De Koningmaker
Het was een warme dag. Zonlicht stroomde naar binnen door de grote gebrandschilderde ramen en wierp gekleurde patronen op de tegelvloer van de Herenkoepel. Het was in de grote ruimte doorgaans luchtig en koel, zelfs in de zomer. Dit keer was het er bedompt, verstikkend, onbehaaglijk warm. Jezal rukte aan zijn knellende kraag, probeerde wat lucht in zijn uniform te krijgen zonder uit zijn rol te vallen.
De laatste keer dat hij op deze plek had gestaan, met zijn rug naar de gebogen muur, was de dag dat het Manufacturiersgilde was ontbonden. Het was nauwelijks voor te stellen dat dat nog maar iets meer dan een jaar geleden was, want er leek sindsdien zo veel te zijn gebeurd. Hij had toen gedacht dat het in de Herenkoepel onmogelijk nog drukker, nog gespannener, nog beladener kon zijn. Had hij er even naast gezeten.
De ronde banken die in rijen in het overgrote deel van de zaal stonden waren volgepropt met de machtigste edelen van de Unie, en de lucht was bezwangerd met hun verwachtingsvolle, gespannen, angstige gefluister. De hele Open Raad was ademloos komen opdagen, schouder tegen met bont omhulde schouder gedrukt, elke man met de glinsterende keten om zijn schouders die hem in goud of zilver identificeerde als het hoofd van zijn familie. Jezal had dan misschien net iets meer verstand van politiek dan een paddenstoel, maar zelfs hij was opgewonden door het belang van de gelegenheid. De verkiezing van een Hoge Koning van de Unie door middel van een openbare stemming. Hij voelde zenuwen door zijn keel gieren bij die gedachte. Je kon je amper een belangrijker gelegenheid voorstellen.
Het volk van Adua wist dat in ieder geval ook. Buiten de muren, in de straten en op de pleinen van de stad, wachtten ze gespannen op nieuws uit de Open Raad, wachtten op het moment dat ze hun nieuwe monarch konden toejuichen, of misschien uitjoelen, afhankelijk van wie het werd. Buiten de hoge deuren van de Herenkoepel was het Maarschalkplein één enkele deinende menigte, omdat elke man en vrouw in de Agriont de eerste wilde zijn die het nieuws hoorde. Daarbinnen zou worden beslist over toekomsten, grote schulden zouden worden vereffend, fortuinen gewonnen en verloren, afhankelijk van het resultaat. Slechts een bevoorrecht, select gezelschap was toegelaten tot de openbare tribune, maar het waren er nog altijd zo veel dat de toeschouwers opeengepakt op het balkon stonden en ieder moment het gevaar liepen over de reling te worden geduwd en op de tegelvloer eronder te storten.
De ingelegde deuren achter in de zaal gingen met een galmende knal open, en het geluid weerkaatste tegen het hoge plafond en door de enorme ruimte. Er klonk geruis toen alle raadsleden zich op hun zitplaats omdraaiden en naar de ingang keken, gevolgd door getik van schoenen terwijl de Gesloten Raad gestaag naderde over het pad tussen de banken. Een grote groep secretarissen, klerken en bedienden haastte zich achter hen aan, met papieren en boeken in hun gretige handen geklemd. Schatmeester Hoff liep voorop en fronste grimmig. Achter hem liep Sult, geheel in het wit gekleed, en Marovia, geheel in het zwart, met allebei even ernstige gezichten. Als volgende kwam Varuz, toen Halleck, en… Jezals gezicht betrok. Wie anders dan de Eerste van Magiërs, wederom uitgedost in zijn opzichtige tovenaarsmantel, met zijn chagrijnige leerling bij zich. Bayaz grijnsde alsof hij gewoon naar het theater ging. Hun blikken kruisten elkaar, en de magiër had het lef om te knipogen. Jezal was verre van geamuseerd.
Onder een aanzwellend geroezemoes namen de oude mannen plaats op de hoge stoelen achter een lange, gebogen tafel tegenover de edelen op de banken. De assistenten gingen op kleinere stoelen zitten en legden de papieren klaar, openden hun boeken, fluisterden op gedempte toon tegen hun meesters. De spanning in de zaal nam nog verder toe in de richting van regelrechte hysterie.
Jezal voelde een zweterige rilling over zijn rug lopen. Glokta was er ook, naast de hoofdlector, en dat bekende gezicht was allesbehalve geruststellend. Jezal was vanochtend nog bij Ardee thuis geweest, en de afgelopen nacht ook. Uiteraard had hij hun relatie niet verbroken en ook niet om haar hand gevraagd. Zijn hoofd tolde omdat zijn gedachten in kringetjes bleven rondgaan. Hoe meer hij met haar omging, hoe onmogelijker het leek om een besluit te nemen.
