HOOFDSTUK 16

Haymitch grijpt me bij mijn pols alsof hij bang is voor wat ik zal doen, maar ik ben net zo sprakeloos als Darius nadat hij door de beulen van het Capitool onder handen is genomen. Haymitch heeft me ooit verteld dat ze de tong van de Avox afsnijden zodat ze nooit meer kunnen praten. In gedachten hoor ik de heldere, opgewekte stem van Darius door de As schallen om me te plagen. Niet zoals mijn medewinnaars me nu op de hak nemen, maar omdat we elkaar oprecht aardig vonden. Als Gale hem zo zou zien…

Ik weet dat hij gestraft zal worden als ik nu naar hem toe ga of enige blijk van herkenning zal geven. En dus kijken we elkaar alleen maar in de ogen. Darius, die nu een stomme slaaf is, en ik, die nu mijn dood tegemoet ga. Wat zouden we ook tegen elkaar moeten zeggen? Dat we het erg vinden voor de ander? Dat we meevoelen met de pijn van de ander? Dat we blij zijn dat we de kans gekregen hebben de ander te leren kennen?

Nee, Darius zou niet blij moeten zijn dat hij me heeft gekend. Als ik er eerder was geweest om Thread tegen te houden, had hij niet naar voren hoeven komen om Gale te redden. Zou hij geen Avox zijn. En zou hij ook vooral niet míjn Avox zijn, want het is overduidelijk dat president Snow hem voor mij hierheen heeft laten komen.

Ik draai mijn pols uit Haymitch’ greep, loop naar mijn oude slaapkamer en doe de deur achter me op slot. Ik ga op de rand van mijn bed zitten met mijn ellebogen op mijn knieën en mijn voorhoofd op mijn vuisten, kijk in het donker naar mijn gloeiende pak en stel me voor dat ik in mijn oude huis in District 12 ineengedoken naast het vuur zit. Als de batterij leeg is, wordt het pak langzaam weer zwart.

Als Effie uiteindelijk op de deur klopt om te zeggen dat we gaan eten, sta ik op, trek mijn pak uit, vouw het netjes op en leg het samen met mijn kroon op tafel. In de badkamer was ik de donkere strepen make-up van mijn gezicht. Ik trek een simpel shirt en dito broek aan en loop door de gang naar de eetkamer.

Ik merk weinig van het diner, behalve dat Darius en het roodharige Avoxmeisje onze obers zijn. Effie, Haymitch, Cinna, Portia en Peeta zijn er allemaal, ik geloof dat ze over de openingsceremonie praten. Maar de enige keer dat ik me echt aanwezig voel, is als ik expres een schaal erwtjes van tafel stoot en, voor iemand me kan tegenhouden, op de grond hurk om ze op te ruimen. Darius staat pal naast me als ik de schaal wegduw, en even zitten we samen naast elkaar, uit het zicht, terwijl we de erwtjes van de vloer scheppen. Eén kort ogenblik vinden onze handen elkaar. Ik voel zijn huid, ruw onder de boterachtige saus van het eten. In de wanhopige greep waarmee onze vingers zich in elkaar haken zitten alle woorden die we nooit hardop zullen kunnen zeggen. Dan maakt Effie achter me een afkeurend geluid, want ‘Dat is jouw taak niet, Katniss!’ en laat hij me los.

Als we in de zitkamer de herhaling van de openingsceremonie gaan bekijken, wurm ik me op de bank tussen Cinna en Haymitch in, omdat ik niet naast Peeta wil zitten. Deze afschuwelijke situatie met Darius hoort bij mij en Gale en misschien zelfs bij Haymitch, maar niet bij Peeta. Hij kende Darius goed genoeg om hem in het voorbijgaan met een knikje te begroeten, maar Peeta was geen echte Asganger zoals wij. Bovendien ben ik nog steeds boos op hem, omdat hij me samen met de andere winnaars heeft uitgelachen, en ik zit absoluut niet te wachten op zijn medeleven en troostende woorden. Ik ben nog steeds van plan hem in de arena te redden, maar dat wil niet zeggen dat ik nu aardig tegen hem hoef te doen.

Terwijl ik kijk hoe de stoet naar de Stadscirkel rijdt, bedenk ik dat het al erg genoeg is dat ze ons tijdens de gewone edities in verkleedkleren hijsen en in strijdwagens door de straten laten paraderen. Kinderen in kostuums zijn sneu, maar oudere winnaars, zo blijkt, zijn deerniswekkend. Een paar tributen die aan de jongere kant zijn, zoals Johanna en Finnick, of wier lichamen nog niet zijn afgetakeld, zoals Seeder en Brutus, is het nog gelukt om enige waardigheid te behouden. Maar de meesten, in de greep van alcohol, morfling of ziekte, zien er bizar uit in hun kostuums waarin ze koeien, bomen en broden moeten voorstellen. Vorig jaar hadden we op elke deelnemer uitgebreid commentaar, maar nu wordt er alleen af en toe een opmerking gemaakt. Geen wonder dat het publiek uit zijn dak gaat als Peeta en ik verschijnen, zo jong en sterk en mooi in die fantastische kostuums. Het schoolvoorbeeld van hoe tributen zouden moeten zijn.

