HOOFDSTUK 6

Met die ene kleine hoofdbeweging eindigt alle hoop en begint de verwoesting van alles wat me lief is op deze wereld. Ik weet niet welke vorm mijn straf zal aannemen, hoe ver hij zal reiken, maar na afloop zal alles waarschijnlijk kapot zijn. Dus je zou denken dat ik me op dit moment volstrekt wanhopig zou voelen. Maar het vreemde is dat ik vooral opgelucht ben. Dat ik dit spel niet meer hoef te spelen. Dat de vraag of ik in deze hachelijke onderneming kan slagen beantwoord is, al is het met een krachtig nee. Harde tijden vragen om harde maatregelen, en ik kan me net zo hard opstellen als ik wil.

Maar niet hier en niet nu. Ik moet eerst terug naar District 12, want wat ik ook ga doen, mijn moeder, zusje, Gale en zijn familie zullen daar hoe dan ook deel van uitmaken. En Peeta ook, als ik hem zover krijg dat hij met ons meekomt. Ik zet Haymitch ook op het lijstje. Dat zijn de mensen met wie ik de wildernis in wil vluchten. Hoe ik hen zal overtuigen, waar we hartje winter naartoe kunnen, hoe we uit handen van de vredebewakers moeten blijven, dat zijn vragen waar ik geen antwoord op heb. Maar nu weet ik tenminste wat me te doen staat.

Dus in plaats van huilend in elkaar op de grond te storten, merk ik dat ik mijn rug recht, zelfverzekerder dan ik me in weken heb gevoeld. Mijn glimlach is weliswaar een beetje manisch, maar wel oprecht. En als president Snow het publiek tot stilte maant en zegt: ‘Wat zouden jullie ervan vinden als we die bruiloft hier in het Capitool voor hen organiseren?’ speel ik zonder enige moeite de rol van ‘meisje dat bijna krankzinnig van blijdschap is’.

Caesar Flickerman vraagt of de president al een datum in gedachten heeft.

‘Tja, voor we een datum prikken, moeten we denk ik eerst even met de moeder van Katniss overleggen,’ zegt de president. Het publiek lacht uitbundig en de president slaat zijn arm om me heen. ‘Als het hele land het wil, mag je misschien nog wel voor je dertigste trouwen.’

‘Ik ben bang dat u dan eerst een nieuwe wet moet aannemen,’ zeg ik giechelend.

‘Als het moet, dan moet het,’ zegt de president met een samenzweerderig lachje.

O, wat hebben we toch een lol samen.

Daarna volgt er een feest in de eetzaal van de villa van president Snow dat zijn weerga niet kent. Het dertien meter hoge plafond is omgetoverd tot een nachtelijke hemel en de sterren zien er precies zo uit als thuis. Ze zullen er vanuit het Capitool wel hetzelfde uitzien, maar ik zou het niet met zekerheid kunnen zeggen. De stad straalt veel te veel licht uit om de sterren te kunnen zien. Ongeveer halverwege de vloer en het plafond zweven muzikanten op dingen die eruitzien als donzige witte wolken, maar ik kan niet ontdekken wat hen in de lucht houdt. De traditionele lange tafels zijn vervangen door ontelbare zachte banken en stoelen; sommige staan om open haarden heen, andere naast geurige bloementuintjes of vijvers vol exotische vissen, zodat de gasten heerlijk ontspannen kunnen eten en drinken en doen waar ze zin in hebben. In het midden van de ruimte doet een betegeld gedeelte dienst als van alles en nog wat: als dansvloer, als een podium waarop telkens allerlei artiesten verschijnen, en als de zoveelste plek om je onder de extravagant geklede feestgangers te mengen.

Maar de hoofdrol van de avond is weggelegd voor het eten. Er staan tafels vol lekkernijen langs de muren. Alles wat je je maar kunt bedenken en dingen die je nooit zou kunnen verzinnen liggen op ons te wachten. Hele gebraden koeien en varkens en geiten, draaiend aan het spit. Enorme schalen met gevogelte, gevuld met zoete vruchten en noten. Zeedieren die overgoten zijn met saus of die erom smeken in kruidige mengsels gedoopt te worden. Talloze kazen, broden, groenten en zoetigheden, watervallen van wijn en stromen sterke drank vol flakkerende vlammen.