Glokta’s koortsige ogen draaiden naar die van hem toe, vingen zijn blik en schoten toen weer weg. Jezal slikte moeizaam. Hij had zich behoorlijk in de nesten gewerkt. Wat moest hij toch doen?
Glokta wierp Luthar een korte, woeste blik toe. Alleen om hem even te herinneren aan waar we staan. Toen draaide hij in zijn stoel, grimassend terwijl hij zijn bonzende been strekte, en drukte zijn tong tegen zijn tandvlees toen hij zijn knie voelde klikken. We hebben belangrijker zaken aan ons hoofd dan Jezal dan Luthar. Veel belangrijker zaken.
Voor deze ene dag ligt de macht bij de Open Raad, en niet bij de Gesloten Raad. Bij de edelen, niet bij de bureaucraten. Bij velen, niet bij enkelen. Glokta keek langs de tafel naar de grote mannen die al zeker twaalf jaar het lot van de Unie bepaalden: Sult, Hoff, Marovia, Varuz en de rest. Slechts één lid van de Gesloten Raad glimlachte. De nieuwste en minst welkome aanvulling.
Bayaz zat in zijn hoge zetel, met als enige metgezel zijn bleke leerling Malacus Quai. En hij lijkt me voor niemand prettig gezelschap. De Eerste van Magiërs scheen te genieten van de diarree veroorzakende spanning in dezelfde mate als zijn gelijken die vreesden, en zijn glimlach leek absurd misplaatst tussen alle fronsende blikken. Ongeruste gezichten. Bezwete voorhoofden. Nerveuze fluisteringen tegen trawanten. Ze zitten op scheermessen, stuk voor stuk. En ik natuurlijk ook. Laten we die arme Sand dan Glokta niet vergeten, die trouwe dienaar! We houden ons met onze nagels aan de macht vast – glijdend, glijdend. We zitten hier als de beklaagden op onze eigen hoorzitting. We weten dat het vonnis weldra zal worden uitgesproken. Wordt het een nauwelijks verdiende gratie? Glokta voelde een glimlach aan zijn mondhoeken trekken. Of een veel bloediger vonnis? Wat zeggen de geëerde leden van de jury?
Zijn ogen schoten langs de gezichten van de leden van de Open Raad op hun bankjes. Driehonderdtwintig mannen. Glokta dacht aan de vellen papier in de werkkamer van de hoofdlector, en hij koppelde die aan de mannen die voor hem zaten. De geheimen, de leugens en de bondgenootschappen. Vooral de bondgenootschappen. Hoe zullen ze stemmen?
Hij zag er enkelen wier steun hij had zekergesteld. Of zo zeker als we kunnen zijn in deze onzekere tijden. Hij zag Ingelstads roze gezicht in de drukte, bijna achterin, en de man slikte en keek weg. Zolang je maar stemt op onze kandidaat, mag je kijken waar je wilt. Hij zag Wetterlants slappe gezicht een paar rijen erachter, en de man knikte bijna onzichtbaar naar hem. Dus ons laatste aanbod was acceptabel. Nog vier voor de hoofdlector? Genoeg om het verschil te maken en te zorgen dat we onze baan houden? Dat we allemaal in leven blijven? Glokta voelde zijn lege grijns breder worden. We zullen het weldra zien…
Midden op de voorste rij, tussen de oudste en hoogste adellijke families van Midderland, zat heer Brock, met zijn armen over elkaar en een blik van gretige verwachting op zijn gezicht. Onze koploper, die zit te popelen om weg te spurten van de start. Niet ver bij hem vandaan zat heer Isher, oud en statig. De tweede favoriet, met alle kansen. Barezin en Heugen zaten vlakbij, onbehaaglijk op elkaar geperst terwijl ze af en toe met enige afkeer naar elkaar keken. Wie weet? Een eindsprintje en de troon zou van hen kunnen zijn. Gouverneur Skald zat helemaal links, voor aan de delegaties uit Angland en Starikland. Nieuwe mannen, uit de provincies. Maar een stem blijft een stem, hoe we onze neus er ook voor ophalen. Helemaal rechts zaten twaalf gedeputeerden uit Westhaven, die door de snit van hun kleding en de kleur van hun huid opvielen als buitenstaanders. Maar toch met twaalf stemmen, en nog niet uitgesproken.
