedaan in de Herenkoepel, met een enorme bloedrode steen, die glinsterde aan haar lange middelvinger. Hij kauwde op een stukje uitstekend vlees, maar voor hem smaakte het toch naar modder. Ze waren man en vrouw.
Hij zag nu in dat Bayaz gelijk had gehad, zoals altijd. De mensen verlangden naar iets wat moeiteloos hoger stond dan zij. Ze hadden misschien niet allemaal de koning gekregen waar ze om zouden hebben gevraagd, maar niemand kon ontkennen dat Terez alles was wat een koningin moest zijn, en meer. Het idee van Ardee West in die vergulde stoel was absurd. En toch ervoer Jezal een steek van schuldgevoel toen het idee in hem opkwam, omiddellijk gevolgd door een groter gevoel van droefheid. Het zou een troost zijn geweest om iemand te hebben met wie hij kon praten. Hij zuchtte gepijnigd. Als hij zijn leven met deze vrouw moest doorbrengen, moesten ze praten. Hoe sneller ze begonnen, nam hij aan, hoe beter.
‘Ik hoor dat Talins… een heel mooie stad is.’
‘Inderdaad,’ zei ze met zorgvuldige formaliteit, ‘maar Adua heeft ook mooie kanten.’ Ze zweeg even en keek zonder veel hoop naar haar bord.
Jezal schraapte zijn keel. ‘Dit is nogal… lastig om aan te wennen.’ Hij waagde een heel flauwe glimlach.
Ze knipperde met haar ogen en keek de zaal in. ‘Ja.’
‘Dans je?’
Ze draaide soepel haar hoofd en keek hem aan zonder haar schouders ook maar een fractie te bewegen. ‘Een beetje.’
Hij schoof zijn stoel achteruit en stond op. ‘Zullen we dan, Uwe Majesteit?’
‘Zoals u wilt, Uwe Majesteit.’
Terwijl ze naar het midden van de ruime dansvloer liepen, verstomde het geroezemoes geleidelijk. Het werd doodstil in de Spiegelzaal, op het geklik van zijn gepoetste laarzen en haar gepoetste schoenen op de glanzende stenen na. Jezal slikte toen ze hun plaats innamen, aan drie kanten omgeven door lange tafels en de legioenen stralende gasten, die allemaal toekeken. Hij had een beetje hetzelfde gevoel van ademloze afwachting, angst en opwinding dat hij vroeger had als hij in de schermring stapte bij een onbekende tegenstander, voor een juichende menigte.
Ze stonden stil als standbeelden en keken elkaar in de ogen. Hij stak zijn hand uit, met de handpalm omhoog. Zij stak ook haar hand uit, maar in plaats van die van hem te pakken drukte ze de rug van haar hand ferm tegen de rug van zijn hand en duwde hem omhoog zodat hun vingers op gelijke hoogte waren. Ze tilde haar wenkbrauw heel lichtjes op. Een zwijgende uitdaging die niemand anders in de zaal had kunnen zien.
De eerste langgerekte noot klonk snikkend op van de snaren en weerkaatste door de zaal. Ze gingen van start, cirkelend om elkaar heen met overdreven traagheid, de gouden zoom van Terez’ jurk ruisend over de vloer, haar voeten uit het zicht zodat ze leek te zweven in plaats van passen te maken, haar kin pijnlijk hoog geheven. Ze bewogen zich eerst de ene kant op en toen de andere, en in de spiegels om hen heen bewogen duizenden andere stellen met hen mee tot in de schimmige verte, gekroond en gekleed in smetteloos wit en goud.