Mijn wil om terug te vechten heeft ook mijn eetlust weer aangewakkerd. Ik heb wekenlang niet kunnen eten van de zorgen, en nu ben ik uitgehongerd.

‘Ik wil alles in deze kamer proeven,’ zeg ik tegen Peeta.

Ik zie dat hij mijn blik probeert te doorgronden, dat hij niet snapt waar deze omslag opeens vandaan komt. Aangezien hij niet weet dat president Snow van mening is dat ik gefaald heb, gaat hij er waarschijnlijk van uit dat ik denk dat het ons gelukt is. Misschien hoopt hij zelfs wel dat ik ergens oprecht een beetje blij ben met onze verloving. Hij kijkt verbaasd – heel even maar, want we worden gefilmd. ‘Dan mag je wel rustig aan doen,’ zegt hij.

‘Goed, niet meer dan één hapje van elk gerecht,’ zeg ik. Mijn voornemen valt al bijna meteen in duigen bij de eerste tafel, waar een stuk of twintig soorten soep op staan en waar ik een romige pompoensoep tegenkom die bestrooid is met gehakte noten en piepkleine zwarte zaadjes. ‘Ik zou de hele avond alleen maar dit kunnen eten!’ roep ik uit. Maar dat doe ik niet. Ik zwicht ook bijna voor een heldere, groene bouillon die – ik heb er geen andere woorden voor – naar de lente smaakt, en voor een schuimig, roze brouwsel met frambozen erop.

Er komen gezichten langs, er worden handen geschud, foto's gemaakt, luchtkusjes naast wangen gegeven. Mijn spotgaaienspeld heeft kennelijk een nieuwe trend gezet, want er komen meerdere mensen naar me toe die me hun accessoires willen laten zien. Mijn vogel staat op riemgespen, is op zijden revers geborduurd, zelfs op intieme plaatsen getatoeëerd. Iedereen wil het teken van de winnaar dragen. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe gek president Snow daar wel niet van moet worden. Maar wat kan hij eraan doen? De Spelen waren een enorme hit in deze stad, waar de bessen slechts symbool stonden voor het wanhopige meisje dat haar geliefde probeerde te redden.

Peeta en ik doen geen enkele poging om gezelschap te zoeken, maar iedereen komt naar ons toe. Niemand wil ons missen op dit feest. Ik doe net alsof ik het allemaal geweldig vind, maar ik geef geen zier om al deze Capitoolmensen. Ze leiden me alleen maar af van het eten.

Elke tafel biedt nieuwe verleidingen, en zelfs met mijn strenge één-hap-per-gerechtregime raak ik al snel vol. Ik pak een gebraden vogeltje dat zo groot is als een ei en zet mijn tanden erin; je schijnt het met knapperige botjes en al te moeten eten. Heerlijk. Maar ik geef de rest aan Peeta, want ik wil alles blijven proeven en het idee om eten weg te gooien, wat ik allerlei mensen zo achteloos zie doen, vervult me met afschuw. Na een tafel of tien zit ik propvol, en dan hebben we nog maar een klein deel van alle schotels geprobeerd.

Net op dat moment stort mijn voorbereidingsteam zich op ons. Hun geratel is nauwelijks te volgen door alle alcohol die ze al achterover geslagen hebben en door hun opwinding om bij zo'n fantastisch evenement aanwezig te mogen zijn.

‘Waarom eten jullie niet?’ vraagt Octavia.

‘Ik heb al gegeten, maar ik kan echt niet meer,’ zeg ik. Ze barsten allemaal in lachen uit, alsof dat het sufste is wat ze ooit hebben gehoord.