Er waren vandaag geen afgevaardigden van Dagoska. Er zijn helemaal geen afgevaardigden meer over, helaas. Gouverneur Vurms is ontslagen. Zijn zoon is verhinderd omdat hij zijn hoofd kwijt is. Wat de rest van de stad aangaat, die is veroverd door de Gurken. Nou ja. Een beetje verspilling is onvermijdelijk. We ploeteren wel zonder hen voort. Het spelbord staat klaar, de stukken klaar om te bewegen. Wie zal de winnaar van dit smerige spelletje worden? We zullen het weldra weten…
De omroeper stapte naar het midden van de ronde vloer, tilde zijn staf hoog boven zijn hoofd en bracht die omlaag met een reeks luide bonzen die tegen de glanzende marmeren muren weerkaatsten. Het geroezemoes verstomde, de magnaten draaiden zich om naar de vloer, alle gezichten gespannen. Een bezwangerde stilte vulde de volgepakte zaal, en Glokta voelde dat er spiertrekkingen over de linkerkant van zijn gezicht schoten, waardoor zijn ooglid ging trillen.
‘Ik open deze vergadering van de Open Raad van de Unie. Orde in de zaal!’ bulderde de omroeper. Langzaam, en met een zeer grimmige frons, stond heer Hoff op en richtte zich tot de raadsleden.
‘Vrienden! Collega’s! Heren van Midderland, Angland en Starikland, gedeputeerden uit Westhaven! Guslav de Vijfde, onze koning… is dood. Zijn twee erfgenamen… zijn dood. Een van hen door de handen van onze vijanden in het noorden, de ander door die van onze vijanden in het zuiden. Dit is waarachtig een tijd van onrust, en we hebben geen leider.’ Hij stak smekend zijn armen op naar de raadsleden. ‘Er ligt nu een grote verantwoordelijkheid bij u. De selectie van een van de uwen als nieuwe Hoge Koning van de Unie. Elke man die een zetel heeft in deze Open Raad is een potentiële kandidaat! Elk van u… zou onze nieuwe koning kunnen worden.’ Er dreef een bijna hysterische golf van gefluister omlaag van de openbare galerij, en Hoff moest zijn stem verheffen om erbovenuit te komen.
‘Een dergelijke stemming heeft maar één keer eerder plaatsgevonden in de lange geschiedenis van onze grote natie! Na de burgeroorlog en de val van Morlic de Waanzinnige, toen Arnault met bijna unanieme stemming tot de troon werd verheven. Hij was degene die de grote dynastie heeft opgebouwd die tot een paar korte dagen geleden standhield.’ Hij liet zijn armen zakken en keek droevig naar de tegels. ‘Uw voorouders hebben die dag een wijze keus gemaakt. We kunnen alleen maar hopen dat de man die hier vanochtend wordt verkozen, door en in het volle zicht van zijn gelijken, een even nobele, even sterke, even evenwichtige, en even langdurige dynastie zal stichten!’
We kunnen alleen maar hopen op iemand die doet wat hem verdomme gezegd wordt.
Ferro duwde een vrouw in een lange jurk opzij. Ze werkte zich langs een dikke vent, die haar met van woede trillende wangen aankeek. Ze perste zich naar het balkon en loerde omlaag. De grote zaal beneden zat vol met in bont gehulde oude mannen, opeengepakt op de hoge banken, allemaal met fonkelende kettingen om hun schouders en een glimmend laagje zweet op hun voorhoofd. Tegenover hen, aan een lange tafel, zat nog een stel mannen, maar dat waren er minder. Ze fronste toen ze Bayaz glimlachend bij hen zag zitten, alsof hij een geheim kende dat niemand anders kon raden.
Zoals gewoonlijk.
Naast hem stond een vette roze met een gezicht vol gebarsten adertjes, die iets schreeuwde over dat elke man vanuit zijn geweten moest stemmen. Ferro snoof. Ze zou ervan staan te kijken als de paar honderd mannen daarbeneden samen vijf hele gewetens hadden. Het leek alsof ze allemaal aandachtig luisterden naar de toespraak van de dikke man, maar Ferro zag iets anders.
De zaal was vol signalen.
Mannen keken elkaar zijdelings aan en knikten subtiel. Ze knipoogden met het ene oog of met het andere. Ze legden vingers tegen neuzen of oren. Ze krabden zich op rare manieren. Een web van geheimen dat zich uitspreidde naar alle delen van de zaal, en waar Bayaz grijnzend middenin zat. Een stukje achter hem, met zijn rug naar de muur, stond Jezal dan Luthar in een uniform met glanzende draden erop. Ferro’s lip krulde op. Ze zag het aan de manier waarop hij stond.
Hij had niks geleerd.
