Achttien

Bernice staat in het bloembed achter haar huis en houdt de ladder stevig vast terwijl Alex het lage, glooiende dak van de afgeschermde veranda op klimt. In het dak van de veranda zitten twee ramen, waarvan er eentje lekt. Bij een iets meer dan lichte regen drupt er water in een emmer. Bernice heeft de toezegging gekregen van een dakdekker dat hij eind juni zal komen, maar dat is pas over drie weken en er is regen voorspeld. Ze wilde het Alex eigenlijk niet vragen, gezien zijn geblesseerde pols, maar toen ze het dakprobleem aansneed en vertelde wat haar tijdelijke oplossing was – naar boven klimmen en een geteerd zeildoek over het dakraam spijkeren – verzekerde hij haar dat zijn pols voldoende hersteld was voor het karwei; als hij voorzichtig was en niets optilde dat te zwaar was, dan kon hij het aan.

Nu ze Alex van de ladder het dak op ziet stappen, waarbij hij zich even bukt en twee handen op de dakspanen zet om zijn evenwicht te hervinden, vraagt Bernice zich af of hij niet te veel risico neemt. ‘Wees alsjeblieft voorzichtig’, zegt ze. ‘Kijk uit waar je je voeten zet. Het kan daar glad zijn. Weet je zeker dat je pols in orde is? Misschien moet je die brace omdoen.’

‘Het gaat best. Maak je niet ongerust.’

Bernice geeft het teerdoek door, de kopspijkers en de hamer. Alex vouwt het teerdoek open, dat stijf is en onhandelbaar en veel groter dan een van beiden had verwacht. ‘Jezus. Hier zouden we het hele huis mee kunnen bedekken.’ Alex vouwt het teerdoek dubbel en past het over het dakraam. ‘Ik ben er nog niet zo zeker dat je dakdekker blij zou zijn met onze aanpak. Ik ben bang dat we het dak beschadigen als we spijkers door de dakspanen slaan. Kun je die emmer niet nog een week verdragen?’

‘Ik ben die emmer zat’, zegt Bernice, niet helemaal oprecht. In plaats van druk op hem uit te oefenen is de dakreparatie het eerste goede excuus dat ze in weken heeft gehad om tijd met hem door te brengen. De laatste tijd heeft ze het gevoel dat hij haar uit de weg gaat, haar toenaderingen afweert, op haar uitnodigingen reageert met raadselachtige excuses en uitvluchten, alsof ze iets heeft gedaan wat hem heeft ontstemd of afkeer inboezemt. Bernice geeft er de voorkeur aan om te denken dat het niet persoonlijk is, dat zijn nieuwe vriendin, Kelly, de ware reden is voor zijn onbereikbaarheid.

Ze zegt tegen Alex: ‘Kijk eerst even naar het dakraam voor je begint. Gewoon of je iets ziet. Het lekt linksonder in de hoek. Daar, bij je rechtervoet.’

Alex knielt, tilt de punt van het teerdoek op en onderzoekt het dakraam. Brengt zijn hoofd er dichtbij. Tuurt. Port met zijn vingertoppen in de afdichting. ‘Ik zie niets. Maar dat wil niet zeggen dat er geen lek zit.’

‘O, er zit een lek, geloof me maar’, zegt Bernice.

Alex gaat aan de slag met de kopspijkers. Bernice is onder de indruk van zijn behendigheid, het gemak waarmee hij om het zeildoek heen beweegt en tegelijk zijn evenwicht bewaart tegen het schuine dak, het gemak waarmee hij stapt, draait, hurkt, knielt, spijkers uit het pakje plukt en ze erin hamert met een, twee klappen van de hamer, die hij met zijn goede hand vasthoudt. Achter en boven hem schittert de zon aan een helderblauwe hemel, de bomen zijn nadrukkelijk groen, buurtgeluiden – kindergeroep, een blaffende hond, een grasmaaimachine in de verte – dringen sporadisch door. Het is niet zozeer een déjà vu, maar eerder een complexe wisselwerking tussen omgeving en geheugen waardoor Bernice in een flits een terugblik krijgt op het frisse, gave optimisme van haar jeugd, of om preciezer te zijn, toen ze een jonge vrouw was, zoals toen Isabel en Clancy in de achtertuin speelden en Todd iets aan het huis repareerde, terwijl zij bewonderend toekeek. Ze herinnert zich de jeugdige overtuiging, en is zich die ook nu vluchtig gewaar, dat puur geluk binnen haar bereik lag, daarginds net voorbij de bocht, achter de horizon. De ironie was dat de valsheid van de hoop niets afdeed aan de macht die de hoop had om te inspireren, te motiveren, om je doortastend en vastberaden te maken. Om je een gevoel van geluk te geven.