‘Daar laat de rest zich ook niet door tegenhouden, hoor!’ zegt Flavius. Ze tronen ons mee naar een tafel waarop hoge wijnglaasjes staan met een doorzichtige vloeistof erin. ‘Dit moet je drinken!’

Als Peeta er een oppakt om een slokje te nemen, beginnen ze alle drie te gillen.

‘Niet hier!’ roept Octavia.

‘Je moet het daar doen,’ zegt Venia terwijl ze naar de deur richting de toiletten wijst. ‘Anders komt het hier allemaal op de grond terecht!’

Peeta kijkt nog eens naar het glas en het kwartje valt. ‘Bedoel je dat ik hiervan ga overgeven?’

Mijn team hinnikt hysterisch. ‘Ja natuurlijk, zodat je kunt blijven eten,’ zegt Octavia. ‘Ik ben al twee keer geweest. Iedereen doet het, anders is zo'n feest toch helemaal niet leuk?’

Sprakeloos staar ik naar de mooie glaasjes. Peeta zet dat van hem met zo veel zorg weer op tafel dat je zou denken dat het kan ontploffen. ‘Kom, Katniss, zullen we dansen?’

Uit de wolken boven ons zweeft muziek en hij voert me weg van het team bij de tafel, naar de dansvloer. We kennen thuis maar een paar dansen, van het soort waar je een viool en een fluit en flink de ruimte voor nodig hebt. Maar Effie heeft ons er een paar geleerd die in het Capitool erg populair zijn. De muziek is langzaam en dromerig, dus Peeta trekt me in zijn armen en we bewegen in een rondje waar nauwelijks passen bij komen kijken. Deze dans zou je nog op een taartschoteltje kunnen doen. We zijn een tijdje stil. Dan zegt Peeta op gesmoorde toon: ‘Je doet braaf mee, je denkt dat je het wel aankunt, dat ze misschien best meevallen, en dan…’ Zijn stem stokt.

Ik kan alleen maar denken aan de uitgemergelde lichaampjes van de kinderen op onze keukentafel terwijl mijn moeder een medicijn voorschrijft dat de ouders niet kunnen geven: meer eten. Nu we rijk zijn, kan ze hun iets mee naar huis geven. Maar vroeger hadden we meestal niets om uit te delen en was het kind hoe dan ook al niet meer te redden. En hier in het Capitool geven ze over omdat ze dan keer op keer hun buik lekker rond kunnen eten. Niet omdat ze lichamelijk of geestelijk ziek zijn, niet omdat ze een voedselvergiftiging hebben opgelopen. Maar omdat iedereen dat doet op een feestje. Het hoort erbij. Anders is het lang zo leuk niet.

Toen ik op een dag bij Hazelle langsging om het wild af te leveren, zat Vick met een nare hoest thuis. Met Gale als broer krijgt hij beter te eten dan negentig procent van de rest van District 12. Maar toch heeft hij minstens een kwartier lang over een blik glucosestroop verteld dat ze op Pakjesdag hadden gekregen en nu hadden opengemaakt, en dat ze allemaal een lepel op brood hadden gemogen en dat ze het later die week misschien nog wel een keer kregen. En dat Hazelle had gezegd dat hij wel een lepeltje in zijn thee mocht om zijn hoest een beetje te verzachten, maar dat hij dat niet eerlijk vond voor de anderen. Als het bij Gale thuis al zo gaat, hoe gaat het er dan bij andere gezinnen aan toe?

‘Peeta, we moeten ons hier voor hun plezier doodvechten,’ zeg ik. ‘Dit stelt in verhouding niets voor.’

‘Dat weet ik. Dat weet ik wel. Maar soms kan ik er gewoon niet meer tegen. Dan wordt het zo erg dat ik… dat ik mezelf bijna niet meer in de hand heb.’ Hij is even stil en fluistert dan: ‘Misschien hadden we het anders moeten doen, Katniss.’

‘Hadden we wát anders moeten doen?’ vraag ik.

‘Misschien hadden we niet moeten proberen om de districten tot bedaren te brengen,’ zegt hij.