Toen het tweede deel van het muziekstuk begon en andere instrumenten gingen meespelen, besefte Jezal dat hij volslagen overtroffen werd, nog meer dan hij ooit had ervaren tegenover Bremer dan Gorst. Terez bewoog zich met zo veel onberispelijke beheersing dat hij ervan overtuigd was dat ze een glas wijn op haar hoofd zou kunnen balanceren zonder een druppel te morsen. De muziek werd luider, sneller, krachtiger, en Terez’ bewegingen werden ook sneller en krachtiger. Het leek wel alsof ze op een of andere manier de musici bestuurde met haar uitgestoken handen, zo perfect waren ze gekoppeld. Hij probeerde haar te sturen, en ze stapte moeiteloos om hem heen. Ze deed een schijnbeweging de ene kant op en draaide de andere kant op, en Jezal ging bijna op zijn kont. Ze dook en draaide met meesterlijke misleiding, zodat hij graaide in het niets.
De muziek werd nog sneller, de muzikanten zaagden en plukten met furieuze concentratie. Jezal deed een zwakke poging haar te vangen, maar Terez draaide weg, verblindde hem met een opwervelen van rokken dat hij amper kon volgen. Ze liet hem bijna struikelen met een voet die alweer weg was voor hij het in de gaten had, gaf een ruk met haar hoofd en stak hem bijna in zijn oog met haar kroon. De groten en goeden van de Unie keken in gecharmeerd stilzwijgen toe. Zelfs Jezal voelde zich een met stomheid geslagen toeschouwer. Hij moest zijn uiterste best doen om in min of meer de juiste positie te blijven en niet volkomen voor gek te worden gezet.
Hij wist niet zeker of hij opgelucht of teleurgesteld was toen de muziek weer vertraagde en ze haar hand uitstak alsof het een zeldzame schat was. Hij drukte de rug van zijn hand tegen de hare en ze cirkelden om elkaar heen, steeds dichter naar elkaar toe. Toen de laatste strofe uit de instrumenten kweelde, drukte ze zich tegen hem aan, met haar rug tegen zijn borst. Langzaam draaiden ze rond, en toen nog langzamer, zijn neus vol van de geur van haar haar. Toen de laatste langgerekte noot wegstierf, zonk ze achterover en liet hij haar voorzichtig zakken, met haar lange hals gestrekt, haar hoofd omlaag, haar sierlijke kroon bijna strijkend langs de vloer. Er viel een stilte.
Daarna brak er een donderend applaus uit in de zaal, maar Jezal hoorde het amper. Hij kon alleen maar naar zijn vrouw staren. Ze had nu een beetje kleur op haar wangen, en haar lippen weken enigszins vaneen en onthulden stralende voortanden, en de lijnen van haar kaak en gestrekte hals en sleutelbeenderen waren afgetekend in schaduw en omringd door fonkelende diamanten. Verder naar beneden rees en daalde haar borst vorstelijk door haar snelle ademhaling, en er had zich een heel licht, fascinerend laagje zweet in haar decolleté genesteld. Jezal zou zich daar zelf ook wel willen nestelen. Hij knipperde met zijn ogen, en zijn adem voelde scherp aan in zijn keel.
‘Als het Uwe Majesteit behaagt,’ mompelde ze.
‘Hè? O… natuurlijk.’ Hij zwaaide haar weer overeind terwijl het applaus verder ging. ‘Je danst… schitterend.’
‘Uwe Majesteit is al te vriendelijk,’ antwoordde ze met de allerflauwste glimlach, maar het was toch een glimlach. Hij grijnsde onbenullig naar haar terug. Zijn angst en verwarring waren tijdens de duur van een enkele dans soepel omgeslagen in een zeer aangename opwinding. Hij had een glimp opgevangen van wat er onder dat ijzige uiterlijk zat, en het was hem duidelijk dat zijn koningin een vrouw was met een zeldzame, vurige hartstocht. Een verborgen kant van haar, en hij verheugde zich er nu enorm op die verder te onderzoeken. Hij keek er zo naar uit, in feite, dat hij zijn ogen moest afwenden en in de hoek moest staren, fronsend terwijl hij wanhopig probeerde aan andere dingen te denken, omdat anders de strakheid van zijn broek hem zou beschamen in het bijzijn van de verzamelde gasten.