De omroeper stampte weer op de grond met zijn stok. ‘Het stemmen zal nu aanvangen!’ Er klonk een rauw gekreun, en Ferro zag de vrouw die ze eerder was gepasseerd flauwvallen. Iemand sleepte haar weg, wapperde met een vel papier voor haar gezicht, en de chagrijnige menigte drong zich verder naar voren. ‘In de eerste ronde wordt de keuze beperkt tot drie! Er wordt gestemd door het opsteken van handen voor elke kandidaat, in volgorde van de meest uitgestrekte landerijen en bezittingen!’
Beneden op de banken zweetten en trilden de rijkelijk uitgedoste mannen alsof ze een oorlog ingingen.
‘Ten eerste,’ krijste een klerk, wiens stem oversloeg terwijl hij voorlas uit een enorm boek, ‘heer Brock!’
Boven op het balkon betten mensen hun gezicht, mompelden en hijgden alsof ze doodgingen. Misschien was dat bij sommigen ook zo. Het stonk hier naar twijfel, opwinding en angst. Zo sterk dat het besmettelijk was. Zo sterk dat zelfs Ferro, die geen moer gaf om die roze lui en hun stomme verkiezing, haar mond droog voelde worden, haar handen voelde jeuken, haar hart voelde bonzen.
De omroeper draaide zich naar de zaal om. ‘De eerste kandidaat is heer Brock! Alle leden van de Open Raad die willen stemmen op heer Brock als de volgende Hoge Koning van de Unie worden verzocht hun…’
‘Momentje, heren!’
Glokta wilde met een ruk zijn hoofd omdraaien, maar zijn nekwervels sloegen halverwege vast en hij moest vanuit zijn vochtige ooghoek turen. Hij had amper de moeite hoeven nemen. Ik had zonder te kijken wel kunnen raden wie dat was. Bayaz was opgestaan en keek nu met een innemende glimlach naar de Open Raad. Perfecte timing. Een stortvloed aan boze kreten rees in antwoord van de leden op.
‘Dit is geen tijd voor onderbrekingen!’
‘Heer Brock! Ik stem op Brock!’
‘Een nieuwe dynastie!’
Bayaz’ glimlach nam geen fractie af. ‘Maar stel dat we de oude dynastie zouden kunnen voortzetten? Stel dat we een nieuw begin konden maken,’ en hij keek veelbetekenend naar zijn collega’s van de Gesloten Raad, ‘terwijl we behouden wat goed is in onze huidige regering? Stel dat er een manier is om wonden te genezen in plaats van die te veroorzaken?’
‘Hoe dan?’ klonk het spottend.
‘Wat voor manier?’
Bayaz’ glimlach werd nog breder. ‘Nou, met een koninklijke bastaard.’
Collectief werd de adem ingehouden. Heer Brock sprong op van zijn zetel. Bijna alsof hij een veer in zijn reet heeft. ‘Dat is een belediging aan dit huis! Een schandaal! Een bezoedeling van de nagedachtenis aan koning Guslav!’ Inderdaad, want nu lijkt hij niet alleen een kwijlende ouwe bok, maar nog een geile ook. Andere raadsleden stonden op om hem bijval te verlenen, hun gezicht rood van woede of wit van opwinding, schuddend met hun vuisten en woest roepend. Van alle banken klonk geknor, gegrom en geschuifel. Net als in de varkenshokken in het slachthuis, krijsend om de slobber die in de trog terechtkomt.
‘Wacht!’ gilde de hoofdlector, die smekend zijn wit gehandschoende handen hief. Bespeurt hij soms een glimmertje hoop in de duisternis? ‘Wacht, mijne heren! Het kan geen kwaad om hem aan te horen! We moeten de waarheid aanhoren, ook al is die pijnlijk! De waarheid zou onze enige zorg moeten zijn!’ Glokta moest zich inhouden om niet te gaan lachen. O, natuurlijk, Eminentie! De waarheid is altijd uw enige zorg geweest!
Maar het geroezemoes nam geleidelijk af. De raadsleden die nog overeind stonden, gingen beschaamd terug in het gareel. Hun gewoonte van gehoorzamen aan de Gesloten Raad is niet eenvoudig af te leren. Maar dat is eigenlijk bij alle gewoontes het geval. Vooral die van gehoorzaamheid. Vraag maar aan de honden van mijn moeder. Ze zakten grommend weer op hun zitplaats en lieten Bayaz uitspreken.
