Zeventien

Toen in Best Buy het bericht van hogerhand kwam dat er een nieuw beleid ten aanzien van werknemerbehoud en prestatietoeslag werd ingevoerd en dat alle dienstmanagers en afdelingsmanagers, naast andere extraatjes, alle goederen tegen inkoopsprijs konden kopen, in tegenstelling tot inkoopsprijs plus vijf procent voor gewone werknemers, had Jasper het kunnen opnemen met zijn chef (de afdelingsmanager van Audio) of met een van de dienstmanagers of zelfs met de winkelmanager. Maar die onbeduidende functionarissen waren niet bepaald de grootste lichten in de constellatie van Best Buy en ze hadden de neiging de speciale melange van vaardigheden en talenten die Jasper mee naar het bedrijf bracht niet te waarderen. Dus toen hij hoorde dat Luke Payne, regiomanager voor Oost-Iowa, begin juni op een woensdagmiddag een bezoek aan de winkel zou brengen, zorgde Jasper ervoor dat hij ingeroosterd was en een strategie klaar had.

Het ongeluk wilde dat Jasper bezig was met een weifelend, nooddruftig stel dat nieuwsgierig was naar thuisbioscopen en op het punt stond om te dokken, toen hij Luke Payne, gekleed in colbert met stropdas, op zich af zag komen door Camera’s en Camcorders. Jasper herkende hem van een vorig winkelbezoek. Luke werd begeleid door de winkelmanager, Steve Schultz, die het officiële uniform van blauw poloshirt met kakibroek droeg. Jasper wachtte tot de twee mannen bij Films waren gekomen en een gangpad tussen hoge stellingen met dvd’s in liepen. Hij verontschuldigde zich bij zijn klanten en glipte vanaf de andere kant het gangpad in. Hij bofte; er stond maar één klant, een vrouw van middelbare leeftijd, en er waren geen andere blauwe poloshirts te bekennen.

‘Meneer Payne’, zei Jasper doortastend en hij stak zijn hand uit. ‘Jasper Klass. Audio. Ik ben twee maanden op rij verkoper van de maand geweest. Ik wilde zeker zijn van de eer u te ontmoeten en u een privérondleiding door Audio aan te bieden, als niemand anders het doet.’

Luke Payne scheen verrast en geïmponeerd door Jaspers assertiviteit. ‘Leuk je te ontmoeten’, zei hij en hij schudde Jasper de hand. ‘Gefeliciteerd met je verkiezing tot verkoper van de maand. Of misschien moet ik zeggen verkoper van twee maanden.’

Jasper lachte. ‘Bedankt.’

Steve Schultz lachte breed, plaatste zijn hand stevig op Jaspers schouder en zei tegen Luke Payne: ‘Eigenlijk was Jasper meer dan een jaar geleden twee maanden op rij verkoper van de maand. De laatste tijd is hij…’ hij wierp een onzekere blik op Jasper ‘…zijn vaardigheden aan het bijschaven.’

Luke Payne vouwde zijn handen voor de gesp van zijn riem en knikte ernstig. ‘Blij het te horen.’

‘Ik wil iets onder uw aandacht brengen, meneer Payne, namens alle werknemers’, zei Jasper. ‘Ik heb dat WBPT-beleid eens bekeken en het is een uitstekend plan, echt uitstekend. Was u betrokken bij de opstelling ervan?’

‘Zijdelings.’

Steve sprak Jasper streng toe. ‘Luke en ik moeten dringend iets afhandelen en we hebben niet veel tijd. Misschien kunnen jij en ik het hier later over hebben?’

‘Een ogenblikje, Steve.’ Jasper stak een tot stilte manende vinger op. ‘Meneer Payne, leuk ideetje om dienst- en ­afdelingsmanagers een inkoopsprijskorting te geven, maar de andere waardevolle personeelsleden, die een prestatietoeslag waard zijn, worden over het hoofd gezien. Wat u zou moeten doen, als u me even laat uitpraten, is die korting ook verlenen aan de topverkoper van elke afdeling. Of -verkoopster. Er is niets tegen verkoopsters. Op die manier moedigt u behoud van personeel aan en ook de verkoop. Ik zou aangemoedigd zijn. Uiteraard zou ik de korting al krijgen, gezien mijn status van topverkoper. Maar anderen zouden erdoor geïnspireerd worden.’