Alex slaat de laatste spijker erin, staat op en doet een stap achteruit naar de dakrand om zijn werk te overzien. Het teerdoek zit strak en vierkant over het dakraam, de spijkers langs de randen zijn er op regelmatige afstanden in gehamerd.

‘Heel hartelijk bedankt’, zegt Bernice. ‘Je hebt geen idee hoe fijn het is om op de veranda te zitten en niet naar de Chinese watermarteling te hoeven luisteren.’

‘Je had het ook zelf gekund’, zegt Alex, die vertrouwen heeft in haar handigheid.

‘Het zou mij twee of drie uur hebben gekost en waarschijnlijk zou ik nog voor het eind een doodsmak hebben gemaakt. Hoe gaat het met je pols?’

‘Prima.’ Alex steekt haar de hamer toe met de steel naar voren en daarna het lege pakje spijkers. Bernice dringt erop aan dat hij voorzichtig is als hij hachelijk dicht naar de dakrand stapt, zich omdraait en zich laag over de glooiing bukt als een hardloper in het startblok, met zijn vingers op de dakspanen gedrukt. Bernice grijpt de ladder met beide handen beet als hij omlaag klimt. Zodra hij laag genoeg is pakt ze hem bij zijn middel, haar duimen laag op zijn rug, om hem recht te houden en steun te geven. Alex verstijft.

‘Het gaat goed’, zegt ze. ‘Ik heb je.’

‘Dat hoeft niet. Hou de ladder maar vast.’

Dat doet ze. ‘Ik heb ’m.’

Alex draait zich om en kijkt omlaag in de ruimte waarin hij moet afdalen – een nauwe doorgang, omheind door haar armen en borst. Behoedzaam klimt hij omlaag, zijn ellebogen ingetrokken, zijn lichaam plat tegen de ladder, alsof hij door de geringste misstap honderden meters omlaag zou storten. Zijn lange benen, slanke middel, magere bovenlijf en de bezwete haartjes in zijn nek schuiven voor haar langs. Wanneer Alex op de grond komt, blijft hij roerloos en vreemd verstard staan, met beide handen om de sport van de ladder geklemd. Bernice houdt nog steeds de zijkanten vast, haar armen om hem heen gestrekt, haar borst op een paar centimeter van zijn rug. Ze staan praktisch lepeltje-lepeltje. Opgelaten laat Bernice de ladder los en deinst achteruit. Alex doet een stap opzij. Ze ziet hoe hij diep ademhaalt. Ze doet hetzelfde en bedenkt hoe vreemd het is dat ze zich zowel gespaard als teleurgesteld voelt.

In de schemerige, koele keuken doorzoeken ze de ijskast naar iets te drinken. Bernice pakt net als Alex een biertje en ze nemen de flesjes mee naar de veranda om hun werk van onderen te inspecteren. Alex werpt een blik op het dakraam, waarna hij welbewust naar een rieten stoel loopt en erop neerzijgt als een man die al weken geen rust meer heeft gehad. Hij strijkt over de armleuningen. ‘De echte test komt pas als het gaat regenen, neem ik aan.’

Bernice zit op een smeedijzeren stoel naast een terrastafel met een glazen blad die in vroeger tijden de plaats was van gezellige gezinsetentjes op zomeravonden. ‘Als de weerman het goed heeft, zullen we niet lang hoeven wachten.’

‘Zou het morgen gaan regenen?’

‘Volgens mij hebben ze maandag gezegd.’

Alex knikt tevreden.

‘Heb je plannen?’ Op dit moment is Bernice alleen maar nieuwsgierig.

‘Niets bijzonders. Kelly en ik dachten erover om naar het zwembad te gaan.’

Bernice stelt zich Alex bij het zwembad voor, liggend op zijn zij, steunend op een elleboog, armen soepel en gebruind, zijn buik licht bollend, zijn navel glinsterend. Ze heeft Kelly nog niet ontmoet, dus kan ze haar bijzonderheden niet invullen en ze slaagt er slechts in om een gezichtsloze vorm te bedenken met dwars eroverheen twee smalle stroken doorzichtige stof.

‘Misschien vind je het leuk om een keer met Kelly hier te komen eten, ik zou haar graag ontmoeten’, zegt Bernice.

