HOOFDSTUK 17
De Spelmakers reageren onmiddellijk en zeer bevredigend. Een paar slaken een gilletje. Anderen laten hun wijnglas uit hun handen glippen, zodat die rinkelend op de grond kapot vallen. Twee lijken te overwegen of ze zullen flauw-vallen. Iedereen kijkt geschokt.
Nú heb ik de aandacht van Plutarch Heavensbee. Hij staart me strak aan terwijl het sap van de perzik die hij net in zijn hand kapotgeknepen heeft tussen zijn vingers door druipt. Na een tijdje schraapt hij zijn keel en zegt: ‘U kunt gaan, juffrouw Everdeen.’
Ik geef hem een eerbiedig knikje, draai me om en loop weg, maar op het laatste moment kan ik de verleiding toch niet weerstaan om het blik bessensap over mijn schouder te gooien. Ik hoor hoe de inhoud tegen de pop spettert terwijl er nog een paar wijnglazen breken. Als ik in de lift sta en de deuren dichtgaan, zie ik dat ze zich geen van allen verroerd hebben.
Dat heeft hen in elk geval verrast, denk ik. Het was ondoordacht en gevaarlijk en ik zal er ongetwijfeld dubbel en dwars voor moeten boeten. Maar op dit moment voel ik iets wat dicht in de buurt van euforie komt en daar mag ik van mezelf best even van genieten.
Ik ga onmiddellijk op zoek naar Haymitch om hem over mijn sessie te vertellen, maar er is niemand. Ze zullen zich wel aan het klaarmaken zijn voor het diner en ik besluit om zelf ook even te gaan douchen, omdat mijn handen onder de sapvlekken zitten. Als ik onder de straal sta, begin ik me af te vragen of mijn laatste actie wel zo verstandig was. Ik zou me nu te allen tijde moeten laten leiden door de vraag: ‘Helpt dit om Peeta in leven te houden?’ Indirect is dat nu misschien niet het geval. Wat er tijdens de training gebeurt is strikt geheim, dus het heeft geen zin om maatregelen tegen me te nemen als niemand weet wat ik heb gedaan. Vorig jaar werd ik zelfs beloond voor mijn brutale gedrag. Maar dit was iets heel anders. Als de Spelmakers boos op me zijn en besluiten om me in de arena te straffen, zou Peeta ook bij die aanval betrokken kunnen raken. Misschien was het te impulsief. Maar toch… Ik kan niet zeggen dat ik er spijt van heb.
Als we bij elkaar komen voor het eten zie ik dat Peeta's handen vol bleke, gekleurde vlekken zitten, ook al is zijn haar nog nat van de douche. Waarschijnlijk heeft hij toch iets met camouflage gedaan. Zodra de soep is opgediend, snijdt Haymitch het onderwerp aan waar we allemaal aan denken. ‘En, hoe zijn jullie privésessies gegaan?’
Peeta en ik kijken elkaar even aan. Om de een of andere reden zit ik niet te springen om hardop uit te spreken wat ik heb gedaan. In de rust van de eetzaal lijkt mijn daad opeens erg heftig. ‘Jij eerst,’ zeg ik tegen hem. ‘Het was vast iets heel bijzonders. Ik moest veertig minuten wachten voor ik naar binnen mocht.’
Peeta lijkt dezelfde tegenzin te voelen als ik. ‘Nou, ik… Ik heb iets met camouflage gedaan, net zoals jij al voorstelde, Katniss.’ Hij aarzelt. ‘Maar dan een beetje anders. Ik heb verf gebruikt, zeg maar.’
‘En wat heb je daarmee gedaan?’ vraagt Portia.
Ik denk terug aan hoe geërgerd de Spelmakers waren toen ik de sportzaal binnen kwam voor mijn sessie. De geur van schoonmaakmiddelen. De mat die over die plek in het midden van de zaal was gelegd. Moest die iets bedekken wat ze niet weggepoetst kregen? ‘Je hebt iets geverfd, hè? Een schilderij.’
‘Heb je het gezien?’ vraagt Peeta.
‘Nee, maar ze hadden erg hun best gedaan om het aan het zicht te onttrekken,’ zeg ik.
‘Nou ja, dat is normaal. Ze kunnen niet aan de ene tribuut laten zien wat de andere heeft gedaan,’ zegt Effie onbekommerd. ‘Wat heb je gemaakt, Peeta?’ Ze kijkt een beetje geëmotioneerd. ‘Een schilderij van Katniss?’