Luke Payne trok een wenkbrauw op, maar gaf geen commentaar.

‘Luke, wat je moet begrijpen’, zei Steve met stijgende ergernis. ‘Jasper, je wás ooit een topverkoper, maar nu staat Christie bovenaan en ben jij zesde van de zeven fulltime verkopers. Dus vind ik het ongepast en eerlijk gezegd aanmatigend dat je om een speciale vergoeding vraagt. Laat me benadrukken, Luke, dat Jasper niet namens het personeel spreekt.’

Het koude zweet stond op Jaspers voorhoofd en zijn linkerooglid begon te trillen. ‘De status van topverkoper zou permanent moeten zijn, als je hem eenmaal hebt gekregen. Lijkt je dat niet juist? En wanneer ik naar mezelf verwijs als top, bedoel ik niet alleen top in cijfers, maar ook in kwaliteiten die moeilijker te meten zijn, zoals integriteit, deskundigheid, houding, contact met de klant.’

Steve stootte een ongelovig lachje uit en keek naar Luke, alsof hij wil zeggen: sorry dat je deze lulkoek moet aanhoren. ‘Waarom ga je niet aan het werk, Jasper. Je hebt je mening gegeven en ik weet zeker dat Luke er rekening mee zal houden.’

‘Lach me niet uit’, zei Jasper. ‘Je moet niet denken dat er niet volop bedrijven zijn waar ik wel gewaardeerd word.’

‘Ik lach je niet uit’, zei Steve. ‘Ik vraag gewoon of je weer aan het werk wilt gaan.’

‘Ik weet zeker dat je hier gewaardeerd wordt, Jasper’, zei Luke Payne.

Jasper keek Steve aan met een lazer-op-blik en keerde terug naar Audio. Hij was zo verstandig om geen ruzie te maken met de regiomanager. Bovendien was het zonneklaar dat Luke Payne en hij elkaars superieure intelligentie over Steve Schultz’ punthoofd heen hadden herkend. Waarschijnlijk zal Luke Jasper een dezer dagen bellen om hem een baan hogerop in de voedselketen aan te bieden. In de tussentijd zal hij Steve aanpakken. Elke keer dat ze de afgelopen paar maanden hebben gebotst – wanneer Jasper er midden op de dag zonder toestemming vandoor ging, wanneer Jasper werd betrapt op het kijken naar een film op een groot HD-plasmascherm, wanneer Jasper onder invloed binnenkwam en achter in de zaak in slaap viel – was er in alle gevallen een uitstekende verklaring voor Jaspers optreden, die Steve weigerde te aanvaarden.

Mensen waren wantrouwig, dacht Jasper. Als ze hem nou maar wilden geloven en zijn versie van de waarheid aannamen. Hij neemt die wel aan. Hij vindt zichzelf overtuigend en meeslepend.

Om vijf uur gaat hij weg met een gevoel dat hij ondergewaardeerd en niet gerespecteerd wordt. Hij rijdt met zijn Vulcan de snelweg op, voert de snelheid op tot honderdveertig kilometer per uur en zigzagt zonder helm door het verkeer, terwijl de wind op zijn oogkassen drukt en als een kettingzaag in zijn oren giert. In de rechterbaan voor hem lichten de remlichten op van een kleine vrachtwagen en het lijkt of die stokstijf stil blijft staan. Jasper zwenkt de linkerbaan op, maar de ruimte die hij in beslag wil nemen wordt al bezet door een SUV. De SUV, die hard remt om Jasper niet te raken, schokt naar voren op het chassis en claxonneert luid. Jasper draait aan de gashendel en hij is weg, als een raket laat hij het zooitje achter zich. Zijn botten zoemen. Zijn hoofd is licht als een ballon. Je had me kunnen pakken, denkt hij, stilzwijgend de hogere macht toesprekend die beschikt over het gelazer dat nu eenmaal gebeurt. Ik heb mijn nek uitgestoken. Ik heb je een kans gegeven.

