Vier

Soms wandelt Alex na het werk, om het gezelschap en de troost of omdat hij niets beters te doen heeft, naar Isabels moeder.

Bernice woont aan de oostkant van de stad, ten oosten van de universiteit, net buiten de grens van de eeuwige studentenonderkomens. Haar buurt bestaat uit bescheiden woningen, foursquare- en craftsmans-huizen en bungalows. De trottoirs en straten worden overschaduwd door oude bomen. Er zijn moes- en bloementuinen, schuurtjes en houtstapels, afscheidingen van ceders en van latwerk. Isabel is hier opgegroeid. Voor Alex ligt over alles heen de naglans van Isabels jeugd. Door een val van de lage tak van die witte eik daar brak ze de middel- en ringvinger van haar rechterhand. Daar lieten zij en Sally Serbousek elkaar in groep zeven hun ontkiemende borsten zien in het donkere, benauwde interieur van het hondenhok van de Serbouseks. Aan de andere kant van die heg, in de tuin van de familie Cavanaugh, werd in de warme jaargetijden een trampoline opgezet, waarop de buurtkinderen sprongen, duikelden, gilden, zongen en zich bezeerden.

Het huis van Bernice is in tudorstijl en van bruine baksteen, omringd door bomen. Het hoge puntdak ziet eruit alsof het ontworpen is om alles te doorboren – wolken, vliegtuigen – dat er van boven op zou kunnen neerdalen. De muren zijn bekleed met wijnranken, zo dik als kabels, waaraan blaadjes ter grootte van een theelepeltje groeien. De ramen zijn donker, groengetint door de weerspiegeling van de bomen, en het lijkt of het huis vol vijver­water zit.

De deurbel laat binnen een zacht geklingel horen. Uiteindelijk gaat de deur open en Bernice komt het duister uit drijven in een zwarte spijkerbroek en een wit T-shirt van het Joffrey Ballet, waarvan ze de korte mouwen kunstig tot smalle manchetten heeft opgerold. Ze zet een hand als een zonneklep boven haar ogen, alsof Alex haar met een fel licht beschijnt. Haar voeten zien er broos uit en zo bleek dat ze bijna doorzichtig zijn, met gevaarlijk blootliggende aderen. ‘Hé. Hoe gaat het?’ vraagt ze. ‘Hallo, Otto.’ Ze woelt door het haar op de hondenkop. ‘Wat een brave hond.’

‘Heb ik je wakker gemaakt?’ vraagt Alex.

‘Ik zat achter de computer.’ Bernice bestudeert de hemel, die nog zuiver lichtgevend blauw is. ‘Het is prachtig weer. Vertel me alsjeblieft waarom ik binnen naar e-mails zit te staren.’

‘Dat weet ik niet. Maar waarom zou je binnen naar e-mails zitten staren als je binnen kunt zitten en staren naar’, met een theatraal gebaar haalt hij een video achter zijn rug vandaan, ‘Jason and the Argonauts?’

Een paar weken geleden, nadat ze de oorspronkelijke Godzilla op televisie hadden gezien, begonnen Alex en Bernice andere Japanse monsterfilms te huren. Godzilla vs. Mothra; Rodan; King Kong vs. Godzilla. Maar het genre begon hen te vervelen en Alex had bedacht dat het leuk zou zijn om andere wegen in te slaan. Helaas lijkt Bernice niet geïnteresseerd. ‘O, huh’, zegt ze als een slachtoffer van ongewenste colportage.

Alex stapt naar voren voor een knuffel. Bernice grijpt naar hem: haar handen omklemmen zijn rug, haar kin port tegen zijn sleutelbeen. Het zijn zulke ingewikkelde gebeurtenissen, die knuffels. Stuk voor stuk een loslaten van het verdriet, een bekentenis van eenzaamheid, een inzuigen van geruststelling.