‘Waarom zou hij een schilderij van mij maken, Effie?’ vraag ik, meteen geïrriteerd.
‘Om te laten zien dat hij alles gaat doen wat hij kan om jou te beschermen. Dat verwacht iedereen in het Capitool in elk geval. Hij heeft zich toch vrijwillig aangeboden om met jou de arena in te gaan?’ zegt Effie, alsof het allemaal volstrekt logisch is.
‘Nou, ik heb eigenlijk een schilderij van Rue gemaakt,’ zegt Peeta. ‘Van hoe ze eruitzag nadat Katniss haar bedekt had met bloemen.’
Het is heel lang stil aan tafel terwijl iedereen dit verwerkt. ‘En wat wilde je daar precies mee bereiken?’ vraagt Haymitch, waarbij hij alle woorden heel zorgvuldig uitspreekt.
‘Dat weet ik niet precies. Ik wilde hen gewoon verantwoordelijk stellen, al was het maar heel even,’ zegt Peeta. ‘Voor de moord op dat meisje.’
‘Dit is verschrikkelijk.’ Effie klinkt alsof ze elk moment in huilen uit kan barsten. ‘Zo mag je niet denken, Peeta. Nooit. Je bezorgt jezelf en Katniss alleen maar meer ellende.’
‘Ik moet me dit keer bij Effie aansluiten,’ zegt Haymitch. Portia en Cinna zeggen niets, maar hun gezichten staan ernstig. En ze hebben natuurlijk gelijk. Maar ook al deel ik hun zorgen, ik vind toch dat hij iets geweldigs heeft gedaan.
‘Dit is zeker geen goed moment om te zeggen dat ik een pop aan een strop heb gehangen en daar de naam van Seneca Crane op heb geschilderd?’ vraag ik. Dat heeft het gewenste effect. Na een ogenblik van ongeloof krijg ik hun afkeuring als een lading bakstenen over me heen.
‘Heb je… Seneca Crane… opgehangen?’ vraagt Cinna.
‘Ja. Ik wilde laten zien dat ik zulke goede knopen heb leren leggen, en toen kwam Seneca op de een of andere manier zomaar in die strop terecht,’ zeg ik.
‘O Katniss,’ zegt Effie op gesmoorde toon. ‘Hoe wist je dat überhaupt?’
‘Was het geheim dan? Die indruk wekte president Snow helemaal niet. Volgens mij wilde hij het maar wat graag aan me vertellen,’ zeg ik. Effie loopt weg van tafel met haar servet tegen haar gezicht gedrukt. ‘Nu is Effie overstuur. Ik had moeten liegen en gewoon moeten zeggen dat ik een paar pijlen had geschoten.’
‘Je zou denken dat we het zo gepland hebben,’ zegt Peeta met een zweem van een glimlach tegen me.
‘Is dat dan niet zo?’ vraagt Portia. Haar vingers drukken haar oogleden dicht alsof ze een heel fel licht probeert buiten te sluiten.
‘Nee,’ zeg ik, en ik bekijk Peeta opeens met andere, waarderende ogen. ‘We wisten allebei niet wat we gingen doen voor we naar binnen gingen.’
‘O, en Haymitch?’ zegt Peeta. ‘We hebben besloten dat we geen andere bondgenoten willen in de arena.’
‘Mooi zo. Dan ben ik in elk geval niet verantwoordelijk als door jullie stompzinnigheid mijn vrienden doodgaan,’ zegt hij.
‘Dat dachten wij ook,’ zeg ik tegen hem.
We eten zwijgend ons eten op, maar als we opstaan om naar de zitkamer te gaan, legt Cinna zijn arm om me heen en geeft me een kneepje. ‘Kom, dan gaan we die trainingsscores eens bekijken.’
We scharen ons rond de televisie en ook Effie loopt met rode ogen weer naar binnen. De gezichten van de tributen komen per district in beeld, en hun score komt onder hun foto te staan. Eén tot en met twaalf. Voorspelbaar hoge scores voor Kasjmier, Gloss, Brutus, Enobaria en Finnick. De rest scoort laag tot gemiddeld.
‘Hebben ze ooit wel eens een nul gegeven?’ vraag ik.
‘Nee, maar eens moet de eerste keer zijn,’ antwoordt Cinna.