Zodra het is afgelopen sta ik op, bedank Cinna en Portia voor hun geweldige werk en ga naar bed. Effie roept me nog na dat ik niet moet vergeten om vroeg te komen ontbijten zodat we onze trainingstactiek kunnen bepalen, maar zelfs haar stem klinkt hol. Arme Effie. Vorig jaar had ze eindelijk een keer geluk in de Spelen met mij en Peeta, en nu is het allemaal in elkaar gestort en zo'n puinzooi geworden dat zelfs zij er geen positieve draai meer aan kan geven. Hier in het Capitool geldt dat vast als een ware tragedie.

Ik lig net in bed als er zachtjes op mijn deur wordt geklopt, maar ik doe alsof ik het niet hoor. Ik wil Peeta niet in mijn kamer vanavond. Vooral niet met Darius in de buurt. Het is bijna net zo erg als wanneer Gale hier zou zijn. Gale. Hoe moet ik hem loslaten als Darius constant door de gangen spookt?

Mijn nachtmerries zitten vol tongen. Eerst kijk ik verstijfd en machteloos toe hoe gehandschoende handen de bloederige ingreep in Darius’ mond uitvoeren. Dan ben ik op een feest waar iedereen maskers draagt en ik achtervolgd word door iemand wiens natte tong telkens naar buiten schiet – dat zal Finnick wel zijn –, maar als hij me te pakken krijgt en zijn masker afzet is het president Snow, met opgezwollen lippen waar allemaal bloederig speeksel van afdruipt. Uiteindelijk ben ik terug in de arena; mijn tong is zo droog als schuurpapier en ik probeer bij een poel vol water te komen die zich telkens als ik er bijna ben weer terugtrekt.

Als ik wakker word, wankel ik naar de badkamer en klok water uit de kraan naar binnen tot ik niet meer kan. Ik trek mijn zweterige kleren uit en plof naakt weer in bed, waarna ik op de een of andere manier weer in slaap val.

De volgende ochtend treuzel ik zo lang mogelijk voor ik naar het ontbijt ga, want ik heb absoluut geen zin om onze trainingstactiek te bespreken. Wat valt er te bespreken? Elke winnaar weet al wat de anderen kunnen. Of konden, in elk geval. Peeta en ik zullen gewoon blijven doen alsof we verliefd zijn en dat was het dan wel weer. Ik zie er gewoon heel erg tegen op om erover te moeten praten, vooral als Darius er stilzwijgend naast staat. Ik blijf heel lang onder de douche staan, trek langzaam de kleren aan die Cinna voor de training heeft klaargelegd en bestel door de intercom eten van het menu in mijn kamer. Binnen een minuut staan er worstjes, eieren, aardappelen, brood, sap en chocolademelk voor mijn neus. Ik eet mijn buik rond en probeer de minuten uit te rekken tot het tien uur is, het tijdstip waarop we naar het Trainingscentrum onder in het gebouw moeten. Om halftien staat Haymitch op mijn deur te bonzen; hij heeft het duidelijk helemaal gehad met me en zegt dat ik NU naar de eetkamer moet komen. Toch poets ik eerst nog mijn tanden voor ik heel langzaam door de gang loop – scheelt toch weer vijf minuten.

In de eetkamer zitten alleen Peeta en Haymitch nog. Haymitch’ gezicht is rood van de drank en van woede, en om zijn pols draagt hij een massief gouden armband met vlammen erop – ongetwijfeld zijn concessie aan Effies plan om bij elkaar passende aandenkens te dragen – die hij ongelukkig ronddraait. Het is echt een mooie armband, maar door het gedraai ziet hij eruit als iets beperkends, een handboei in plaats van een sieraad. ‘Je bent laat,’ snauwt hij me toe.

‘Sorry. Ik heb uitgeslapen na alle nachtmerries met verminkte tongen die me de halve nacht wakker hebben gehouden.’ Het was vijandig bedoeld, maar mijn stem stokt aan het eind van de zin.

Haymitch kijkt me boos aan, maar dan wordt zijn blik milder. ‘Goed, laat ook maar. Vandaag hebben jullie tijdens de training twee taken. Ten eerste: verliefd blijven.’

‘Dat spreekt voor zich,’ zeg ik.

‘En ten tweede: vrienden maken,’ zegt Haymitch.

‘Nee,’ antwoord ik. ‘Ik vertrouw hen voor geen cent, de meesten kan ik niet uitstaan en ik doe het liever gewoon met z'n tweeën.’

‘Dat zei ik eerst ook, maar…’ begint Peeta.

‘Maar daarmee red je het niet,’ houdt Haymitch vol. ‘Jullie zullen dit keer echt meer bondgenoten nodig hebben.’