De aanblik van Bayaz die grijnzend in de hoek stond was voor één keer precies wat hij nodig had, want de kille glimlach van de oude man koelde zijn gloed even trefzeker als een emmer met ijswater.
Glokta had Ardee achtergelaten in haar overdreven druk gemeubileerde woonkamer waar ze haar best deed om haar dronkenschap te verergeren, en sindsdien was hij in een duistere stemming. Zelfs voor mij. Niets beter dan het gezelschap van iemand die nog ongelukkiger is dan jij om je op te vrolijken. Het punt is, als je hun ellende wegneemt, komt die van jezelf daar twee keer zo koud en somber achteraan.
Hij slurpte nog een halve mondvol korrelige soep van zijn lepel, grimaste toen hij het te zoute slijk door zijn keel wurgde. Ik vraag me af hoe kostelijk koning Jezal zich nu vermaakt. Verheerlijkt en bewonderd door allen, zich volstoppend met het beste voedsel en omringd door het beste gezelschap. Hij liet de lepel in de kom vallen, met een trillend linkeroog, en kromp ineen bij een pijnscheut die vanuit zijn rug door zijn been omlaag trok. Acht jaar sinds de Gurken me lieten gaan, maar ik ben nog steeds hun gevangene, en dat zal ik altijd blijven. Opgesloten in een cel die niet groter is dan mijn eigen kreupele lichaam.
De deur ging krakend open en Barnam schuifelde naar binnen om de kom op te halen. Glokta keek van de halfdode soep naar de halfdode oude man. Het beste voedsel, en het beste gezelschap. Hij zou hebben gelachen als zijn lippen niet gebarsten waren.
‘Klaar, meneer?’ vroeg de dienaar.
‘Meer dan waarschijnlijk.’ Ik heb de middelen om Bayaz te vernietigen niet uit mijn reet tevoorschijn kunnen toveren, dus Zijne Eminentie zal uiteraard niet blij zijn. Hoe boos zal hij worden, denken we, voordat hij zijn geduld geheel verliest? Maar wat kan ik eraan doen?
Barnam nam de kom mee, trok de deur achter zich dicht en liet Glokta alleen met zijn pijn. Wat heb ik gedaan om dit te verdienen? En wat heeft Luthar gedaan? Is hij niet precies zoals ik was? Arrogant, verwaand, en zo egoïstisch als de hel. Is hij een beter mens? Waarom heeft het leven mij dan zo streng gestraft en hem zo rijkelijk beloond?
Maar Glokta kende het antwoord al. Dezelfde reden dat de onschuldige Sepp dan Teufel met ingekorte vingers in Angland wegkwijnt. Dezelfde reden dat de loyale generaal Vissbruck in Dagoska stierf terwijl de verraderlijke magister Eider in leven bleef. Dezelfde reden dat Tulkis, de Gurkense ambassadeur, is afgeslacht ten overstaan van een joelende menigte om een misdaad die hij niet had begaan.
Hij drukte zijn pijnlijke tong tegen een van zijn weinige overgebleven tanden. Het leven is niet eerlijk.
In een droom huppelde Jezal door de gang, maar het was niet langer de paniekerige nachtmerrie van die ochtend. Zijn hoofd liep om van alle prijzende woorden, applaus en goedkeuring. Zijn lichaam gloeide van het dansen en de wijn en, in toenemende mate, de lust. Met Terez naast zich voelde hij zich voor het eerst in zijn korte bewind echt een koning. Edelstenen en metaal, zijde en borduurwerk en bleke, tere huid glansden allemaal opwindend in het zachte kaarslicht. De avond was prachtig geweest, en de nacht beloofde nog beter te worden. Terez had van een afstand misschien zo hard geleken als een edelsteen, maar Jezal had haar in zijn armen gehouden en wist nu wel beter.