En hij krijgt gelijk, wat die eerste keer betreft. Want Peeta en ik halen allebei een twaalf, en zijn daarmee de eersten in de geschiedenis van de Hongerspelen. Niemand is in de stemming om het te vieren.
‘Waarom hebben ze dat gedaan?’ vraag ik.
‘Omdat de anderen jullie nu wel móéten aanvallen,’ zegt Haymitch vlak. ‘Ga naar bed. Ik wil jullie even niet meer zien.’
Peeta loopt zwijgend met me mee naar mijn kamer, maar voor hij me welterusten kan wensen, sla ik mijn armen om hem heen en leg mijn hoofd tegen zijn borst. Zijn handen glijden omhoog over mijn rug en zijn wang rust op mijn haar. ‘Het spijt me als ik het erger heb gemaakt,’ zeg ik.
‘Niet erger dan ik. Waarom heb je het eigenlijk gedaan?’ vraagt hij.
‘Ik weet het niet precies. Om hun te laten zien dat ik meer ben dan een pion in hun Spelen?’ zeg ik.
Hij lacht een beetje. Hij denkt nu vast ook aan de nacht voor de Spelen vorig jaar. We stonden op het dak omdat we allebei niet konden slapen. Peeta zei toen ook zoiets, maar ik begreep niet wat hij bedoelde. Nu wel.
‘Ik ook,’ zegt hij tegen me. ‘En ik wil niet beweren dat ik het niet ga proberen. Om jou naar huis te krijgen, bedoel ik. Maar als ik heel eerlijk ben…’
‘Als je heel eerlijk bent, denk je dat president Snow hun waarschijnlijk rechtstreeks heeft opgedragen om er hoe dan ook voor te zorgen dat we in de arena doodgaan,’ zeg ik.
‘Dat is wel door mijn hoofd geschoten, ja,’ zegt Peeta.
En ook door het mijne. Meerdere keren. Maar hoewel ik weet dat ik nooit levend uit de arena zal komen, klamp ik me nog steeds vast aan de hoop dat dat Peeta wel zal lukken. Per slot van rekening heeft híj die bessen niet tevoorschijn gehaald, dat heb ik gedaan. Niemand heeft er ooit aan getwijfeld dat Peeta's uitdagende gedrag voortkwam uit liefde. Dus misschien wil president Snow hem wel liever in leven houden, geknakt en met een gebroken hart, als een levende waarschuwing aan anderen.
‘Maar zelfs als dat gebeurt, dan weet iedereen dat we strijdend ten onder zijn gegaan, toch?’ vraagt Peeta.
‘Iedereen,’ antwoord ik. En voor het eerst neem ik afstand van de persoonlijke tragedie waar ik helemaal in opgegaan ben sinds ze de Kwelling bekend hebben gemaakt. Ik denk aan de oude man die in District 11 werd doodgeschoten, aan Bonnie en Twill, aan de geruchten over de opstanden. Ja, iedereen in de districten zal kijken om te zien hoe ik met dit doodvonnis omga, de laatste daad waarmee president Snow zijn macht over mij zal laten gelden. Ze zullen hopen op een teken dat hun strijd niet voor niets is geweest. Als ik duidelijk kan maken dat ik me tot het allerlaatst tegen het Capitool ben blijven verzetten, dan zal het Capitool mij doden… maar niet mijn geest. Een betere manier om de rebellen hoop te geven kan ik niet bedenken.
Het mooie aan dit idee is dat mijn besluit om Peeta in leven te houden en daarbij zelf te sterven op zich al een daad van verzet is, door te weigeren om de Hongerspelen volgens de regels van het Capitool te spelen. Mijn persoonlijke agenda sluit naadloos aan bij mijn publieke. En als ik Peeta echt zou kunnen redden… wat een revolutie betreft zou dat ideaal zijn. Dood ben ik namelijk meer waard. Dan kunnen ze een soort martelaar van me maken en mijn gezicht op banieren zetten, en dat zal meer mensen op de been brengen dan ik levend ooit voor elkaar zou krijgen. Maar Peeta zou levend meer waard zijn, en extra tragisch, omdat hij zijn pijn zal kunnen omzetten in woorden die mensen zullen veranderen.
Peeta zou door het lint gaan als hij wist dat ik dit soort dingen dacht, dus ik zeg alleen maar: ‘Maar goed, wat zullen we met onze laatste dagen doen?’