Op weg naar huis houdt hij zich aan zijn routine en rijdt langs de flat van Alex, zoekend naar zijn jeep op het parkeerterrein. Hij staat er niet.

Jasper parkeert de Vulcan een paar straten verder en loopt terug naar een bushalte vlak bij Alex’ flat. De bushalte is perfect: hij heeft onbelemmerd uitzicht op het parkeerterrein en de deur van het gebouw op ongeveer vijfenveertig meter afstand en hij kan er rondhangen zonder er verdacht uit te zien. Er is zelfs een bushokje waar hij in kan gaan staan voor extra dekking. Vandaag leunt hij tegen een boom en houdt het terrein in de gaten. Terwijl hij wacht, balt en ontspant hij zijn hand en tikt met zijn duim op de kussentjes van zijn vingers. Meestal komt Alex tussen kwart over vijf en half zes thuis, hoewel hij een paar keer later was. Dan gaat hij naar binnen en komt even later naar buiten met de hond. De wandeling kan een snel ommetje rond de blok zijn of een lang, dwalend oponthoud in de stad. Het valt niet van het begin af aan te zeggen. Jasper moet overal op voorbereid zijn.

Het is een zachte, winderige middag. De oudere vrouw uit de roze drive-inwoning zit op haar knieën in de voortuin een bloembed te wieden. In de achtertuin van een ander huis hebben twee jongens hun kat in een rode melkkrat weten te krijgen, waaraan ze een touw hebben gebonden. Ze gooiden het touw over de laaghangende tak van een eik en hijsen de kat omhoog.

Wanneer de jeep van Alex aan komt rijden, verstopt Jasper zich achter een boom en kijkt toe terwijl hij alle bijzonderheden in zich opneemt. Rijdt Alex het parkeerterrein op met een normale, ontspannen snelheid of komt hij agressief aan denderen? Knalt hij het portier dicht? Sloft hij met hangende schouders als de levende doden, of loopt hij kwiek alsof hij iets heeft om naar uit te kijken? Vandaag rijdt hij langzaam het parkeerterrein op en neemt de tijd om uit te stappen. Hij kijkt mistroostig, verslagen, vermoeid. Maar goed, hij leeft, hij is wakker, hij ademt, zet de ene voet voor de andere en sjokt over de brug, gekleed in een spijkerbroek en een lichtblauw overhemd met buttondown kraag en de rode rugzak van North Face over zijn schouder. Hij slingert of waggelt niet. Hij mompelt niet binnensmonds. Er zitten geen gapende, paarse kringen onder zijn ogen, geen afstotelijke vlekken op zijn kleren, er zijn geen uiterlijke tekenen van verzwakking of verval.

Vijf minuten later verschijnt Alex met zijn hond en ze gaan op pad. Jasper volgt voorzichtig, hij blijft minstens een blok achter hen. Het is een boeiend spel om Alex niet uit het oog te verliezen en zelf niet gezien te worden. Jasper geniet van de uitdaging, hij duikt ontwijkend weg op opritten en in steegjes voor het zeldzame geval dat Alex op zijn schreden terugkeert, en houdt hem in de gaten ondanks de visuele obstakels – bomen, garages, huizen – terwijl hij hem op een evenwijdig lopend pad schaduwt. Jasper heeft hier ervaring mee, want ooit heeft hij een lange, slanke brunette met gekwelde ogen door de hele stad op de hielen gezeten. Hij bespioneerde haar in koffiehuizen, cafés, in de collegezaal waar ze lesgaf, tot ze hem op een avond betrapte toen hij op de binnenplaats voor haar raam op de begane grond stond, waarna ze de politie belde. Ze gebruikte dat lelijke woord ‘stalken’. Tegen de politie hield hij vol dat hij haar had willen doordringen van zijn romantische en verliefde en niet bedreigende bedoelingen. Had hij zijn gitaar maar meegenomen en haar een serenade gebracht! De hele geschiedenis liep onaangenaam af toen hij een tweede poging deed om met haar te praten, hij wachtte bij haar auto terwijl ze bij de kapper zat, en ze liet een contactverbod tegen hem uitvaardigen. Ze bleek uit Frankrijk te komen. Ze gaf Frans. Hij kwam tot de conclusie dat als hij haar had achtervolgd in Frankrijk, waar de autoriteiten ongetwijfeld meer verlichte ideeën koesterden over liefdeskwesties, het geen probleem zou hebben opgeleverd.