‘Waarom?’ vraag ik.

‘Omdat jullie sterk in het nadeel zijn. Jullie tegenstanders kennen elkaar al jaren. Dus wie zullen ze het eerst aanvallen, denk je?’ vraagt hij.

‘Ons. En ze gaan die oude vriendschappen heus niet zomaar opzijschuiven, dus waarom zouden we die moeite doen?’ zeg ik.

‘Omdat jullie kunnen vechten. Jullie zijn geliefd bij het publiek. Dat maakt jullie nog steeds interessant als bondgenoten. Maar alleen als jullie de anderen laten weten dat jullie een team met hen willen vormen,’ zegt Haymitch.

‘Dus je wilt ons in de Beroepstroep dit jaar?’ vraag ik, en het lukt me niet om de afkeer in mijn stem te verbergen. Traditiegetrouw bundelen de tributen uit District 1, 2 en 4 hun krachten, eventueel met een paar andere uitzonderlijk goede vechters erbij, om vervolgens gezamenlijk op de zwakkere deelnemers te jagen.

‘Dat is tot nu toe toch ook onze tactiek geweest? Om te trainen als Beroeps?’ werpt Haymitch tegen. ‘En over het algemeen wordt vóór de Spelen al besloten wie er bij de Beroepstroep mogen. Peeta is er vorig jaar nog maar net tussengekomen.’

Ik denk aan de walging die ik voelde toen ik erachter kwam dat Peeta zich tijdens de vorige Spelen bij de Beroeps had aangesloten. ‘Dus we moeten proberen om in een goed blaadje te komen bij Finnick en Brutus – bedoel je dat?’

‘Niet per se. Het zijn allemaal winnaars. Je mag ook je eigen groep samenstellen als je dat liever hebt. Kies maar wie je wilt. Ik zou voor Chaff en Seeder gaan. Hoewel je Finnick niet moet uitsluiten,’ zegt Haymitch. ‘Zoek teamgenoten die van pas zouden kunnen komen. Denk eraan, je staat niet meer in de ring met een stel bibberende kinderen. Deze mensen zijn allemaal door de wol geverfde moordenaars, hoe slecht ze er ook aan toe lijken te zijn.’

Misschien heeft hij wel gelijk. Maar wie zou ik kunnen vertrouwen? Seeder misschien. Maar wil ik echt een pact met haar sluiten, om haar dan later misschien te moeten vermoorden? Nee. Toch heb ik onder dezelfde omstandigheden ook een pact met Rue gesloten. Ik zeg tegen Haymitch dat ik het zal proberen, ook al vermoed ik dat dit helemaal niets voor mij is.

Effie is iets te vroeg om ons naar beneden te brengen, want vorig jaar kwamen we als laatsten binnen, ook al waren we gewoon op tijd. Maar Haymitch wil niet dat ze met ons meeloopt naar de sportzaal. De andere winnaars zullen ook geen kinderoppas meenemen, en omdat we de jongsten zijn is het belangrijk om te laten zien dat we op eigen benen kunnen staan. Dus ze brengt ons naar de lift, doet ons haar nog even goed en drukt voor ons op het knopje, en daar zal ze het mee moeten doen.

Het is zo'n kort ritje dat er geen tijd is om te praten, maar als Peeta mijn hand pakt, trek ik hem niet terug. Gisteravond heb ik hem weliswaar genegeerd, maar tijdens de training moeten we een onafscheidelijk team lijken.

Effies angst dat we misschien de laatsten zouden zijn blijkt ongegrond. Alleen Brutus en de vrouw uit District 2, Enobaria, zijn er al. Enobaria lijkt een jaar of dertig en het enige wat ik nog over haar weet, is dat ze tijdens een gevecht een tribuut heeft gedood door met haar tanden zijn keel open te scheuren. Daar is ze zo beroemd mee geworden dat ze na haar overwinning haar tanden cosmetisch heeft laten aanpassen, zodat ze nu allemaal een scherpe punt hebben en met goud zijn ingelegd. Ze heeft een enorme schare bewonderaars in het Capitool.

Tegen tienen is nog maar de helft van de tributen aanwezig. Atala, de vrouw die de training leidt, begint stipt op tijd met haar verhaal en trekt zich niets aan van de magere opkomst. Misschien had ze het wel verwacht. Ik ben ergens een beetje opgelucht, want dat betekent dat er twaalf mensen zijn tegen wie ik niet hoef te doen alsof ik vrienden met hen wil worden. Atala somt de lijst met trainingsonderdelen op, waaronder ook vecht- en overlevingstechnieken, en zegt dan dat we aan de slag kunnen.