‘Ik wil gewoon elke minuut van de rest van mijn leven bij jou zijn, voor zover dat mogelijk is,’ antwoordt Peeta.
‘Kom op dan,’ zeg ik, terwijl ik hem mijn kamer in sleur.
Het is zo'n luxe om weer met Peeta te slapen. Nu pas besef ik hoezeer ik ernaar gehunkerd heb om iemand bij me in de buurt te hebben. Om hem naast me te voelen in het donker. Ik wilde dat ik de afgelopen nachten niet had verspild door hem buiten te sluiten. Ik val in een diepe slaap, omhuld door zijn warmte, en als ik mijn ogen weer opendoe, valt het daglicht door de ramen.
‘Geen nachtmerries,’ zegt hij.
‘Geen nachtmerries,’ bevestig ik. ‘Jij?’
‘Geen enkele. Ik was vergeten hoe het voelt om echt te slapen,’ zegt hij.
We blijven een tijdje liggen en hebben geen haast om de dag te beginnen. Morgenavond worden de televisie-interviews uitgezonden, dus vandaag moeten Effie en Haymitch ons daarop voorbereiden. Nog meer hoge hakken en sarcastische opmerkingen, denk ik. Maar dan komt het roodharige Avoxmeisje binnen met een briefje van Effie waarop staat dat zij en Haymitch van mening zijn dat we ons na onze onlangs afgeronde Toer prima kunnen redden in het openbaar. De trainingssessies zijn afgelast.
‘Echt?’ zegt Peeta, terwijl hij het briefje uit mijn hand pakt en bestudeert. ‘Weet je wel wat dat betekent? Dat we de hele dag kunnen doen wat we willen.’
‘Jammer dat we nergens naartoe kunnen,’ zeg ik spijtig.
‘Wie zegt dat?’ vraagt hij.
Het dak. We bestellen een heleboel eten, pakken een stel dekens en gaan naar het dak voor een picknick. Een picknick die een hele dag duurt, in de bloementuin vol tinkelende windklokjes. We eten. We liggen in de zon. Ik trek omlaaghangende klimranken los en gebruik mijn in de training opgedane kennis om te oefenen met knopen leggen en netten weven. Peeta tekent me. We bedenken een spel met het krachtveld om het dak – de een gooit er een appel in en de ander moet hem vangen.
Niemand komt ons storen. Aan het eind van de middag lig ik met mijn hoofd in Peeta's schoot en vlecht een bloemenkrans terwijl hij met mijn haar speelt, zogenaamd omdat hij zijn knopen aan het oefenen is. Na een tijdje bewegen zijn handen niet meer. ‘Wat is er?’ vraag ik.
‘Ik wou dat ik dit moment kon bevriezen, het hier en nu, en voor altijd zo verder kon leven,’ zegt hij.
Meestal voel ik me schuldig en akelig als hij dit soort opmerkingen maakt, waarin zijn onvoorwaardelijke liefde voor mij doorschemert. Maar ik ben zo warm en ontspannen en klaar met de zorgen over een toekomst die ik nooit zal hebben, dat ik het woord er zomaar uit laat glippen. ‘Oké.’
Ik hoor de glimlach in zijn stem. ‘Dus het mag van jou?’
‘Het mag van mij,’ zeg ik.
Zijn vingers gaan weer naar mijn haar en ik dommel in, maar hij maakt me wakker om naar de zonsondergang te kijken. Er hangt een spectaculaire geeloranje gloed aan de horizon achter de wolkenkrabbers van het Capitool. ‘Ik dacht dat je dit niet zou willen missen,’ zegt hij.
‘Bedankt,’ zeg ik. Want ik kan het aantal zonsondergangen dat ik nog zal zien op een of twee handen tellen, en ik wil er niet één missen.
We gaan niet naar beneden om met de anderen te eten, en niemand komt ons halen.
‘Blij toe. Ik word er zo moe van dat iedereen zich door mij zo ellendig voelt,’ zegt Peeta. ‘Dat iedereen huilt. En Haymitch…’ Hij hoeft zijn zin niet af te maken.
We blijven op het dak tot het bedtijd is en glippen dan zachtjes mijn kamer in zonder iemand tegen te komen.