Alex knikt flauwtjes.

‘Waar houdt ze van?’ vraagt Bernice.

‘Ze is pseudovegetarisch. Volgens mij eet ze wel vis. Ik weet dat ze garnalen eet. Een paar avonden geleden heeft ze die nog besteld.’

Bernice knikt inschikkelijk. ‘Dat is niet zo moeilijk. Dan maak ik iets met garnalen.’

Weer dat neutrale knikje, barser deze keer. Waarom heeft ze het gevoel, wanneer Alex haar met een voorzichtig taxerende blik aankijkt, dat hij een gebeurtenis voorziet die haar zal kwetsen?

‘Wat?’ vraagt ze. ‘Waarom kijk je zo?’

‘Zomaar.’

‘Er is iets.’

Alex laat zijn hoofd achterovervallen alsof de pezen in zijn nek zijn geknapt. ‘Denk je niet dat het pijnlijk zal zijn? Ik kan niet geloven dat je het echt leuk vindt om haar te ontmoeten, laat staan een hele avond met haar door te brengen.’

‘Is ze zo onuitstaanbaar? Is ze onbeleefd? Stinkt ze?’ Bernice probeert sportief te zijn. Onverschrokken. Er de lol van in te zien. De moeite waard om je vriendin aan voor te stellen. De waarheid is dat ze doodsbenauwd is. ‘Laat me zelf bepalen wat ik leuk vind. Als ik dacht dat ik het niet leuk zou vinden, zou ik het niet hebben voor­gesteld.’

‘Ik ben bang dat het pijnlijk voor Kelly zal zijn.’ Alex werpt haar een meelevende, smekende blik toe, waarmee hij hen allebei verdere gêne wil besparen. Eten bij de ex-schoonmoeder van je nieuwe vriendje. De moeder van de overleden echtgenote van je nieuwe vriendje.

Bernice is beledigd. ‘Je bent bang dat het je relatie met haar zal schaden.’

‘Zou jij dat niet zijn? Als je mij was? Denk je nou eens mijn positie in. Denk je Kelly’s positie in.’

‘Ik ben plooibaar en hip. Als je ergens bang voor moet zijn, dan is het dat het zal klikken tussen haar en mij en dat ze jou maar saai zal gaan vinden.’

Alex slaakt een diepe zucht. ‘Ik wil er nou niet bepaald de nadruk op leggen dat ik getrouwd ben geweest. Omwille van haar.’

‘Een volwassen vrouw zal je geschiedenis accepteren.’

‘Dat doet ze ook, ze weet dat ik getrouwd ben geweest en ze weet dat mijn vrouw is gestorven. Maar ze is niet verplicht om mijn geschiedenis te leven. En wat belangrijker is, dat hoef ik ook niet.’

‘Dus ik ben geschiedenis. Ik maak geen deel uit van je heden.’

‘Natuurlijk maak je deel uit van mijn heden.’

‘Doe dan niet zo spastisch over je vriendin meebrengen om te komen eten.’

‘Hé, kalm aan, oké?’

Wat wil hij? Niet gevraagd worden? Wil hij dat ze zegt: zorg dat die sletterige nieuwe vriendin van je mij nooit onder ogen komt; hoe kan zij nou ooit de vergelijking doorstaan? ‘We kunnen uit eten gaan. Als hier eten raar is. Ik zal een zonnebril opzetten en een gleufhoed, dan weet ze niet wie ik ben. Of ik doe net of ik de serveerster ben. Op die manier krijg ik haar in elk geval te spreken. Nee, wacht. Ik zal doen of ik je geschiedenisleraar ben. Tegen Kelly kun je zeggen dat je wilt dat ze je vroegere geschiedenisleraar ontmoet. Die deel uitmaakt van je geschiedenis.’

Hij heeft zijn gezicht in zijn handen laten zakken, hij schaamt zich of is haar beu of allebei, maar wanneer hij zijn hoofd optilt ziet Bernice tot haar genoegen dat hij lacht. Geamuseerd. Verlegen.

Later die avond, nadat ze een paar hoofdstukken in een sciencefictionroman heeft gelezen, op de bank in slaap is gevallen, met een vreselijke hoofdpijn wakker is geworden en een kom muesli heeft gegeten, zet Bernice de computer aan en kijkt of er e-mail is. Er is een boodschap van Lotta.