Ik zeg Peeta dat we ons volgens mij het beste kunnen opsplitsen, zodat we een breder terrein beslaan. Hij gaat lekker speren smijten met Brutus en Chaff en ik loop naar het onderdeel waar je knopen kunt leren leggen. Daar gaat bijna nooit iemand heen. Ik vind de trainer aardig en hij begroet me enthousiast, misschien omdat ik vorig jaar ook bij hem ben geweest. Hij reageert heel tevreden als ik hem laat zien dat ik nog steeds de val kan zetten waarbij je je vijand aan zijn been aan een boom kunt laten hangen. Mijn strikken in de arena zijn hem duidelijk opgevallen en hij beschouwt me nu als een vergevorderde leerling, dus ik vraag of we alle knopen nog eens kunnen bespreken die misschien van pas kunnen komen en ook een paar die ik waarschijnlijk niet zal gebruiken. Ik zou het helemaal niet erg vinden om de hele ochtend alleen met hem door te brengen, maar na anderhalf uur slaat iemand van achteren zijn armen om me heen, en zijn vingers maken met gemak de ingewikkelde knoop af waar ik op zat te ploeteren. Het is Finnick, uiteraard, die zijn hele jeugd kennelijk niets anders heeft gedaan dan vissen met drietanden en moeilijke knopen in touwen leggen om er netten van te maken. Ik kijk even toe hoe hij een stuk touw opraapt, er een strop van maakt en dan doet alsof hij zichzelf ophangt in een poging mij aan het lachen te maken.

Ik rol met mijn ogen en loop naar een ander vrij onderdeel waar je kunt leren hoe je een vuur moet maken. Ik bouw al heel goede vuurtjes, maar ik ben nog altijd erg afhankelijk van lucifers om ze aan te krijgen. De trainer zet me dan ook aan het werk met een vuursteen, een vuurslag en een lapje verkoolde stof. Het is veel moeilijker dan het lijkt en ik werk zo geconcentreerd als ik kan, maar ik heb toch nog bijna een uur nodig om een vonk te laten branden. Als ik met een triomfantelijke grijns opkijk, zie ik dat ik gezelschap heb.

De twee tributen uit District 3 zitten naast me en hebben moeite om met lucifers een goed vuur te maken. Ik overweeg even of ik weg zal gaan, maar ik wil heel graag nog een keer met de vuursteen oefenen en als ik bij Haymitch verslag moet uitbrengen over de vrienden die ik geprobeerd heb te maken, zijn deze twee misschien nog wel een draaglijke keuze. Ze hebben allebei een tenger postuur, een vale huid en zwart haar. De vrouw, Wiress, is ongeveer net zo oud als mijn moeder en praat op een zachte, verstandige toon. Maar ik merk meteen dat ze de neiging heeft om halverwege een zin op te houden, alsof ze is vergeten dat je er bent. Beetee, de man, is ouder en een beetje onrustig. Hij draagt een bril, maar hij kijkt er de hele tijd onderdoor. Ze zijn een beetje vreemd, maar ik ben er vrij zeker van dat deze twee niet zullen proberen mij een ongemakkelijk gevoel te bezorgen door al hun kleren uit te trekken. En ze komen uit District 3. Misschien kunnen ze mijn vermoedens bevestigen dat daar een opstand aan de gang is.

Ik kijk de zaal rond. Peeta staat midden in een kring ruige messenwerpers. De morflingverslaafden uit District 6 zijn bij het camouflageonderdeel en schilderen felroze krullen op elkaars gezicht. De mannelijke tribuut uit District 5 kotst zijn wijn over de zwaardvechtersmat. Finnick en de oude vrouw uit zijn district oefenen bij het boogschieten. Johanna Mason is alweer naakt en smeert haar huid in met olie voor een worstelles. Ik besluit maar te blijven zitten waar ik zit.

Wiress en Beetee vormen aangenaam gezelschap. Ze zijn vriendelijk, maar niet opdringerig. We praten over onze talenten en zij vertellen dat ze allebei dingen uitvinden, waar mijn zogenaamde belangstelling voor mode nogal zwakjes bij afsteekt. Wiress begint over een soort naaiapparaat waar ze mee bezig is.

‘Het voelt aan hoe dik de stof is en kiest dan de sterkte…,’ zegt ze, maar voor ze haar zin heeft afgemaakt, wordt haar aandacht volledig in beslag genomen door een strootje.

‘…de sterkte van de draad,’ vult Beetee aan. ‘Automatisch. Geen menselijke fouten meer.’ Dan begint hij over zijn laatste succes, een muziekchip die klein genoeg is om in een lovertje te passen, maar waar uren muziek op kan. Opeens schiet me te binnen dat Octavia het daar tijdens de fotosessie voor de bruiloft over heeft gehad, en ik ruik een kans om de opstand terloops ter sprake te brengen.

‘O ja, daar heb ik wel eens van gehoord. Mijn voorbereidingsteam was een paar maanden geleden helemaal overstuur, omdat ze die niet konden krijgen,’ zeg ik achteloos. ‘Er waren vast wel meer producten uit District 3 die niet geleverd konden worden.’