De volgende ochtend worden we gewekt door mijn voorbereidingsteam. De aanblik van mij en Peeta die samen slapen is te veel voor Octavia, want ze barst onmiddellijk in tranen uit. ‘Denk aan wat Cinna heeft gezegd,’ zegt Venia streng. Octavia knikt en loopt snikkend de kamer uit.
Peeta moet terug naar zijn kamer om zich ook aan te kleden en ik blijf alleen achter met Venia en Flavius. Het gebruikelijke gebabbel blijft achterwege. Ze doen zelfs nauwelijks hun mond open, behalve om te zeggen dat ik mijn kin omhoog moet doen of om een opmerking te maken over een bepaalde make-uptechniek. Het is bijna lunchtijd als ik iets op mijn schouder voel druppelen, en als ik me omdraai zie ik Flavius kleine plukjes van mijn haar knippen terwijl de tranen geruisloos over zijn wangen stromen. Venia kijkt hem veelbetekenend aan, waarna hij de schaar voorzichtig op tafel legt en wegloopt.
Dan is alleen Venia nog over; haar huid is zo bleek dat haar tatoeages er bijna vanaf lijken te springen. Helemaal stijf van vastberadenheid doet ze mijn haar, nagels en make-up, met vliegensvlugge vingers om haar afwezige teamgenoten te compenseren. Al die tijd ontwijkt ze mijn blik. Pas als Cinna binnenkomt om me goed te keuren en haar weg te sturen pakt ze mijn handen, kijkt me recht aan en zegt: ‘We willen je graag laten weten wat een… voorrecht het is geweest om jou er zo mooi mogelijk uit te laten zien.’ Dan vliegt ze de kamer uit.
Mijn voorbereidingsteam. Mijn maffe, oppervlakkige, lieve huisdieren, met hun obsessies voor veren en feestjes, breken bijna mijn hart met hun afscheid. Uit Venia's laatste woorden blijkt duidelijk dat we allemaal weten dat ik niet terugkom. Weet de hele wereld het? vraag ik me af. Ik kijk naar Cinna. Hij weet het in elk geval. Maar zoals hij heeft beloofd, hoef ik bij hem niet bang te zijn voor tranen.
‘En, wat draag ik vanavond?’ vraag ik met een blik op de kledinghoes waar mijn jurk in zit.
‘President Snow heeft persoonlijk opdracht gegeven voor deze jurk,’ zegt Cinna. Hij ritst de hoes los, en daaronder zit een van de trouwjurken die ik voor de fotosessie heb gedragen. Zware witte zijde met een lage hals, een strakke taille en mouwen die van mijn pols tot op de grond vallen. En parels. Overal parels. Ze zijn in mijn jurk genaaid, hangen in snoeren om mijn hals en vormen het kroontje op de sluier. ‘Dat ze na die uitzending over je fotosessie de Kwartskwelling bekend hebben gemaakt, heeft de mensen er niet van weerhouden op hun favoriete jurk te stemmen. Deze heeft gewonnen. De president zegt dat je hem vanavond moet dragen. Naar onze bezwaren is niet geluisterd.’
Ik wrijf een stukje zijde tussen mijn vingers heen en weer en probeer te bedenken wat president Snow hiermee wil. Omdat ik de regels van het Capitool publiekelijk aan mijn laars heb gelapt, mag het hele land ook mijn pijn en verlies en vernedering zien, en op deze manier kan daar in zijn ogen geen enkele twijfel over bestaan. Wat verschrikkelijk wreed dat de president mijn bruidsjurk in mijn doodskleed verandert. De klap komt hard aan en laat een doffe pijn achter in mijn binnenste. ‘Tja, het zou ook zonde zijn om zo'n mooie jurk niet te gebruiken,’ is het enige wat ik zeg.
Cinna helpt me voorzichtig in de jurk. Als hij om mijn schouders valt, gaan die even protesterend op en neer. ‘Was hij altijd al zo zwaar?’ vraag ik. Ik kan me nog wel herinneren dat niet alle jurken even luchtig waren, maar deze voelt aan alsof hij een ton weegt.
‘Ik heb hem hier en daar wat moeten aanpassen, voor het licht,’ zegt Cinna. Ik knik, maar ik snap niet wat dat ermee te maken heeft. Hij maakt het plaatje af met de schoenen en de parels en de sluiers. Werkt mijn make-up nog wat bij. Laat me heen en weer lopen.