‘U hebt misschien van Carmee dan Roth gehoord, heren?’ Een aanzwellen van lawaai op de openbare galerij boven bevestigde dat die naam niet onbekend was. ‘Ze was een grote favoriet van de koning in zijn jongere jaren. Een zeer grote favoriet. Zozeer zelfs, dat ze zwanger raakte.’ Weer een uitbarsting van geroezemoes, nu luider. ‘Ik heb altijd een sentimenteel respect gekoesterd voor de Unie. Ik heb altijd een oogje gehouden op het welzijn ervan, ondanks de karige dank die ik daarvoor heb gekregen.’ Bayaz krulde heel even zijn lip op naar de leden van de Gesloten Raad. ‘Dus toen de dame in het kraambed overleed, heb ik de bastaard van de koning onder mijn hoede genomen. Ik heb hem bij een nobele familie ondergebracht, zodat hij een goede opvoeding en opleiding zou krijgen, voor het geval de natie op een dag zonder troonopvolger zou komen te zitten. Mijn handelwijze blijkt nu bijzonder verstandig.’
‘Leugens!’ krijste iemand. ‘Leugens!’ Maar slechts weinig stemmen sloten zich erbij aan. Hun toon klonk eerder nieuwsgierig.
‘Een zoon van Guslav?’
‘Een bastaard?’
‘Carmee dan Roth, zei hij?’
Ze hebben dit verhaal eerder gehoord. Geruchten misschien, maar bekende geruchten. Bekend genoeg om ze te laten luisteren. Ze te laten afwegen of het in hun belang is om erin te geloven.
Maar heer Brock was niet overtuigd. ‘Een overduidelijk verzinsel! Er zijn meer dan geruchten en speculatie voor nodig om dit huis te overtuigen! Laat die bastaard maar zien, als u dat kunt, zogenaamde Eerste van Magiërs! Vertoon uw magische kunsten!’
‘Magie is niet nodig,’ sneerde Bayaz. ‘De zoon van de koning is al hier, bij ons in de zaal.’ Kreten van consternatie van de galerij, zuchten van verbazing van de raadsleden, verdoofde stilte van leden van de Gesloten Raad en hun assistenten; alle ogen waren gericht op Bayaz’ wijzende vinger terwijl hij zijn hand naar de zaal uitstak. ‘Niemand minder dan kolonel Jezal dan Luthar!’
De spastische spiertrekking begon in Glokta’s teenloze voet, schoot langs zijn verwoeste been omhoog, bracht zijn verwrongen wervelkolom aan het sidderen van zijn reet tot aan zijn schedel, zijn gezicht aan het trekken als een kwade kwal, zijn weinige tanden aan het rammelen in zijn tandvlees, zijn ooglid aan het trillen zo snel als de vleugels van een vlieg.
Bayaz’ laatste woord galmde na in de plotseling stille zaal. ‘Luthar, Luthar, Luthar…’
Dat moet een geintje zijn, verdomme.
De bleke gezichten van de raadsleden waren verstijfd, hingen slap met grote ogen van schok of waren gerimpeld van verbeten razernij. De bleke mannen aan de tafel gaapten de magiër aan. De bleke mensen op het balkon sloegen de hand voor hun mond. Jezal dan Luthar, die had gejankt van zelfmedelijden toen Ferro zijn gezicht had gehecht. Jezal dan Luthar, die lekke pispot van egoïsme, arrogantie en ijdelheid. Jezal dan Luthar, die ze de prinses van de Unie had genoemd, liep de kans dat hij deze dag zou eindigen als de koning ervan.
Ferro kon er niets aan doen.
Ze legde haar hoofd in haar nek en hijgde, en hoestte, en hikte van pret. Tranen sprongen haar in de ogen, haar borst trilde en haar knieën knikten. Ze hield zich vast aan de reling van het balkon, gierde, gromde, kwijlde. Ferro lachte niet vaak. Ze kon zich de laatste keer amper herinneren. Maar Jezal dan Luthar, koning?
Dat was grappig.
Hoog boven hem, op de publieke galerij, was iemand gaan lachen. Een gestoord gekakel dat volkomen ongepast was bij de ernst van dit moment. Maar Jezals eerste ingeving, toen hij besefte dat het zijn eigen naam was die Bayaz had geroepen, toen hij besefte dat hij degene was waar die uitgestoken vinger naar wees, was om met haar mee te doen. Zijn tweede ingeving, toen alle hoofden in die enorme zaal meteen naar hem toe draaiden, was om over te geven. Het resultaat was een onbeholpen hoestje, een beschaamde grijns, een onplezierig branderig gevoel achter in zijn keel en een onmiddellijk verbleken van de huid.
‘Ik…’ kraste hij voor hij er erg in had, maar hij had geen idee hoe hij die zin wilde afmaken. Wat kon hij in godsnaam voor zinnigs zeggen op een moment als dit? Hij kon daar alleen maar staan, zwetend als een gek, trillend onder zijn stijve uniform, terwijl Bayaz met galmende stem doorging, over het gelach heen dat nog steeds van het balkon kwam.