Alex loopt achter Bernice aan naar binnen en maakt Otto los, die koers zet naar de keuken, wetend dat hij kruimels op de vloer zal vinden. Bernice blijft in de hal staan om een kleed glad te strijken met haar blote voet, waarna ze de kamer in loopt en de muren bestudeert met een soort abstracte onzekerheid, alsof ze haar niet bekend zijn, alsof ze deze kamer voor het eerst ziet. Ze draait zich naar Alex om, glimlacht, brengt haar handen bij elkaar en vouwt ze samen. Bernice is zestig. Haar leeftijd wordt bevestigd door haar gezicht – het is een knap gezicht, alleen is de huid om haar ogen en mond gekreukt als papier – maar weersproken door haar lichaam, dat goed verzorgd is, en stevig en gespierd in de armen en schouders door het oefenen met gewichten. Jaren geleden, toen Alex Bernice voor de eerste keer ontmoette, dacht hij nogal bezitterig dat hij geluk zou hebben als Isabel er halverwege de vijftig even goed uit zou zien als haar moeder; even slank en gezond en met dezelfde heldere teint.

Bernice steekt haar handen in de zakken van haar spijkerbroek en krabt over de kuit van haar ene been met de teen van de andere voet. ‘Ik dacht erover om naar de school te gaan voordat het te donker wordt om te kijken hoe ze het stellen op de nieuwe speelplaats. De oude klimrekken worden verwijderd en de hele boel wordt opnieuw ingericht.’

Alex kan er geen enthousiasme voor opbrengen. Hij heeft weer een lange dag de domme schrijfsels van twaalfjarigen zitten corrigeren. Hij wil zich op de bank van Bernice planten en vegeteren. Een paar biertjes drinken. Het Middellandse Zeegebied rondreizen met Jason. ‘Wat is er mis met klimrekken? Ik was dol op klimrekken. Ik heb me er altijd goed op vermaakt.’

‘Ze maken zich zorgen over verwondingen en rechtszaken. De nieuwe toestellen zouden veiliger moeten zijn, hoewel ­sommige mensen beweren dat ze minder uitdagend zijn en op een andere manier potentieel even gevaarlijk. Wie zal het zeggen. Ik wil alleen maar een eindje lopen. Ik zit al de hele dag naar dat scherm te turen.’

In het besef dat hij zou moeten proberen het Bernice naar de zin te maken glimlacht Alex berustend. Ze geeft een dankbaar klopje op zijn bovenarm, bukt zich alsnog en trekt aan een draadje dat aan het gat in zijn spijkerbroek hangt. ‘Ben je vandaag gaan werken? Het lijkt wel of je bent aangevallen door een poema.’

‘Formeel mogen we alleen op vrijdag een spijkerbroek aan. Trek-aan-wat-je-wilt-vrijdag. Ik probeer me elke dag te kleden zoals ik wil. Het is mijn beperkte manier van verzet. Trek-aan-wat-je-wilt-vrijdag wordt geacht een enorme stimulans voor de moraal te zijn, maar er blijkt alleen maar uit hoe hopeloos ontoereikend de directie is. Ze laten honderd fulltime medewerkers afvloeien en vervangen die door uitzendkrachten, ze betalen ons minder, geven ons geen ziekteverzekering, geen voorzieningen en geen enkele arbeidszekerheid, maar ze denken: hé, als we ze vrijdags een spijkerbroek laten dragen, zijn ze vast tevreden.’

‘Als ze geen uitzendkrachten zouden aannemen, had jij geen werk’, merkt Bernice op.

‘Soms zou ik dat helemaal niet erg vinden.’

‘Heb je de promotieprogramma’s al eens bekeken?’