Jasper volgt Alex in westelijke richting naar de stad en vervolgens een paar straten naar het zuiden naar een park. Alex laat de hond los zodat hij een eekhoorn kan opjagen, die moeiteloos een boom in vlucht, en gooit dan een tennisbal weg voor de hond, die een apporteermachine is. Jasper slaat hen gade vanachter een betonnen muurtje aan de overkant van de straat. Hij gaat nog een poging wagen bij Alex, maar de omstandigheden moeten precies goed zijn. De ontmoeting dient toevallig te lijken en in het openbaar plaats te vinden. Op die manier kan Alex Jasper niet vragen om weg te gaan. Jasper schat dat hij maar tien of vijftien minuten nodig heeft om zijn plan uit te voeren: voldoende sympathie bij Alex opwekken om ervoor te zorgen dat hij de sleutelinformatie prijsgeeft. Jasper is er zeker van dat hij het voor elkaar kan krijgen. Aan de andere kant zal Alex een harde noot om te kraken zijn. Hij is taai en veerkrachtig. Wat zal Jasper doen als hij hem niet kan breken? Bestaat er een manier om Alex te dwingen hem te vertellen wat hij wil weten? Is er iets wat Jasper als pressiemiddel kan gebruiken?

Hij heeft een visioen, een terugkerende dagdroom, waarin hij voor zijn fortuinlijke begunstigde staat, de vrouw die hij van de dood heeft gered, en zijn huid glanst door de glamour ervan, door een zelfachting die hij nooit eerder heeft ervaren. Het is een aantrekkelijke vrouw en haar blik is vol ontzag, dankbaarheid en medeleven, en ook een vleugje verwantschap. Ze kijkt diep in zijn ziel en daar ziet ze dingen waarvoor geen andere vrouw genoeg geduld of geloof bezat om ze te zien. Ze begrijpt hem. Ze kan hem helpen zoals hij haar heeft geholpen. Ze steekt haar hand uit, raakte hem aan en kust zijn gezicht. De kus is spiritueel, als een zegening. Dit is haar antwoord op zijn woordeloze bekentenis. Er opent zich een nieuw universum voor hem – een universum waarin hij herleeft, opbloeit. Herboren wordt. Hij krijgt een tweede kans.

Hij wil het Alex niet moeilijk maken. Terwijl hij kijkt hoe Alex de tennisbal weggooit voor de hond, roept en aanmoedigend in zijn handen klapt als de hond naar hem terug springt met zijn grote gele bek, voelt Jasper een merkwaardige tederheid voor deze man, de man wiens leven hij heeft beschadigd, en boven op die tederheid voelt hij genegenheid, welwillendheid en op een eigenaardige manier voelt hij zich zelfs beschermend. Toen Jasper begon aan zijn wandelingen met Alex was hij grotendeels geïnteresseerd in zijn gangen – waar hij naartoe ging, wat hij deed. Nu merkt hij dat hij let op specifieke aspecten van Alex’ gedrag. De behendige manier waarop hij zijn hand in het plastic zakje steekt en het als een handschoen gebruikt om de her en der verspreide uitwerpselen van de hond op te rapen, waarna hij de handschoen omkeert tot een zakje en het met een knoop afsluit. De zachtaardigheid waarmee hij Otto’s voorpoot optilt als die verstrikt is geraakt in de riem. De manier waarop hij de hondenkwijl van de tennisbal veegt door hem kordaat langs zijn bovenbeen te halen.

Hij houdt echt van die hond.