‘Je bent verschrikkelijk mooi,’ zegt hij. ‘Goed, Katniss, omdat het lijfje zo strak zit, mag je je armen niet boven je hoofd houden. In elk geval niet tot je gaat ronddraaien.’
‘Ga ik dan weer ronddraaien?’ vraag ik, en ik denk aan mijn jurk van vorig jaar.
‘Ik weet zeker dat Caesar het zal vragen. En zo niet, dan stel je het zelf voor. Maar niet meteen. Bewaar het tot je grote finale,’ draagt Cinna me op.
‘Geef me maar een teken zodat ik weet wanneer het moet,’ zeg ik.
‘Goed. Heb je nog ideeën voor je interview? Ik weet dat Haymitch jullie aan je lot heeft overgelaten,’ zegt hij.
‘Nee, ik fladder er wel een beetje doorheen. Ik ben helemaal niet zenuwachtig, gek genoeg.’ En dat is ook zo. Hoe hartgrondig president Snow me ook mag haten, dit Capitoolpubliek heb ik in mijn zak.
Effie, Haymitch, Portia en Peeta staan al bij de lift. Peeta heeft een elegante smoking en witte handschoenen aan. Het soort pak dat de bruidegom hier in het Capitool draagt als hij gaat trouwen.
Bij ons thuis gaat het allemaal veel eenvoudiger. De vrouw huurt een witte jurk die al honderden keren is gedragen. De man draagt iets schoons – als het maar geen mijnwerkerskleren zijn. Ze vullen wat formulieren in in het Gerechtsgebouw en krijgen een huis toegewezen. Er komen vrienden en familieleden langs voor een maaltijd of een stukje taart, als daar geld voor is. Zelfs als dat niet zo is, wordt er altijd een traditioneel lied gezongen als het kersverse stel over de drempel van hun nieuwe huis stapt. En we hebben onze eigen bescheiden ceremonie, waarbij ze hun eerste vuur aanmaken, een stukje brood roosteren en dat samen opeten. Het klinkt misschien ouderwets, maar in District 12 voelt iedereen zich pas getrouwd na het brood roosteren.
De andere tributen staan achter de coulissen allemaal al zachtjes met elkaar te praten, maar als Peeta en ik eraan komen, worden ze stil. Ik besef dat iedereen met een vernietigende blik naar mijn trouwjurk kijkt. Zijn ze jaloers omdat hij zo mooi is? Bang dat het publiek nu aan mijn voeten zal liggen?
Uiteindelijk zegt Finnick: ‘Onvoorstelbaar dat Cinna je in dat ding heeft gehesen.’
‘Hij moest wel. President Snow heeft hem gedwongen,’ zeg ik verdedigend. Van Cinna moeten ze afblijven.
Kasjmier gooit haar golvende blonde krullen naar achteren en snauwt minachtend: ‘Nou, je ziet er belachelijk uit!’ Ze grijpt de hand van haar broer en trekt hem naar zijn plek vooraan in de rij waarin we naar het podium zullen lopen. De andere tributen beginnen zich ook op te stellen. Ik ben in de war, want hoewel ze allemaal boos zijn, geven sommigen ons ook meelevende schouderklopjes, en Johanna Mason blijft zelfs even staan om het parelsnoer rond mijn hals recht te trekken.
‘Zet het hem betaald, goed?’ zegt ze.
Ik knik, maar ik heb geen idee waar ze het over heeft. Niet tot we allemaal buiten op het podium zitten en Caesar Flickerman, wiens haar en gezicht dit jaar lavendelblauw zijn, zijn openingspraatje heeft gehouden en de tributen aan hun interviews beginnen. Voor het eerst besef ik hoe ongelooflijk verraden de winnaars zich voelen, en wat een woede daarmee gepaard gaat. Maar ze zijn zo slim, zo geweldig slim in hoe ze het spelen, want uiteindelijk is alles wat ze zeggen een verkapte aanval op de regering en dan vooral op president Snow. Dat geldt niet voor iedereen, overigens. Sommige kampioenen, zoals Brutus en Enobaria, zijn in het verleden blijven hangen en komen hier alleen om weer aan de Spelen mee te kunnen doen, en andere deelnemers zijn te verbluft, te zwaar onder invloed of anderszins te zeer de weg kwijt om de aanval te kunnen inzetten. Maar veel winnaars hebben nog genoeg gezond verstand en lef om terug te vechten.