Alex is niet bepaald geïnteresseerd om in archeologie te promoveren. Hij zou liever de particuliere markt op gaan of voor de overheid werken, cultureelerfgoedmanagement voor een milieubedrijf of voor Staatsbosbeheer of Natuurbescherming – een baan waarbij hij buiten kan zijn. Maar een paar maanden geleden liet hij op een avond de mogelijkheid van promotie vallen om de regelmatig terugkerende vragen van Bernice naar zijn toekomst af te weren en sindsdien blijft ze hem ermee achtervolgen. Hij zou Bernice graag vertellen dat enkel omdat Isabel bezig was met haar proefschrift het nog niet betekent dat promoveren de enige weg is die voor hem openligt. Hij heeft het gevoel dat Bernice hem onder druk zet, bewust of niet, om Isabels potentieel te evenaren, Isabels droom te volgen, Isabels ambities en doelen over te nemen. Te bereiken wat Isabel zou hebben bereikt als ze was blijven leven. ‘Als ik besluit om een proefschrift te schrijven, en ik zeg “als”, dan moet ik een paar programma’s bekijken, ja’, zegt Alex. ‘En contact opnemen met een paar hoogleraren. En een miljoen andere dingen doen. Als.’

‘Het is eigenlijk een raar idee, dat trek-aan-wat-je-wilt-gedoe, als je erover nadenkt’, zegt Bernice. ‘Het impliceert min of meer dat je de andere dagen een soort uniform aan moet. Maar goed. Ik moet even naar boven om schoenen aan te doen.’

De traptreden kraken onder haar voeten. Alex loopt door de zitkamer en eetkamer naar de keuken, waar Otto de vloer krachtig aflikt, waarschijnlijk de grondigste schoonmaakbeurt die de vloer ooit krijgt. Alex pakt een biertje uit de koelkast en slentert terug de woonkamer in. Hij weet dat hij, net als Isabel indertijd, moet leren geduld te hebben met Bernice’ zorgen, haar aansporingen en hoge verwachtingen. Bernice gelooft dat ze haar eigen leven heeft verspild, dat ze zo’n twintig jaar geleden de tewaterlating van de feministische boot is misgelopen. Volgens Isabel was Bernice er niet zeker van of die wel zeewaardig was. Ze was er niet zeker van waar de boot heen voer en of ze wel aan boord thuishoorde. Haar man stimuleerde haar twijfels. Haar kinderen eisten aandacht en eten. Plotseling was Bernice vijftig en was haar man ervandoor; toen ze besloot dat ze wel op die boot hoorde, was die te ver de zee op. Personeelschefs namen de vrouw in bezadigde dameskleding van top tot teen op en lieten haar weten dat ze niet voldoende opleiding en ervaring had om redactieassistente, baliemedewerkster in een naslagbibliotheek of zelfs maar secretaresse te worden, wat waar was. Ze had een bachelor huishoudkunde van de universiteit van Kansas en dertig jaar ervaring in het runnen van haar eigen huishouden. Maar ze slaagde erin een baan te bemachtigen op de ­debiteurenadministratie van het telecombedrijf US West en vervolgens, vele jaren daarna, de baan waarnaar ze lang had verlangd, die van kostuumontwerpster voor de opera- en dansproducties van de ­universiteit.

De gordijnen voor de ramen in de woonkamer zijn licht geelbruin en ze zijn dichtgetrokken zodat er slechts een vaag getint schijnsel op het kleed valt. Alex gaat zitten op de bultige, bruine bank, strijkt over de versleten kussens en zet zijn voeten op de salontafel – een groot stuk drijfhout bedekt met een glasplaat, een reliek van een gezinsvakantie van lang geleden, een zomertrektocht met de stationwagon langs de kust van Oregon. Een philodendron hangt omlaag van de schoorsteenmantel. Naast de philodendron staat een bronzen buste van Mozart met een groen-witte pet van het bedrijf ­Pioneer Hi-Bred Seed zwierig schuin op zijn hoofd. Jaren geleden, toen ze een meisje was, heeft Isabel hem de pet als grap opgezet en Bernice vond dat het iets uitdrukte. Aan weerskanten van de open haard hangen boekenplanken: de linker is dunbevolkt met oudere boeken, Adam’s Rib; The Sensuous Woman; The Female Eunuch. Een serie over de oceaan van Time-Life, waaraan de delen twee en vijf ontbreken. De rechterplank is een armoedige huurkazerne van sciencefictionpockets, romans en verhalenbundels die in het wilde weg zijn opgestapeld en samengepropt, veel ervan hebben een gescheurde, kapotte rug en glimmen van het plakband waarmee Bernice ze heeft gerepareerd. De stokoude stereo-installatie staat er ook, plus een nieuwere cd-speler, en lager, in lades die meestal uitgetrokken zijn, haar verzameling cd’s, eclectisch van samenstelling – jazz, klassiek, folk, wereldmuziek, Broadway – maar overheerst door opera in tientallen cassettes met libretto’s in het Italiaans, Frans en Duits.