Beetee kijkt me aan vanonder zijn bril. ‘Dat klopt. Hadden jullie eenzelfde probleem met de steenkoolproductie dit jaar?’

‘Nee. Nou ja, we hebben een paar weken stilgelegen toen het nieuwe hoofd van de vredebewakers met zijn ploeg werd geïnstalleerd, maar dat heeft weinig problemen gegeven,’ zeg ik. ‘Qua productie, bedoel ik. Voor de meeste mensen betekent twee weken thuiszitten vooral twee weken hongerlijden.’

Volgens mij begrijpen ze wat ik probeer te zeggen. Dat er bij ons geen opstand is geweest. ‘O. Wat vervelend,’ zegt Wiress op een licht teleurgestelde toon. ‘Ik vond jullie district erg…’ Ze wordt afgeleid door iets in haar hoofd en haar stem sterft weg.

‘…interessant,’ vult Beetee aan. ‘Wij allebei.’

Ik krijg een rotgevoel, want ik weet dat hun district het veel zwaarder gehad moet hebben dan het onze. Ik heb het idee dat ik het voor de mensen uit District 12 moet opnemen. ‘Nou ja, we hebben maar weinig inwoners in 12,’ zeg ik. ‘Niet dat je dat tegenwoordig nog zou denken als je ziet hoeveel vredebewakers er rondlopen. Maar ze vinden het blijkbaar toch wel de moeite waard om ons in de gaten te houden.’

Terwijl we naar het onderdeel lopen waar je schuilplaatsen kunt bouwen, blijft Wiress staan en kijkt naar de tribunes waar de Spelmakers rondhangen; ze eten en drinken en werpen af en toe een blik onze kant op. ‘Kijk,’ zegt ze terwijl ze met haar hoofd naar hen knikt. Ik kijk op en zie Plutarch Heavensbee in de schitterende paarse mantel met de bontkraag die aangeeft dat hij de Hoofdspelmaker is. Hij eet een kalkoenbout.

Ik snap niet zo goed waarom dat commentaar behoeft, maar ik zeg: ‘Ja, hij is dit jaar gepromoveerd tot Hoofdspelmaker.’

‘Nee, nee. Daar bij de hoek van de tafel. Je kunt het…’ zegt Wiress.

Beetee tuurt onder zijn bril door. ‘…nog net zien.’

Verbaasd staar ik de kant op die ze aangeven. Maar dan zie ik het. Bij de hoek van de tafel lijkt de lucht op een stuk van ongeveer vijftien bij vijftien centimeter te trillen. Het is alsof er piepkleine, zichtbare golfjes doorheen gaan, die de scherpe randen van het hout en de beker wijn die iemand daar heeft neergezet vertekenen.

‘Een krachtveld. Ze hebben een krachtveld opgetrokken tussen ons en de Spelmakers. Ik vraag me af waarom ze dat gedaan hebben,’ zegt Beetee.

‘Door mij, denk ik,’ beken ik. ‘Ik heb vorig jaar een pijl naar ze geschoten tijdens mijn privésessie.’ Beetee en Wiress kijken me nieuwsgierig aan. ‘Ze hadden het zelf uitgelokt. Maar hebben alle krachtvelden zo'n vierkant?’

‘Fout,’ zegt Wiress vaag.

‘Het is eigenlijk een foutje in het veld, een zwakke plek,’ zegt Beetee. ‘Ideaal gezien zou het natuurlijk onzichtbaar zijn, snap je?’

Ik wil hun nog meer vragen, maar er wordt omgeroepen dat de lunch klaarstaat. Ik kijk om me heen of ik Peeta zie, maar die zit bij een stuk of tien andere tributen, dus ik besluit met District 3 te eten. Misschien wil Seeder er ook wel bij komen.

Als we de eetzaal in lopen, zie ik dat een aantal leden van Peeta's groep daar anders over denkt. Ze slepen alle kleinere tafeltjes naar elkaar toe om één grote tafel te maken, zodat we allemaal samen moeten eten. Nu weet ik niet meer wat ik moet doen. Zelfs op school at ik eigenlijk nooit met andere mensen aan een tafel. Eerlijk gezegd had ik waarschijnlijk altijd alleen gegeten als Madge er niet de gewoonte van had gemaakt om bij me te komen zitten. Anders had ik waarschijnlijk wel met Gale geluncht, maar omdat hij twee klassen hoger zit, hadden we nooit tegelijkertijd pauze.

Ik pak een dienblad en loop langs de karretjes vol eten die langs de muren staan. Bij de stoofpot sluit Peeta zich bij me aan. ‘Hoe gaat het?’

‘Best. Prima. Ik vind de winnaars uit District 3 aardig,’ zeg ik. ‘Wiress en Beetee.’

‘Echt?’ vraagt hij. ‘De anderen maken de hele tijd grapjes over hen.’

‘Goh, en waarom verbaast me dat niet?’ zeg ik. Ik denk terug aan hoe Peeta op school altijd omringd werd door massa's vrienden. Best opvallend eigenlijk dat hij me ooit heeft opgemerkt en me toen niet gewoon een raar kind vond.