Kasjmier geeft de voorzet met een verhaal over dat ze de hele tijd moet huilen als ze eraan denkt hoe erg de inwoners in het Capitool het vinden dat ze ons straks kwijt zijn. Gloss vertelt dat hij en zijn zus hier altijd zo vreselijk vriendelijk ontvangen zijn. Beetee twijfelt aan de rechtsgeldigheid van de Kwelling, en vraagt zich op zijn nerveuze, krampachtige wijze af of die recentelijk nog wel uitgebreid door experts is bestudeerd. Finnick draagt een gedicht voor dat hij heeft geschreven voor zijn enige ware liefde in het Capitool, en er vallen ongeveer honderd mensen flauw die allemaal zeker weten dat hij hen bedoelt. Als Johanna Mason naar voren komt, vraagt ze of er niet iets aan de situatie gedaan kan worden. De bedenkers van de Kwartskwelling hebben er immers niet op gerekend dat de winnaars en het Capitool zo van elkaar zouden gaan houden. Niemand zou zo wreed zijn om zo'n sterke band door te snijden. Seeder peinst stilletjes over het feit dat bij haar in District 11 iedereen denkt dat president Snow oppermachtig is. Dus als hij oppermachtig is, waarom wijzigt hij de Kwelling dan niet? Chaff haakt daar meteen op in en hamert er nogmaals op dat de president de Kwelling zou kunnen wijzigen als hij zou willen, maar blijkbaar denkt hij dat het niemand iets kan schelen.
Tegen de tijd dat ik word aangekondigd, is het publiek in alle staten. Mensen jammeren, storten in, er wordt zelfs geroepen om verandering. Als ze mij in mijn witte zijden bruidsjurk zien, breekt er haast een rel uit. Geen Katniss meer, geen gedoemde geliefden die nog lang en gelukkig zullen leven, geen bruiloft. Ik zie zelfs een paar kleine barstjes in de professionele houding van Caesar komen als hij hen tot stilte probeert te manen omdat ik anders niet te verstaan ben, maar mijn drie minuten tikken razendsnel weg.
Eindelijk wordt het even wat rustiger en hij zegt gauw: ‘Nou, Katniss, dit is duidelijk een bijzonder emotionele avond voor iedereen. Is er nog iets wat je wilt zeggen?’
Mijn stem trilt als ik begin te praten. ‘Alleen dat ik het zo jammer vind dat jullie nooit onze bruiloft zullen meemaken… Maar ik ben blij dat jullie me in elk geval nog in de jurk zien. Is hij niet… prachtig?’ Ik hoef niet naar Cinna te kijken voor een teken. Ik weet dat dit het juiste moment is. Ik begin langzaam rond te draaien, en hef de mouwen van mijn zware jurk tot boven mijn hoofd.
Als ik de kreten uit het publiek hoor, denk ik dat ze schreeuwen omdat ik er zo mooi uitzie. Dan zie ik dat er langs mijn rug iets omhoogkomt. Rook. Van vuur. Niet het flakkerende spul dat vorig jaar in de strijdwagen om me heen wapperde, maar echt vuur dat mijn jurk verslindt. Ik raak in paniek terwijl de rook steeds dikker wordt. Verkoolde stukjes zwarte zijde dwarrelen door de lucht en de parels kletteren op het podium. Om de een of andere reden durf ik niet stil te blijven staan, want mijn lijf lijkt niet te branden en ik weet niet wat er gebeurt, maar wel dat Cinna hierachter moet zitten. En dus blijf ik rondjes draaien. Een fractie van een seconde hap ik naar adem als ik helemaal verzwolgen word door de vreemde vlammen. Dan is het vuur in één klap verdwenen. Ik kom langzaam tot stilstand terwijl ik me afvraag of ik nu naakt ben en waarom Cinna mijn bruidsjurk heeft verbrand.
Maar ik ben niet naakt. Ik heb een jurk aan die precies hetzelfde ontwerp heeft als mijn trouwjurk, alleen heeft deze de kleur van steenkool en is hij gemaakt van piepkleine veertjes. Verwonderd gaan mijn handen en de lange, golvende mouwen de lucht in, en op dat moment zie ik mezelf op het televisiescherm. Ik ben geheel in het zwart gekleed, op de witte vlekken van mijn mouwen na. Of moet ik mijn vleugels zeggen?
Want Cinna heeft me in een spotgaai veranderd.