Hoe houdt Bernice het vol, wonen in het huis waarin haar gezin zijn kortstondige tijdperk van bloei en snelle neergang heeft beleefd? Todd, Bernice’ man, vertrok als eerste, toen Isabel dertien was, en een paar jaar daarna verliet later haar oudere broer, Clancy, het huis toen hij ging studeren aan Stanford, vanwaar hij zelden terugkeerde. Nu is Clancy beleggingsbankier in Hongkong. Hij belt of schrijft praktisch nooit, en wanneer hij in het land is logeert hij in San Francisco bij zijn vader en stiefmoeder, met wie hij na de scheiding geallieerd is gebleven. Alex heeft de indruk dat Clancy’s afvalligheid en voortdurende afwezigheid Bernice veel meer kwetsen dan die van Todd. Een tijdlang had Bernice Isabel, die steeds vlak bij huis en loyaal bleef, maar nu is Alex, afgezien van een vervreemde oudere zus in Kansas, de enige.

Soms denkt Alex dat Bernice en hij hierin op elkaar lijken, in hun isolatie en hun gebrek aan naaste familie. Alex is een geadopteerd, enig kind en hij heeft nooit een hechte band met zijn ouders gehad. Zijn vader is directeur van een bank in Council Bluffs en samen met zijn moeder vangt hij onhandelbare jongeren op in hun grote victoriaanse huis. Eens per jaar, meestal met Kerstmis, gaat Alex er plichtshalve voor een paar dagen naartoe en zo nu en dan, wanneer Herman en Gena oostwaarts reizen over de Interstate-80, komen ze bij hem langs. De rest van het jaar mist hij hen niet, en voor zover hij weet missen ze hem evenmin. Integendeel, ze lijken volledig op te gaan in hun eigen leven, hun boeken, hun filantropie, hun kostgangers, en er tevreden mee te zijn dat ze hem hebben opgevoed en zijn eigen weg hebben laten gaan. Zijn hele jeugd zocht hij naar de verzekering, die hij nooit kreeg, dat hij meer was dan enkel Herman en Gena’s eerste en langst blijvende kostganger, en bij het heldere licht van de terugblik heeft hij het gevoel dat hij misschien wel meer was, maar dan toch niet heel veel meer. Hij voelt eerder dankbaarheid jegens Herman en Gena dan liefde.

In de studeerkamer, op het bureau voor het raam dat uitkijkt op de achtertuin, begint Bernice’ computer te zoemen. Alex tikt met een vinger tegen de eivormige muis. Het scherm stroomt vol woorden:

Ik vind het zeer interessant te horen dat je belangstelling koestert voor het waarnemen van vogels! Of, zoals de meer toegewijde liefhebbers het noemen, vogelen. Het observeren van vogels in de natuur en hun gedrag opnemen met mijn Panasonic Palmcorder, een uitrustingsstuk van onschatbare waarde, verschaft me een uitermate vredig gevoel. Geloof me: met zorg de juiste uitrusting uitzoeken zal je ervan verzekeren dat je gunstig wordt beloond door de natuur. Maar als je echt geïnteresseerd bent, dan raad ik je aan te beginnen met de veldgids voor Noord-Amerikaanse vogels (oostelijke regio) van de Audubon Society. Het is een heel grondige, goed opgezette gids met tal van prachtige kleurenillustraties en beschrijvingen van vogels en hun leefgebied.