‘Johanna heeft ze Knetter en Gek gedoopt,’ zegt hij. ‘Ik geloof dat hij Knetter is en zij Gek.’

‘En het is natuurlijk heel stom van mij om te denken dat ze van pas zouden kunnen komen. Omdat Johanna Mason iets heeft gezegd terwijl ze haar borsten stond in te smeren bij het worstelen,’ snauw ik terug.

‘Volgens mij bestaat die bijnaam al heel lang. En ik wilde je niet beledigen. Ik vertel alleen maar wat ik heb gehoord,’ zegt hij.

‘Nou, Wiress en Beetee zijn slim. Ze vinden dingen uit. Ze zagen dat er een krachtveld was opgetrokken tussen ons en de Spelmakers. En als we bondgenoten moeten zoeken, dan wil ik met hen.’ Ik smijt de opscheplepel terug in de stoofpot, zodat we allebei onder de jus komen te zitten.

‘Waarom ben je zo boos?’ vraagt Peeta terwijl hij de spetters van zijn shirt veegt. ‘Omdat ik je zat te pesten in de lift? Het spijt me. Ik dacht dat je er wel om zou kunnen lachen.’

‘Laat maar,’ zeg ik hoofdschuddend. ‘Het heeft met allerlei dingen te maken.’

‘Met Darius,’ zegt hij.

‘Met Darius. Met de Spelen. Met het feit dat we van Haymitch een team met de anderen moeten vormen,’ zeg ik.

‘We kunnen het ook gewoon met z'n tweeën doen, hoor,’ zegt hij.

‘Dat weet ik wel. Maar misschien heeft Haymitch wel gelijk,’ zeg ik. ‘Niet tegen hem zeggen dat ik dit heb gezegd, maar meestal heeft hij gelijk wat de Spelen betreft.’

‘Nou, jij mag uiteindelijk bepalen wie onze bondgenoten worden. Maar op dit moment gaat mijn voorkeur uit naar Chaff en Seeder,’ zegt Peeta.

‘Seeder vind ik best, maar Chaff niet,’ zeg ik. ‘Nog niet in elk geval.’

‘Kom met hem eten. Ik zorg ervoor dat hij je niet nog een keer zoent, erewoord,’ zegt Peeta.

Chaff valt inderdaad wel mee tijdens de lunch. Hij is nuchter en hoewel hij te hard praat en veel slechte grappen maakt, gaan die meestal ten koste van hemzelf. Ik snap wel waarom hij goed gezelschap is voor Haymitch, die altijd zo depressief is. Maar ik weet nog steeds niet zeker of ik er al klaar voor ben om een team met hem te vormen.

Ik doe erg mijn best om gezelliger te doen, niet alleen bij Chaff maar bij de hele groep. Na de lunch ga ik naar het eetbare-insectenonderdeel met de tributen uit District 8: Cecelia, die thuis drie kinderen heeft, en Woof, een stokoude kerel die hardhorend is en niet lijkt te snappen wat er aan de hand is, aangezien hij de hele tijd giftige kevers in zijn mond probeert te stoppen. Ik wilde dat ik op de een of andere manier iets kon zeggen over Twill en Bonnie die ik in het bos heb ontmoet, maar ik weet niet hoe. Kasjmier en Gloss, de broer en zus uit District 1, vragen of ik met hen hangmatten wil komen maken. Ze doen beleefd maar koeltjes, en ik kan alleen maar denken aan het feit dat ik de tributen uit hun district, Glinster en Wonder, vorig jaar allebei gedood heb, en dat zij hen waarschijnlijk gekend hebben en misschien zelfs wel hun mentoren waren. Zowel mijn hangmat als mijn poging om aansluiting bij hen te vinden is hooguit middelmatig te noemen. Ik doe een tijdje mee met Enobaria bij het zwaardvechten en af en toe zeggen we iets tegen elkaar, maar het is duidelijk dat we allebei niet willen samenwerken. Als ik het een en ander over vissen probeer te leren, staat Finnick opeens weer voor mijn neus, maar dit keer eigenlijk alleen om me aan Mags voor te stellen, de bejaarde vrouw die ook uit District 4 komt. Door haar districtaccent en haar spraakgebrek – ze klinkt alsof ze een beroerte heeft gehad – kan ik maar één op de vier woorden verstaan. Maar ze kan met werkelijk alles een goede vishaak maken: met een doorn, het vorkbeen van een vogel, een oorbel. Na een tijdje luister ik niet meer naar de docent, maar probeer ik gewoon alles na te doen wat Mags doet. Als ik een heel aardige haak weet te fabriceren met een kromme spijker en die vastmaak aan een paar van mijn haren, werpt ze me een tandeloze glimlach toe en zegt iets onverstaanbaars wat volgens mij wel eens als compliment bedoeld zou kunnen zijn. Plotseling herinner ik me hoe zij zich als vrijwilliger aanbood om de plaats in te nemen van de jonge, hysterische vrouw uit haar district. Dat was vast niet omdat ze dacht dat ze een kans maakte om te winnen. Ze heeft het gedaan om dat meisje te redden, net zoals ik me vorig jaar als vrijwilliger heb aangeboden om Prim te redden. En ik besluit dat ik haar in mijn team wil.