De grote paneeldeuren van de koninklijke slaapkamer werden opengehouden door een paar kruiperige lakeien, en toen geruisloos gesloten nadat de koning en koningin langs waren geschreden. Het machtige bed domineerde het achterste deel van de kamer, en lange veren op de hoeken van de baldakijn wierpen lange schaduwen langs het vergulde dak. De dikke groene gordijnen hingen uitnodigend wijd open, en de zijdezachte ruimte erachter was gevuld met zachte, fascinerende schaduwen.
Terez liep een paar passen voor hem uit de kamer in, met haar hoofd omlaag, terwijl Jezal de sleutel omdraaide met een langdurig, soepel gerammel van het slot. Zijn ademhaling versnelde toen hij achter zijn vrouw stapte, zijn hand optilde en die zachtjes op haar blote schouder legde. Hij voelde de spieren verstrakken onder haar gladde huid en glimlachte om haar nervositeit, die zo op die van hem leek. Hij vroeg zich af of hij iets moest zeggen om haar op haar gemak te stellen, maar wat was de zin ervan? Ze wisten allebei wat er nu moest gebeuren, en Jezal stond te popelen.
Hij kwam naderbij, legde zijn andere hand om haar middel, voelde zijn handpalm over de zijde ruisen. Hij streek met zijn lippen langs de onderkant van haar nek, één keer, twee keer, drie keer. Hij drukte zijn neus in haar haar, snoof haar geur op en ademde zachtjes tegen haar wang uit. Hij voelde haar trillen toen zijn adem over haar huid streek, maar dat moedigde hem alleen maar aan. Hij schoof zijn vingers over haar schouder en haar borst, en haar diamanten kietelden over zijn hand toen hij die in haar lijfje stak. Hij kwam nog dichterbij, drukte zich tegen haar aan, gromde tevreden in zijn keel, en zijn pik steigerde aangenaam tegen haar achterwerk…
Binnen een tel was ze met een kreet bij hem vandaan gestapt, had ze zich omgedraaid en hem in het gezicht geslagen met een mep waarvan zijn hoofd tolde. ‘Smerige bastaard!’ krijste ze in zijn gezicht, en het spuug vloog van haar vertrokken lippen. ‘Zoon van een smerige hoer! Hoe durf je me aan te raken? Ladisla was een idioot, maar zijn bloed was tenminste zuiver!’
Jezal gaapte haar aan, met zijn hand tegen zijn gloeiende gezicht gedrukt en zijn hele lichaam verstijfd van schrik. Hij stak zwakjes zijn andere hand uit. ‘Maar ik… oefff!’
Haar knie raakte hem tussen zijn benen met meedogenloze precisie, perste de lucht uit zijn longen en bracht hem een ademloos moment aan het wankelen, maar toen werd hij onderuit gesmeten als door een moker tegen een kaartenhuis. Terwijl hij kreunend op het tapijt zakte met die heel bijzondere, schokkerige pijn die alleen een mep in het klokkenspel kan veroorzaken, was het een schrale troost dat hij gelijk had gehad.
Zijn koningin was inderdaad beslist een vrouw met een zeldzame en vurige hartstocht.
De tranen vloeiden zo overvloedig uit zijn ogen dat ze niet alleen door de pijn konden zijn veroorzaakt, en de nare verrassing, en de tijdelijke teleurstelling, maar steeds meer door een toenemend afgrijzen. Het scheen dat hij Terez’ gevoelens danig verkeerd had ingeschat. Ze had geglimlacht voor de gasten, maar hier onder vier ogen had het er alle schijn van dat ze hem en alles waar hij voor stond minachtte. Het feit dat hij als bastaard was geboren, was nu niet bepaald iets waar hij wat aan kon veranderen. Voor zover hij wist, zou hij zijn huwelijksnacht doorbrengen op de koninklijke vloer. De koningin had zich al door de kamer gehaast, en de bedgordijnen waren stevig voor hem gesloten.