Met Janet gaat het goed. Ze zei dat ze gisteravond een beetje last had van onscherp zicht in de supermarkt, wat ongetwijfeld te wijten is aan de prednison. Vrijdag neemt ze een van haar gevorderde tekenklassen mee op excursie naar buiten om te tekenen, waar ze heel blij om is. Het is voor het eerst sinds twee jaar dat ze dit weer kan doen. Ze lopen een paar straten naar een drukke straat bij de middelbare school en maken daar tekeningen van de oude Tsjechische gebouwen.

Pas goed op jezelf en tot gauw,

Lotta

Lotta. Alex voelt een koele lichtheid door zijn borst omlaag druppen, alsof er een capsule vol ijskoude vloeistof is geknapt. Een paar weken geleden is hij er tot zijn verontrusting achter gekomen dat Bernice een e-mailcorrespondentie heeft aangeknoopt met Janet Corcorans moeder, die er op de een of andere manier in is geslaagd het e-mailadres van Bernice op te sporen. Hij vindt – is dat raar? – dat Bernice hem verraadt. Overloopt naar de andere kant. Omgang heeft met de vijand. Hij betwijfelt of Lotta de belangen van Bernice voor ogen heeft en vermoedt dat Lotta hoopt Bernice, en misschien hem, te verleiden tot een ontmoeting met Janet, die zal willen praten over, drie keer raden, Isabel. Geef me alsjeblieft ook de rest van haar. Haar geschiedenis, haar persoonlijkheid, de feiten. Kennelijk was haar hart niet genoeg.

Er klinken voetstappen op de trap en Bernice komt de studeerkamer in schuifelen. Haar wangen en lippen zijn roze, ze heeft make-up opgedaan. ‘Ik moet dat afzetten’, zegt ze en ze knikt naar de computer. ‘Ik heb zelfs niet...o. Ben je mijn e-mail aan het lezen?’

‘Die vrouw heeft een probleem met de Engelse taal’, zegt Alex. ‘“Gunstig beloond door de natuur.” Wat is dat?’

Bernice gaat achter de computer zitten, tuurt naar het scherm en legt haar hand op de muis. Het lijkt of ze de hand van de computer vasthoudt. ‘Ik geloof niet dat er iets mis is met “gunstig”.’

‘Je bent dus ineens geweldig geïnteresseerd geraakt in vogels?’

Bernice haalt haar schouders op. ‘Je raakt makkelijk geïnteresseerd in dingen wanneer het doel is een gesprek gaande te houden.’

‘Ik vind het vervelend te moeten zeggen, maar die vrouw is getikt. “Gunstig beloond door de natuur”. “Uitrustingsstuk van onschatbare waarde”. Ik word ervoor betaald om menselijk proza te duiden en ik kan je vertellen dat dit taalgebruik symptomatisch is voor een ontwrichte relatie met de werkelijkheid.’

Bernice werpt een sluwe, insinuerende blik op Alex. ‘Om je de waarheid te zeggen denk ik dat ze nerveus is. En wat dan nog als ze een bloemrijke stijl van schrijven heeft. Ik begrijp niet waarom je daar zo’n moeite mee hebt.’

‘Ik heb geen moeite met haar’, zegt Alex en hij denkt: niet zoveel als met jou, jij die voortdurend over de Corcorans praat, aan de Corcorans denkt, benieuwd bent naar de Corcorans, mij stom, banaal nieuws geeft over de Corcorans. ‘Ze is fantastisch. Geef haar een cyberpakkerd van mij.’

Bernice vouwt haar armen laag voor haar buik en klauwt aan haar ellebogen, het ziet eruit alsof ze probeert ze los te schroeven van haar armen. Isabel deed dit vroeger ook, precies zo, wanneer ze geïrriteerd of van slag was. Zelfs de houding van Bernice lijkt op die van Isabel: de schouders stijf, het hoofd gebogen en volmaakt roerloos alsof het op verzoek van de kapper is. Zouden Isabel en hij zo zijn geworden, vraagt Alex zich af, over dertig jaar en nog wat? Ruziënd? Vittend? Hij kan het nauwelijks geloven.