Mijn hoofd zwiept snel van links naar rechts, maar niemand lijkt het gehoord te hebben. De cameraploeg is afgeleid door een tafel met schaaldieren en de stelletjes die om ons heen dansen zijn te dronken of te veel met zichzelf bezig om op ons te letten.

‘Sorry,’ zegt hij. En terecht. Dit is niet de juiste plek om dit soort gedachten uit te spreken.

‘Bewaar maar voor thuis,’ zeg ik tegen hem.

Net op dat moment komt Portia naar ons toe met een grote man die me vaag bekend voorkomt. Ze stelt hem voor als Plutarch Heavensbee, de nieuwe Hoofdspelmaker. Plutarch vraagt aan Peeta of hij me even mag lenen voor een dans. Peeta heeft zijn televisiehoofd weer opgezet, draagt me goedhartig over en waarschuwt de man dat hij niet te gehecht aan me moet raken.

Ik wil niet met Plutarch Heavensbee dansen. Ik wil zijn handen niet voelen, de ene in de mijne en de andere op mijn heup. Ik ben het niet gewend om aangeraakt te worden, behalve door Peeta of mijn familieleden, en ik zit nog liever aan een stel vieze maden dan aan een Spelmaker. Maar hij lijkt het aan te voelen en houdt me op bijna een armlengte afstand terwijl we over de vloer zwieren.

We babbelen wat over het feest, de artiesten en het eten, en dan maakt hij een grapje over dat hij sinds onze training geen punch meer aanraakt. Ik snap hem eerst niet, maar dan besef ik dat hij de man is die achterover in de schaal punch tuimelde toen ik tijdens mijn trainingssessie een pijl naar de Spelmakers schoot. Nou ja, niet echt naar hen. Ik schoot een appel uit de bek van hun gebraden varken. Maar ze schrokken er wel van.

‘O, u bent de man die…’ zeg ik lachend terwijl ik weer voor me zie hoe hij de punchschaal in plonsde.

‘Ja. En het zal je vast goeddoen dat ik het nooit meer helemaal te boven ben gekomen,’ zegt Plutarch.

Ik zou hem er graag op wijzen dat de tweeëntwintig dode tributen de Spelen waar hij medeverantwoordelijk voor was ook nooit meer helemaal te boven zullen komen. Maar ik zeg alleen maar: ‘Mooi zo. Dus u bent dit jaar Hoofdspelmaker? Dat lijkt me een grote eer.’

‘Tussen ons gezegd en gezwegen, er waren maar weinig gegadigden,’ zegt hij. ‘Je bent toch verantwoordelijk voor hoe de Spelen uitpakken.’

Ja, en je voorganger is dood, denk ik. Hij moet weten wat er met Seneca Crane is gebeurd, maar hij lijkt zich helemaal geen zorgen te maken. ‘Bent u de Spelen van de Kwartskwelling al aan het voorbereiden?’ vraag ik.

‘O, jazeker. Of nou ja, er wordt natuurlijk al jaren aan gewerkt. Een arena is niet zomaar in een dagje gebouwd. Maar het, hoe zal ik het zeggen, het echte karakter van de Spelen wordt momenteel bepaald. Je zult het misschien niet geloven, maar ik heb vannacht nog een overleg over het plan van aanpak,’ zegt hij.

Plutarch doet een stap achteruit en haalt een gouden horloge aan een ketting uit zijn borstzakje. Hij klapt het open, ziet hoe laat het is en fronst. ‘Ik moet er zo vandoor.’ Hij draait het horloge naar me toe zodat ik de wijzerplaat kan zien. ‘Het begint om middernacht.’

‘Is dat niet een beetje laat voor…’ begin ik, maar dan word ik afgeleid doordat Plutarch met zijn duim over de doorzichtige wijzerplaat van het horloge strijkt. Heel even gloeit er een afbeelding op, alsof er kaarslicht op valt. Het is weer een spotgaai. Precies dezelfde als die op de speld op mijn jurk, alleen verdwijnt deze weer. Plutarch doet het horloge met een klik dicht.