‘Ik heb hier een gezworen verklaring van zijn pleegvader, die bevestigt dat alles wat ik zeg waar is, maar maakt dat werkelijk uit? De waarheid is voor iedereen duidelijk te zien!’ Zijn arm schoot weer in Jezals richting. ‘Hij heeft voor ieders ogen een Wedstrijd gewonnen, en hij is met me meegegaan op een reis vol gevaren, zonder ook maar één keer te klagen! Hij heeft de brug bij Darmium bestormd zonder stil te staan bij zijn eigen veiligheid! Hij heeft Adua gered van een opstand zonder een druppel bloed te vergieten! Zijn moed en vaardigheid, zijn wijsheid en onbaatzuchtigheid zijn bij iedereen bekend! Kan er nog twijfel over bestaan dat het bloed van koningen door zijn aderen stroomt?’
Jezal knipperde met zijn ogen. Feiten van vroeger begonnen naar het oppervlak van zijn slome geest te drijven. Hij leek niet veel op zijn broers. Zijn vader had hem altijd anders behandeld. Hij was de knapste in de familie. Zijn mond hing open, maar hij merkte dat hij hem niet dicht kreeg. Toen zijn vader Bayaz bij de Wedstrijd had gezien, was hij lijkbleek geworden, alsof hij hem herkende.
Dat was dus inderdaad zo geweest, en hij was Jezals vader helemaal niet.
Toen de koning Jezal had gefeliciteerd met zijn overwinning, had hij hem voor zijn eigen zoon aangezien. Kennelijk toch niet de blinde dwaasheid die iedereen had gedacht. Die ouwe gek was dichter bij de waarheid geweest dan alle anderen. Plotseling was het allemaal op een verschrikkelijke manier logisch.
Hij was een bastaard.
Hij was de bastaardzoon van een koning. Sterker nog, begon hij langzamerhand en met stijgend afgrijzen te beseffen, hij werd nu serieus in overweging genomen als diens vervanger.
‘Mijne heren!’ schreeuwde Bayaz over het ongelovige geroezemoes heen, dat met het moment verder in volume toenam. ‘U bent verbaasd! Het is een lastig te accepteren feit, dat begrijp ik. Vooral met die verstikkende hitte hierbinnen!’ Hij gebaarde naar de gasten aan beide kanten van de zaal. ‘Open de deuren, alstublieft, en laat wat frisse lucht binnen!’
De deuren werden opengezwaaid en een licht briesje waaide de Herenkoepel in. Een verkoelend briesje, en nog iets anders. Het was eerst moeilijk te bepalen wat het was, maar toen werd het duidelijker. Iets wat leek op het lawaai van het publiek tijdens de Wedstrijd. Zacht, herhaald en meer dan een beetje angstaanjagend.
‘Luthar! Luthar! Luthar!’ Zijn eigen naam, steeds opnieuw uitgeroepen door een groot aantal kelen buiten de muren van de Agriont, was onmiskenbaar.
Bayaz grijnsde. ‘Het lijkt erop dat de bevolking van de stad haar favoriete kandidaat al heeft gekozen.’
‘Dit is niet hun keus!’ brulde Brock, die nog overeind stond maar zich nu pas begon te herstellen. ‘Net zomin als het de uwe is!’
‘Maar het zou dom zijn om hun mening te negeren. De steun van de burgerbevolking kan niet zomaar van de hand worden gewezen, vooral niet in deze rusteloze tijden. Als we ze teleurstellen in hun huidige stemming, wie weet wat er dan gebeurt? Rellen op de straten, of erger? Dat willen we toch zeker geen van allen, heer Brock?’
Enkele raadsleden verschoven nerveus op hun zitplaats, kijkend naar de open deuren, fluisterend tegen hun buren. Als de sfeer in de Koepel eerder al verward was, dan was die nu volkomen onthutst. Maar de zorgen en verbazing van de Open Raad waren nog niets vergeleken met die van Jezal zelf.
Een fascinerend verhaal, maar als hij denkt dat de inhaligste mannen van de Unie hem op zijn woord zullen geloven en de kroon zullen weggeven, dan heeft hij een ongelooflijke blunder begaan, of de burgers nu kwijlen bij de naam van Luthar of niet. Heer Isher stond nu voor het eerst op, statig en indrukwekkend op de eerste rij, met fonkelende ambtsjuwelen. En daarmee beginnen de woeste tegenwerpingen, de verbolgen ontkenningen, de roep om straf.