Geweldig. Nu moet ik straks tegen Haymitch zeggen dat ik een bejaarde en Knetter en Gek als bondgenoten wil. Dat vindt-ie vast fantastisch.

Ik besluit het vrienden maken maar even te laten zitten en ga naar de schietbaan om weer tot zinnen te komen. Het is heerlijk om daar al die verschillende pijlen en bogen uit te proberen. De docent, Tax, ziet dat de gewone schietschijven voor mij geen uitdaging vormen en begint van die maffe nepvogeltjes heel ver omhoog te gooien die ik dan moet raken. Eerst lijkt het stom, maar dan blijkt het eigenlijk best leuk. Bijna alsof ik op een levend wezen jaag. Omdat ik alles raak wat hij omhoogwerpt, slingert hij op een gegeven moment steeds meer vogels de lucht in. Ik vergeet de rest van de sportzaal en de winnaars en hoe ongelukkig ik me voel en verlies mezelf in het schieten. Als ik erin slaag om in één keer vijf vogels neer te halen, besef ik dat het zo stil is geworden dat ik ze allemaal op de grond kan horen vallen. Ik draai me om en zie dat de meeste winnaars hun werk hebben neergelegd om naar mij te kijken. De uitdrukking op hun gezichten varieert van afgunstig tot hatelijk en bewonderend.

Na de training hangen Peeta en ik een beetje rond en wachten tot Haymitch en Effie komen om te eten. Als we worden geroepen voor het diner barst Haymitch meteen los. ‘Minstens de helft van de winnaars heeft tegen zijn mentoren gezegd dat ze moeten vragen of jij hun bondgenoot wil worden. Dat kan nooit aan je zonnige karakter liggen.’

‘Ze hebben haar zien schieten,’ zegt Peeta glimlachend. ‘Ik heb haar eerlijk gezegd ook voor het eerst pas écht zien schieten. Ik was van plan om zo meteen ook een officieel verzoek in te dienen.’

‘Ben je echt zo goed?’ vraagt Haymitch aan mij. ‘Zo goed dat Brutus je wil?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Maar ik wil Brutus niet. Ik wil Mags en District 3.’

‘Het zal ook eens niet.’ Haymitch zucht en bestelt een fles wijn. ‘Ik zeg wel tegen iedereen dat je er nog over nadenkt.’

Na mijn schietdemonstratie word ik af en toe nog wel een beetje geplaagd, maar ik heb niet meer het gevoel dat mensen de spot met me drijven. Ik heb eigenlijk meer het gevoel dat ik op de een of andere manier ben opgenomen in het winnaarsclubje. De twee dagen daarna breng ik met bijna iedereen die de arena in gaat wel wat tijd door. Zelfs met de morflingen, die me met hulp van Peeta als een veld gele bloemen beschilderen. Zelfs met Finnick, die een uur met mij en een drietand aan de slag gaat in ruil voor een uur schietles. En hoe beter ik deze mensen leer kennen, hoe erger het wordt. Want over het algemeen heb ik geen hekel aan hen. En sommigen vind ik zelfs aardig. En veel zijn er zo slecht aan toe dat ik instinctief de neiging heb hen te beschermen. Maar ze zullen allemaal moeten sterven als ik Peeta wil redden.

De laatste dag van de training eindigt met onze privésessies. We krijgen allemaal vijftien minuten de tijd om onze kunsten te vertonen en de Spelmakers versteld te doen staan, maar ik heb geen idee wat we hun zouden moeten laten zien. Er worden veel grappen over gemaakt tijdens de lunch. Wat we zouden kunnen doen. Zingen, dansen, strippen, moppen tappen. Mags, die ik ondertussen iets beter kan verstaan, besluit dat ze gewoon een tukje gaat doen. Ik weet niet wat ik ga doen. Wat pijlen schieten, denk ik. Haymitch zei dat we hen als het even kan moeten verrassen, maar ik heb geen flauw idee waarmee.

Omdat ik de meisjestribuut uit District 12 ben, moet ik als laatste. De eetzaal wordt steeds stiller terwijl de tributen achter elkaar weglopen om hun ding te doen. Het is makkelijker om de oneerbiedige, onoverwinnelijke houding die we ons allemaal hebben aangemeten vol te houden als we met meer zijn. Telkens als iemand de deur uit loopt, kan ik alleen maar denken aan het feit dat diegene waarschijnlijk nog maar een paar dagen te leven heeft.