‘Heel mooi,’ zeg ik.

‘O, het is wel meer dan mooi. Er is er maar één van,’ zegt hij. ‘Als iemand naar me vraagt, moet je maar zeggen dat ik naar huis ben gegaan om te slapen. Die vergaderingen horen eigenlijk geheim te blijven. Maar ik dacht dat ik het aan jou wel kon vertellen.’

‘Dat is zo. Het blijft onder ons,’ zeg ik.

Terwijl we elkaar een hand geven, maakt hij een lichte buiging, een vaak gezien gebaar hier in het Capitool. ‘Goed, dan zie ik je van de zomer bij de Spelen, Katniss. Gefeliciteerd met je verloving en veel succes met je moeder.’

‘Dat zal ik nodig hebben,’ zeg ik.

Plutarch verdwijnt en ik dwaal door de menigte, op zoek naar Peeta, terwijl allerlei onbekenden me feliciteren. Met mijn verloving, met mijn overwinning in de Spelen, met de kleur van mijn lippenstift. Ik geef wel antwoord, maar vanbinnen kan ik alleen maar denken aan hoe Plutarch met zijn mooie, unieke horloge stond te pronken. Het voelde een beetje raar. Bijna stiekem. Maar waarom? Misschien denkt hij dat iemand zijn idee zal stelen en ook een oplichtende spotgaai op een wijzerplaat zal zetten. Ja, hij heeft er vast een vermogen voor betaald en nu kan hij het aan niemand laten zien, omdat hij bang is dat iemand er een goedkope nepvariant van zal maken. Typisch het Capitool.

Peeta staat bij een tafel een aantal zeer kunstig versierde taarten te bewonderen. Een paar bakkers zijn speciaal de keuken uit gekomen om met hem over glazuur te praten, en je ziet dat ze elkaar verdringen om zijn vragen te mogen beantwoorden. Op zijn verzoek pakken ze een stel kleine taartjes voor hem in om mee te nemen naar District 12, zodat hij hun werk in alle rust kan bestuderen.

‘Effie zei dat we om één uur in de trein moesten zitten. Ik vraag me af hoe laat het is,’ zegt hij om zich heen kijkend.

‘Bijna twaalf uur,’ antwoord ik. Ik pluk met mijn vingers een chocoladebloem van een taart en knabbel eraan – om mijn manieren bekommer ik me absoluut niet meer.

‘Tijd om bedankt en tot ziens te zeggen!’ jubelt Effie naast mijn elleboog. Dit is zo'n moment waarop ik echt vreselijk blij ben met haar dwangmatige stiptheid. Nadat we Cinna en Portia gehaald hebben, leidt Effie ons langs alle belangrijke mensen van wie we afscheid moeten nemen en drijft ons dan naar de deur.

‘Moeten we president Snow niet bedanken?’ vraagt Peeta. ‘Het is zijn huis.’

‘O, hij is niet zo van de feestjes. Te druk,’ zegt Effie. ‘Ik heb al geregeld dat er morgen bedankbriefjes en cadeaus bij hem worden afgeleverd. Daar ben je!’ Effie zwaait kort naar twee Capitoolbedienden die een stomdronken Haymitch tussen hen in overeind houden.

We rijden in een geblindeerde auto door de straten van het Capitool. De voorbereidingsteams komen in een andere auto achter ons aan. Er zijn zo veel feestgangers op de been dat we maar langzaam vooruitkomen. Maar Effie heeft dat allemaal ingecalculeerd, en precies om één uur zitten we in de trein en rijden we weg van het station.

Haymitch is naar zijn coupé gebracht. Cinna bestelt thee en we gaan allemaal rond de tafel zitten terwijl Effie haar schema's schikt en ons eraan herinnert dat de Toer nog niet afgelopen is. ‘We hebben ook het Oogstfeest in District 12 nog. Dus ik stel voor dat we onze thee opdrinken en meteen naar bed gaan.’ Niemand protesteert.