‘Ik geloof met heel mijn hart,’ riep Isher duidelijk verstaanbaar, ‘dat de man die bekendstaat als kolonel Jezal dan Luthar niemand minder is dan de biologische zoon van de recent overleden koning Guslav de Vijfde!’ Glokta’s mond viel open. En datzelfde gebeurde, zo leek het wel, bij bijna iedereen in de zaal. ‘En dat hij bovendien geschikt is om te regeren dankzij zijn voorbeeldige karakter en bijzondere prestaties, zowel binnen de Unie als daarbuiten!’ Er was nog een uitbarsting van lelijk proestend gelach van boven te horen, maar Isher negeerde het. ‘Mijn stem en die van de lieden die mij steunen gaan hartgrondig naar Luthar!’
Als Luthars ogen nog groter waren geworden, waren ze uit zijn hoofd gevallen. En wie kan hem dat kwalijk nemen? Nu stond een lid van de delegatie uit Westhaven op. ‘De gedeputeerden van Westhaven stemmen als één man voor Luthar!’ zong hij met een Styriaans accent. ‘Biologische zoon en erfgenaam van koning Guslav de Vijfde!’
Een man een paar rijen verder naar achteren sprong op. Hij keek snel en enigszins nerveus naar Glokta. Niemand minder dan heer Ingelstad. Die smerige leugenaar, wat is hij van plan? ‘Ik ben voor Luthar!’ krijste hij.
‘En ik ook, voor Luthar!’ Wetterlant, en zijn geloken ogen verraadden niet meer emotie dan toen hij de eendjes had gevoerd. Betere aanbiedingen zeker, heren? Of betere dreigementen? Glokta keek naar Bayaz. Er speelde een flauwe glimlach om zijn lippen terwijl hij nog meer mannen zag opspringen om hun steun voor de zogenaamde biologische zoon van Guslav de Vijfde te betuigen. Intussen was het gescandeer van de menigten in de stad nog steeds te horen.
‘Luthar! Luthar! Luthar!’
Terwijl de schok wegebde, dacht Glokta koortsachtig na. Dus daarom heeft onze Eerste van Magiërs vals gespeeld tijdens de Wedstrijd om Luthar te helpen. Daarom heeft hij hem al die tijd bij zich in de buurt gehouden. Daarom heeft hij hem zo’n prominente positie bezorgd. Als hij een of andere niemendal had gepresenteerd als de zoon van de koning, zou hij de zaal uit zijn gehoond. Maar Luthar, of je hem nu liefhebt of haat, is een van ons. Hij is bekend, hij is vertrouwd, hij is… aanvaardbaar. Glokta keek naar Bayaz met iets wat veel leek op bewondering. Stukjes van een puzzel, jarenlang geduldig voorbereid, kalmpjes op hun plek gelegd voor onze ongelovige ogen. En we kunnen er geen moer aan doen, behalve misschien naar zijn pijpen dansen?
Sult boog zich opzij in zijn stoel en fluisterde indringend in Glokta’s oor. ‘Die jongen Luthar, wat is dat voor kerel?’
Glokta keek fronsend naar hem, waar hij stomverbaasd bij de muur stond. Hij zag er op dat moment uit alsof hij amper zijn sluitspier kon bedwingen, laat staan een land regeren. Toch had je ongeveer hetzelfde kunnen zeggen over onze vorige koning, en die voldeed bewonderenswaardig aan zijn plichten. Zijn plichten van zitten en kwijlen, terwijl wij het land voor hem regeerden. ‘Vóór zijn reisje naar het buitenland, Eminentie, was hij een van de leeghoofdigste, lafste en ijdelste jonge idioten in het hele land. Maar de vorige keer dat ik hem sprak…’
‘Perfect!’
‘Maar, Eminentie, u ziet toch wel in dat dit allemaal volgens de plannen van Bayaz…’
‘Met die ouwe idioot rekenen we nog wel af. Ik moet advies inwinnen.’ Sult draaide zich zonder op antwoord te wachten om om tegen Marovia te sissen. Nu keken de twee oude mannen naar de Open Raad, nu knikten ze en gaven hun signalen aan de mannen die ze onder de duim hadden. Al die tijd bleef Bayaz glimlachen. Zoals een uitvinder glimlacht als zijn nieuwe machine voor het eerst werkt, precies zoals hij het had bedoeld. De magiër ving Glokta’s blik en knikte heel lichtjes. Glokta kon niet anders dan zijn schouders ophalen en tandeloos grijnzen. Ik vraag me af of er nog een moment komt waarop we allemaal wensen dat we op Brock hadden gestemd.
Marovia sprak gehaast met Hoff. De schatmeester fronste zijn voorhoofd, knikte, draaide zich naar de zaal en gaf een teken aan de omroeper, die woest op de grond stampte met zijn staf.