Gegroet, Bernice! Is het voorjaar met zijn heftige revolte van wind en kleur voorbij in Iowa? Hier zijn de meeste bomen de bloei voorbij en sluiten zich nu onwillig aan bij het groen van het gras en de struiken dat in het algemeen donkerder wordt en voorbereidingen treft voor de zomer.

Onlangs zag ik een vogel, een dikbekfuut, die zonder een rimpeling te veroorzaken onder het oppervlak van een vijver kan verdwijnen. Zo’n gladde duiker! Het is me gelukt om een paar van die sublieme duiken vast te leggen met mijn Palmcorder en ik zal je een kopie van de video sturen, de film doet de fuut zeker recht.

Met Janet gaat het goed. Het schooljaar is nu afgelopen, dus heeft ze meer vrije tijd, die ze wil doorbrengen met David en de kinderen. Onlangs is ze met Carly naar karateles gegaan en afgelopen zaterdag hebben David en zij de kinderen meegenomen naar een wedstrijd van de Chicago Cubs. David en zij zijn nog in discussie over het idee om de stad te verlaten en naar een buitenwijk te verhuizen – een idee waar Janet niet warm voor loopt, op z’n zachtst gezegd.

Dit weekend brengt David Sam naar een milieukamp in Michigan, waar hij zich zal bezighouden met de wisselvalligheden van de natuur. Ik denk dat Janet het fijn zal vinden om alleen met Carly te zijn. Het volgende weekend zetten zij en David de kinderen af bij Hotel Oma en gaan ze een paar dagen naar Door County. Dat zal een prettige onderbreking voor hen zijn.

Hoe gaat het met Alex? Ik hoop goed. Doe hem alsjeblieft de groeten van mij als je denkt dat hij daar prijs op stelt.

Tussen twee haakjes, Janet heeft gezegd dat ze erover denkt om Alex te bellen. Denk je dat dit een slecht idee is? Ik heb Janet gezegd dat ze waarschijnlijk beter kan wachten. Ik weet niet of ze mijn raad op zal volgen. Ze kan koppig zijn.

Goed, dat is het nieuws uit het noorden. Heb je trouwens ooit die Audubon-veldgids voor Noord-Amerikaanse vogels gevonden? Wilde ik gewoon even weten.

Hou vol. Zorg goed voor jezelf.

Lotta

Bernice klikt op Beantwoorden en schrijft:

Hallo daarginds! Het is warm hier en het wordt almaar warmer. Grappig dat Sam naar het milieukamp gaat, zoals je schrijft. Gisteren kwam hier een jongen aan de deur namens een soort milieugroepering en hij wilde dat ik me inschreef voor de ‘Actiedag tegen de opwarming van de aarde’, waarvoor ik op 6 juli al mijn elektrische apparaten, met inbegrip van de airco, moet uitschakelen. En de auto moet ik ook laten staan. Ik heb me ervoor ingeschreven. Ik zal mijn oude fiets moeten afstoffen. O, lieve help! Het schiet me net te binnen dat Alex op 6 juli eenendertig wordt. Daar ga je dan met je milieuovertuigingen. Ik zal het verbod op rijden waarschijnlijk moeten overtreden.

Gefeliciteerd met het spotten van de dikbekfuut. Stuur me alsjeblieft een kopie van de video. Misschien dat ik dan een dikbekfuut herken als ik er ooit eentje zie. Vanochtend heb ik een mooie kardinaal gezien. Hij zat in de boom vlak voor het raam in de studeerkamer.

Ik ben blij te horen dat het goed gaat met Janet. Ik hoop dat David en zij een fijne vakantie hebben. Ik vind het altijd fijn om over Janet te horen. Er is niets dat me zo heftig herinnert aan het feit dat er twee vrouwen dood hadden kunnen zijn, maar dat het er, dankzij Isabel, maar één is. En ook al is Isabels leven verloren gegaan, toch is het totaal aan leven toegenomen en dat is door toedoen van mijn dochter. Ik ben trots op haar.

Ik zou willen dat ik Alex ervan kon overtuigen om het ook zo te zien, maar ik weet niet zeker of me dat zal lukken. Van tijd tot tijd heb ik het over Janet, maar niet zo opdringerig als ik eerst deed. Het onderwerp is te omstreden. Daarom zou ik Janet adviseren om nog niet te bellen. Ik zou het vervelend vinden als ze een onaardige reactie kreeg. Misschien in de toekomst?

Ik hoop dat we elkaar een keer zullen ontmoeten, Lotta. Ik zou heel graag in het echt met je praten.

Hartelijke groeten aan Janet en familie.

Bernice