‘Een paar dagen geleden kwam er weer een kaart van Janet Corcoran’, zegt hij verzoenend.

Bernice beweegt niet, onzeker van zijn bedoelingen. ‘Heb je hem meegebracht?’

Waarom zou hij die méébrengen? ‘Hij ligt thuis. Een heel stel mensen heeft hem ondertekend. Ik weet hun namen niet meer. Carly?’

‘Dat is Janets dochtertje. Ze hebben ook een jongen. Sam. Hij is acht.’

‘Ik dacht dat Sam misschien de hond was. Je weet wel hoe sommige mensen voor hun hond tekenen en de letters helemaal slordig en scheef maken om het eruit te laten zien alsof de hond de pen echt heeft vastgehouden?’

Bernice kan er niet om lachen en draait de muis langzaam rond over het matje.

Alex vraagt: ‘Hoe oud is Carly? Jonger dan Sam?’

‘Carly is vijf. Wil je een foto zien?’

Het duurt even voordat het tot Alex doordringt dat ze een foto van de Corcorans bedoelt. Hij heeft nooit een foto van de Corcorans gezien en wist ook niet dat Bernice er een heeft. Hij voelt zich beetgenomen. Bernice loopt de andere kamer in en komt terug met een kleine envelop van manillapapier, waaruit ze een foto van 7 x 12 haalt. Op de voorgrond staan een man en een vrouw en twee kinderen, allemaal onnatuurlijk stram rechtop, longen gevuld met lucht – nu allemaal even lachen! Als winnaars van de loterij. De man is lang en heeft zwart haar. De duimen van de jongen zijn in de zakken van zijn spijkerbroek gehaakt. De vrouw houdt de hand van het meisje vast en buigt zich licht over haar heen, alsof ze haar tegen de zon wil beschutten. Het meisje is klein en schattig, gekleed in een blauw ­T-shirt. Op de achtergrond is een stuk gras te zien en verder weg, boven een groepje bomen uitrijzend, gebouwen met zilver- en bronskleurige pilaren.

Dus dit is Janet Corcoran. Groot, breedgeschouderd, potig. Een lange, gebreide zwarte muts. Slierten rood kroeshaar reiken tot haar schouders. Alex staart naar haar borst, vertelt zichzelf dat ­Isabels hart daar onder dat T-shirt zit, onder de huid en het bot, maar hij kan het niet geloven. ‘Ze ziet eruit als het monster van Frankenstein. Wat weegt ze wel niet, honderd kilo? Ze moet minstens een meter tachtig zijn. Het moet een belasting zijn voor het hart, ­serieus.’

‘Het is juist vanwege het hart dat ze zo zwaar is’, zegt Bernice geërgerd. ‘Ze moet speciale medicijnen nemen.’

‘Wat bedoel je, vanwege het hart? Het kan niet door het hart komen. Dat kun je niet menen, met al die training van Isabel? Het is een geweldig hart.’

‘Nee, je begrijpt het niet. Het hart – ze moet steroïden slikken voor het hart en daar komt ze van aan, zo heeft Lotta het uitgelegd. Er is niets mis met het hart zelf.’

‘Het is haar geraden om goed voor het hart te zorgen’, zegt Alex, hoewel de gedachte bij hem opkomt dat hij maar weinig kan doen om dat af te dwingen. Hij kijkt naar de gezichten op de foto. De gezichten kijken terug. ‘Ik voel geen band.’

Bernice tilt haar hoofd achterover alsof ze een geurspoor in de lucht wil opvangen.

Zonder de beschuldiging te verbloemen zegt Alex: ‘Jij wel.’

Bernice knikt. Haar gezicht staat weemoedig, alsof ze naar een ander, beter leven terugverlangt.