Als ik mijn ogen opendoe, is het vroeg in de middag. Mijn hoofd ligt op Peeta's arm. Ik kan me niet meer herinneren dat hij binnen is gekomen vannacht. Ik draai me voorzichtig om om hem verder te laten slapen, maar hij is al wakker.

‘Geen nachtmerries,’ zegt hij.

‘Wat?’ vraag ik.

‘Je hebt vannacht geen nachtmerries gehad,’ zegt hij.

Hij heeft gelijk. Voor het eerst in tijden heb ik als een blok geslapen. ‘Maar ik heb wel gedroomd,’ zeg ik terugdenkend. ‘Ik liep door het bos achter een spotgaai aan. Heel lang. Eigenlijk was het Rue. Of nou ja, hij zong met haar stem.’

‘Waar bracht ze je naartoe?’ vraagt hij terwijl hij het haar van mijn voorhoofd veegt.

‘Ik weet het niet. We zijn er nooit aangekomen,’ zeg ik. ‘Maar ik voelde me heel gelukkig.’

‘Je sliep ook alsof je je gelukkig voelde,’ zegt hij.

‘Peeta, hoe komt het dat ik het nooit merk als jij een nachtmerrie hebt?’ vraag ik.

‘Ik weet het niet. Ik geloof niet dat ik het uitschreeuw of wild in het rond sla of zoiets. Ik word gewoon verlamd van angst wakker,’ antwoordt hij.

‘Dan moet je me wakker maken,’ zeg ik, en ik bedenk dat ik zijn slaap soms wel tot twee of drie keer toe verstoor tijdens een slechte nacht. En dat het soms heel lang duurt voor ik weer gekalmeerd ben.

‘Dat hoeft niet. Ik ben in mijn nachtmerries vooral bang om jou kwijt te raken,’ zegt hij. ‘Zodra ik besef dat je naast me ligt, is het weer goed.’

Jakkes. Peeta kan dat soort dingen zo achteloos zeggen, en het voelt alsof ik in mijn maag word gestompt. Hij geeft gewoon eerlijk antwoord op mijn vraag. Hij dringt niet aan op een soortgelijke reactie, op een of andere liefdesverklaring. Maar toch voel ik me vreselijk, alsof ik hem op een afschuwelijke manier gebruikt heb. Is dat zo? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik het voor het eerst ongepast vind dat hij in mijn bed ligt. Wat best ironisch is, gezien het feit dat we nu officieel verloofd zijn.

‘Zal thuis wel erger zijn, als ik weer alleen slaap,’ zegt hij.

Dat is waar ook, we zijn bijna thuis.

Het programma in District 12 bestaat onder andere uit vanavond een diner bij burgemeester Undersee thuis en morgen een eremanifestatie op het plein tijdens het Oogstfeest. We vieren het Oogstfeest altijd op de laatste dag van de Zegetoer, maar meestal doen we dat met een maaltijd met familie of een paar vrienden, als je het je kunt veroorloven. Dit jaar zal het een openbare aangelegenheid zijn, en aangezien het wordt gefinancierd door het Capitool zal iedereen in het hele district vanavond een volle buik hebben.

Ik word pas in de burgemeesterswoning opgemaakt, want voor de buitenoptredens worden we weer in bontpelzen gehuld. We blijven maar heel even op het station staan om te glimlachen en te zwaaien en wurmen ons dan in onze auto. Zelfs onze gezinnen krijgen we pas vanavond tijdens het diner te zien.

Ik ben blij dat we in het huis van de burgemeester zullen eten en niet in het Gerechtsgebouw, waar de herdenkingsplechtigheid voor mijn vader is gehouden en waar ik na de boete naartoe moest voor dat hartverscheurende afscheid van mijn familie. Aan het Gerechtsgebouw kleeft te veel verdriet.