‘Heren van de Open Raad!’ brulde Hoff, zodra de rust enigszins was hersteld. ‘De ontdekking van een biologische zoon verandert uiteraard het aanzien van dit debat! Het lot heeft ons kennelijk de mogelijkheid geschonken om zonder verdere twijfels of conflicten de dynastie van Arnault voort te zetten!’ Het lot heeft ons iets geschonken? Ik denk dat we ons amper een minder geïnteresseerde weldoener kunnen voorstellen. ‘Met het oog op deze buitengewone omstandigheden en de sterke steun die al is uitgesproken door leden van dit huis, is de Gesloten Raad van mening dat er nu een buitengewone verkiezing moet worden gehouden. Een enkele stem van u ieder, of de man die voorheen bekendstond als Jezal dan Luthar vanaf dit moment moet worden uitgeroepen tot Hoge Koning van de Unie!’
‘Nee!’ brulde Brock, met opbollende aderen in zijn hals. ‘Ik protesteer nadrukkelijk!’ Maar hij had net zo goed kunnen protesteren tegen de opkomende vloed. Handen schoten al in duizelingwekkende aantallen omhoog. De gedeputeerden van Westhaven, de aanhang van heer Isher, de stemmen die Sult en Marovia met dreigementen en steekpenningen hadden gekocht. Glokta zag er nog veel meer, mannen van wie hij had gedacht dat ze nog geen besluit hadden genomen of zich ferm hadden uitgesproken voor de ene of andere kandidaat. Allemaal geven ze hun steun aan Luthar, met een snelheid die sterk wijst op voorafgaande overeenstemming. Bayaz ging met zijn armen over elkaar achteroverzitten terwijl hij de handen omhoog zag komen. Het begon al afschuwelijk duidelijk te worden dat meer dan de helft van de zaal vóór was.
‘Ja!’ riep de hoofdlector met een triomfantelijke glimlach. ‘Ja!’
Degenen die hun hand niet hadden opgestoken, mannen die trouw hadden gezworen aan Brock, of Barezin, of Heugen, staarden om zich heen, stomverbaasd en niet zo’n beetje ontsteld over hoe snel de wereld hen scheen te hebben ingehaald. Hoe snel de kans op macht hen door de vingers is geglipt. En wie kan het ze kwalijk nemen? Het is voor ons allemaal een verrassende dag geweest.
Heer Brock deed nog een laatste poging, priemde met zijn vinger naar Luthar, die nog altijd met grote ogen bij de muur stond. ‘Wat hebt u voor bewijs dat hij de zoon is van een bepaalde persoon, behalve het woord van die ouwe leugenaar?’ en hij gebaarde naar Bayaz. ‘Wat voor bewijs, mijne heren? Ik eis bewijzen!’
Er golfde een boos gemompel langs de banken, maar niemand deed het al te opvallend. De tweede keer dat heer Brock voor deze raad staat en bewijzen eist, en de tweede keer dat niemand erom maalt. Wat kan er immers voor bewijs zijn? Een moedervlek in de vorm van een kroon op Luthars reet? Bewijs is saai. Bewijs is vervelend. Bewijs is irrelevant. Mensen krijgen veel liever een makkelijke leugen aangereikt dan te zoeken naar een lastige waarheid, vooral als die hun doelen dient. En de meesten van ons hebben liever een koning zonder vrienden en vijanden dan een koning met meer dan genoeg van allebei. De meesten van ons hebben liever dat alles bij het oude blijft dan het risico van een onzekere toekomst.
Er gingen nog meer handen omhoog, en nog meer. Luthars steun was al te groot om nog door één man te worden gedwarsboomd. Nu is het net een groot rotsblok dat van een helling rolt. Ze durven er niet voor te gaan staan voor het geval ze tot moes worden geplet. Dus persen ze zich erachter en voegen hun eigen gewicht eraan toe, in de hoop naderhand de restjes te kunnen oprapen.
Brock draaide zich met een woeste frons op zijn gezicht om en stormde door het gangpad de zaal uit. Waarschijnlijk had hij gehoopt dat een groot deel van de Open Raad met hem mee zou stormen. Maar daarin wordt hij, net als in zo veel andere dingen vandaag, ernstig teleurgesteld. Niet meer dan twaalf van zijn loyaalste volgelingen gingen met hem mee op zijn eenzame mars de Herenkoepel uit. De anderen zijn verstandiger. Heer Isher wisselde een blik met Bayaz en stak zijn bleke hand op. Barezin en Heugen zagen het grootste deel van hun aanhang overlopen naar de zaak van de jonge pretendent, keken elkaar aan, schoven achteruit op hun zitplaats en hielden zorgvuldig hun mond. Skald wilde iets roepen, keek om zich heen, bedacht zich en tilde met overduidelijke tegenzin langzaam zijn arm op.
Er werd niet verder geprotesteerd.
Koning Jezal de Eerste werd bijna unaniem tot de troon verheven.