Uiteindelijk blijven Peeta en ik met z'n tweeën over. Hij strekt zijn armen uit over de tafel om mijn handen te pakken. ‘Weet je al wat je de Spelmakers gaat laten zien?’

Ik schud mijn hoofd. ‘Ik kan ze dit keer moeilijk als schietschijf gebruiken, met dat krachtveld tussen ons in. Misschien ga ik een paar vishaken maken. En jij?’

‘Geen idee. Ik zou zo graag een taart willen bakken of zo,’ zegt hij.

‘Anders ga je nog wat meer camoufleren,’ stel ik voor.

‘Als die morflingen nog iets voor me overgelaten hebben,’ zegt hij zuur. ‘Die zijn al sinds dag één niet bij dat onderdeel weg te slaan.’

We zwijgen een tijdje en dan flap ik eruit waar we allebei aan denken. ‘Hoe moeten we die mensen vermoorden, Peeta?’

‘Ik weet het niet.’ Hij legt zijn voorhoofd op onze verstrengelde handen.

‘Ik wil niet dat ze onze bondgenoten worden. Waarom wilde Haymitch dat we iedereen leerden kennen?’ zeg ik. ‘Dat zal het zoveel moeilijker maken dan vorig jaar. Op Rue na, misschien. Zij leek gewoon te veel op Prim.’

Peeta kijkt peinzend met gefronste wenkbrauwen op. ‘Haar dood was het ergst, hè?’

‘Ze waren geen van alle erg fraai,’ zeg ik, en ik denk aan hoe Glinster en Cato aan hun einde zijn gekomen.

Peeta wordt weggeroepen, dus ik blijf in mijn eentje zitten wachten. Er gaat een kwartier voorbij. Dan een halfuur. Pas na bijna veertig minuten word ik geroepen.

Als ik naar binnen ga, ruik ik de scherpe geur van schoonmaakmiddel en zie dat een van de matten naar het midden van de zaal is gesleept. De sfeer is heel anders dan vorig jaar, toen de Spelmakers halfdronken en afwezig aan de hapjes van het banket zaten te plukken. Ze fluisteren met elkaar en kijken enigszins geïrriteerd. Wat heeft Peeta gedaan? Iets wat ze vervelend vonden?

Ik word ongerust. Dat is niet de bedoeling. Ik wil niet dat Peeta zichzelf doelbewust de woede van de Spelmakers op de hals haalt. Dat hoort bij mijn taak. Ze moeten hun pijlen op mij richten in plaats van op Peeta. Maar wat heeft hij gedaan dat ze zo chagrijnig zijn? Want daar zou ik graag nog een schepje bovenop doen, om zo door die zelfvoldane buitenkant te prikken van de mensen die hun hersenen gebruiken om te bedenken op welke leuke manieren ze ons zullen doden. Zodat ze inzien dat wíj geraakt worden door de wreedheden van het Capitool, maar dat hun dat net zo goed kan overkomen.

Hebben jullie enig idee hoe erg ik jullie haat? denk ik. Jullie, die je talenten inzetten voor de Spelen?

Ik probeer oogcontact te maken met Plutarch Heavensbee, maar hij lijkt me expres te negeren, net zoals hij de hele trainingsperiode heeft gedaan. Ik weet nog hoe hij naar me toe kwam om met me te dansen, hoe ingenomen hij was met het feit dat hij me de spotgaai op zijn horloge kon laten zien. Zijn vriendelijke houding is hier helemaal verdwenen. Dat is ook logisch: ik ben maar een tribuut en hij is de Hoofdspelmaker. Zo machtig, zo ver weg, zo veilig…

Plotseling weet ik precies wat ik ga doen. Iets wat Peeta's actie, wat hij ook gedaan heeft, helemaal omver zal blazen. Ik loop naar het knopenonderdeel en pak een stuk touw. Ik ga ermee aan de slag, maar dat valt nog niet mee, omdat ik deze knoop zelf nog nooit heb gelegd. Ik heb alleen gezien hoe Finnicks behendige vingers het deden, en die waren zo vlug. Na een minuut of tien heb ik een vrij degelijke strop gefabriceerd. Ik sleep een van de oefenpoppen van de schietbaan naar het midden van de zaal en hang die bungelend aan zijn nek aan een rekstok. Het zou een leuk detail zijn om de handen nog op de rug vast te binden, maar ik denk niet dat ik daar nog tijd voor heb. Ik ren naar het camouflageonderdeel, waar een aantal andere tributen, de morflingen waarschijnlijk, een gigantische troep heeft gemaakt. Maar ik vind een halfvol blik met bloedrood bessensap dat precies goed is. De vleeskleurige stof van de poppenhuid vormt een goede, absorberende ondergrond. Zorgvuldig verf ik, zonder dat ze kunnen zien wat ik schrijf, met mijn vingers de woorden op het lijf. Dan doe ik snel een stap opzij en kijk naar de reactie op de gezichten van de Spelmakers als ze de naam lezen die op de pop staat.

SENECA CRANE.