Maar in het huis van burgemeester Undersee voel ik me prettig, vooral nu zijn dochter Madge en ik vriendinnen zijn. Dat waren we eigenlijk altijd al, maar het werd pas officieel toen ze afscheid van me kwam nemen voor ik naar de Spelen vertrok. Toen ze me de spotgaaienspeld gaf in de hoop dat die geluk zou brengen. Sinds de Spelen brengen we veel tijd samen door, want Madge blijkt ook veel vrije tijd te hebben. In het begin ging het een beetje moeizaam, omdat we niet wisten wat we moesten doen. Andere meisjes van onze leeftijd hoor ik altijd praten over jongens, of over andere meisjes, of over kleren. Madge en ik houden niet van roddelen en kleren interesseren me echt geen bal. Maar na een paar mislukte pogingen besefte ik dat ze dolgraag mee het bos in wilde, dus heb ik haar een paar keer meegenomen en laten zien hoe je moet schieten. Ze probeert mij te leren pianospelen, maar ik vind het vooral leuk om te luisteren als zij speelt. Soms eten we bij elkaar. Madge vindt het bij mij thuis fijner. Haar ouders zijn best aardig, maar volgens mij ziet ze hen niet zo vaak. Haar vader moet District 12 leiden en haar moeder heeft vaak heel erge hoofdpijn waardoor ze dagen achtereen aan bed gekluisterd is.

‘Misschien moet je haar meenemen naar het Capitool,’ zei ik toen het weer een keer raak was. We konden niet pianospelen, want zelfs twee verdiepingen hoger had haar moeder te veel last van het geluid. ‘Daar kunnen ze haar vast beter maken.’

‘Jawel. Maar je mag alleen naar het Capitool als je wordt uitgenodigd,’ zei Madge ongelukkig. Zelfs de voorrechten van de burgemeester zijn maar beperkt.

In de burgemeesterswoning kan ik Madge alleen maar even een snelle knuffel geven voor Effie me naar de tweede verdieping duwt om me klaar te gaan maken. Als ik opgemaakt ben en in een enkellange zilverkleurige jurk ben gehesen, heb ik nog steeds een uur over voor het diner begint, dus ik glip weg om haar te zoeken.

De slaapkamer van Madge is op de eerste verdieping, net als een aantal logeerkamers en haar vaders studeerkamer. Ik steek mijn hoofd om de hoek van de studeerkamer om de burgemeester te begroeten, maar er is niemand. De televisie staat te blèren en ik blijf even staan om naar de beelden van Peeta en mij te kijken op het feest van het Capitool gisteravond. We dansen, eten, zoenen. Dit wordt nu in elk huis in Panem uitgezonden. Het publiek zal ondertussen wel kotsmisselijk zijn van de gedoemde geliefden uit District 12. Ik in elk geval wel.

Ik wil net de kamer uit lopen als mijn aandacht getrokken wordt door een hard gepiep. Ik draai me om en zie dat het televisiescherm zwart wordt. Dan beginnen de woorden ‘LAATSTE NIEUWS DISTRICT 8’ te knipperen. Intuïtief weet ik dat dit niet voor mijn ogen, maar alleen voor die van de burgemeester bestemd is. Ik kan maar beter gaan. Nu meteen. Maar in plaats daarvan lopen mijn voeten naar de televisie toe.

Er komt een verslaggeefster in beeld die ik nog nooit heb gezien, een vrouw met grijzend haar en een schorre, gebiedende stem. Waarschuwend zegt ze dat de situatie verslechtert en dat alarmfase drie is ingegaan. Er worden extra troepen naar District 8 gestuurd en alle textielproductie is stilgezet.

Nu laten ze het grote plein van District 8 zien. Ik herken het omdat ik er vorige week nog gestaan heb. Er wapperen nog steeds banieren met mijn gezicht erop aan de daken. Op de grond is het een chaos. Het plein staat vol schreeuwende mensen die met doeken en zelfgemaakte maskers voor hun gezicht met bakstenen gooien. Gebouwen staan in brand. De politie schiet gericht op de menigte en doodt willekeurige demonstranten.

Ik heb nog nooit zoiets gezien, maar dit kan maar één ding zijn. Ik sta te kijken naar wat president Snow een opstand noemt.