HOOFDSTUK 14
Ik blijf nog lang bij het raam staan, ook als het laatste zicht op mijn thuis allang door het bos verzwolgen is. Dit keer heb ik geen enkele hoop dat ik terugkom. Bij mijn eerste Spelen had ik Prim van tevoren beloofd dat ik mijn uiterste best zou doen om te winnen, en nu heb ik mezelf gezworen dat ik alles op alles zal zetten om Peeta in leven te houden. Ik zal deze reis nooit meer in omgekeerde richting maken.
Ik had zelfs bedacht met welke laatste woorden ik afscheid van mijn dierbaren had willen nemen. Hoe ik de deuren het beste kon dichtdoen en de sleutel moest omdraaien om hen verdrietig maar veilig achter te laten. En nu heeft het Capitool zelfs dat van me afgenomen.
‘We zullen hun schrijven, Katniss,’ zegt Peeta achter me. ‘Dat is eigenlijk nog beter ook. Dan hebben ze een tastbare herinnering aan ons. Haymitch geeft de brieven wel af als… als ze afgeleverd moeten worden.’
Ik knik en loop rechtstreeks door naar mijn coupé. Ik ga op het bed zitten, in de wetenschap dat ik die brieven nooit zal schrijven. Het zal net zo gaan als met de speech die ik toen in District 11 probeerde te schrijven om Rue en Thresh te eren. In mijn hoofd en zelfs op het podium leek het allemaal heel duidelijk, maar de woorden wilden maar niet op de juiste manier uit mijn pen komen. En bovendien was het de bedoeling dat ze gepaard zouden gaan met omhelzingen en kussen, een aai over Prims bol, een streling over Gales gezicht, een kneepje in Madges hand. Ze mogen niet worden afgeleverd met een houten kist met daarin mijn koude, stijve lichaam.
Ik ben te neerslachtig om te huilen en zou het liefst in mijn bed in elkaar kruipen en slapen tot we morgenochtend in het Capitool aankomen. Maar ik heb een missie. Nee, het is meer dan een missie. Het is mijn laatste wens. Ik moet Peeta in leven houden. En hoewel het hoogst onwaarschijnlijk lijkt dat me dat ondanks de toorn van het Capitool zal lukken, is het van groot belang dat ik in topvorm ben. En dat zal niet gebeuren als ik blijf rouwen om alle dierbaren die ik achterlaat. Laat ze gaan, zeg ik tegen mezelf. Neem afscheid en vergeet ze. Ik doe mijn best; ik sta bij iedereen afzonderlijk stil, laat hen dan als vogels vrij uit de beschermende kooitjes in mijn hoofd en klap de deurtjes dicht, zodat ze niet meer terug kunnen komen.
Als Effie op mijn deur komt kloppen om te zeggen dat we gaan eten ben ik leeg. Maar die leegte is niet geheel onwelkom.
De stemming tijdens de maaltijd is gelaten. Zo gelaten zelfs dat er lange stiltes vallen die alleen doorbroken worden als de lege borden worden afgeruimd en de nieuwe gang wordt geserveerd. Een koude soep van gepureerde groenten. Viskoekjes met een romige limoensaus. Die kleine vogeltjes die je met botjes en al kunt eten, met wilde rijst en waterkers. Chocolademousse met kersen.
Peeta en Effie doen af en toe een poging om een gesprek op gang te brengen, maar het slaat telkens meteen weer dood.
‘Leuk, je nieuwe haar, Effie,’ zegt Peeta.
‘Dank je. Ik heb het expres in deze kleur laten doen, zodat het bij Katniss’ speld zou passen. Ik dacht dat we voor jou misschien een gouden enkelband konden zoeken, en voor Haymitch een gouden armband of zo, zodat we echt een team lijken met z'n allen,’ zegt Effie.
Effie is er duidelijk niet van op de hoogte dat mijn spotgaaienspeld tegenwoordig door de rebellen als symbool wordt gebruikt. In District 8 tenminste. In het Capitool is de spotgaai nog steeds een grappige herinnering aan een bijzonder spannende editie van de Hongerspelen. Wat zou het anders moeten zijn? Echte rebellen zetten geen geheime symbolen op zoiets duurzaams als een sieraad. Die drukken ze in een sneetje brood dat onmiddellijk kan worden opgegeten als er gevaar dreigt.
‘Wat een goed idee,’ zegt Peeta. ‘Wat vind jij, Haymitch?’
‘Best, jullie doen maar,’ zegt Haymitch. Hij drinkt niet, maar ik zie dat hij het wel heel graag zou willen. Effie heeft haar eigen wijn door de obers laten weghalen toen ze zag hoe moeilijk hij het had, maar hij is er slecht aan toe. Als hij de tribuut was, zou hij Peeta niets verplicht zijn en zou hij zich helemaal lam kunnen zuipen als hij daar zin in had. Nu zal hij zijn uiterste best moeten doen om Peeta in een arena vol met zijn oude vrienden in leven te houden, en dat gaat hem waarschijnlijk niet lukken.
‘Misschien moeten we voor jou ook een pruik kopen,’ zeg ik in een poging tot wat luchtigheid. Hij werpt me een blik toe die zegt dat ik hem met rust moet laten en we eten allemaal zwijgend onze mousse op.
‘Zullen we naar de herhaling van de boetes kijken?’ zegt Effie terwijl ze een wit linnen servet tegen haar mondhoeken drukt.
Peeta gaat zijn aantekeningen over de nog levende winnaars halen en dan verzamelen we ons in de televisiecoupé om te kijken tegen wie we het in de arena moeten opnemen. We zitten allemaal net als het volkslied wordt gespeeld en de jaarlijkse samenvatting van de boeteceremonies in de twaalf districten begint.
In de geschiedenis van de Spelen zijn er vijfenzeventig winnaars geweest. Er zijn er nog negenenvijftig in leven. Veel van hun gezichten herken ik, van eerdere Spelen waarbij ik hen als tribuut of als mentor heb gezien, en van de opnames van de winnaars die we de laatste tijd hebben gekeken. Sommigen zijn zo oud of getekend door ziekte, drugsgebruik of alcohol dat ik hen niet kan plaatsen. Zoals je zou verwachten hebben District 1, 2 en 4 de meeste tributen, allemaal Beroeps. Maar elk district is erin geslaagd om minstens één winnaar en één winnares bij elkaar te schrapen.
De boetes komen in rap tempo voorbij. Peeta zet ijverig sterretjes in zijn schrift bij de namen van de gekozen tributen. Haymitch kijkt met een stalen gezicht hoe vrienden van hem naar voren komen om het podium te beklimmen. Effie geeft gesmoord, ontzet commentaar als ‘O nee, niet Cecelia’ en ‘Tja, Chaff zal ook eens niet vechten’, en zucht geregeld.
Ikzelf doe mijn best om de andere tributen in mijn geheugen te prenten, maar net als vorig jaar blijven er slechts een paar hangen. De broer en zus uit District 1 bijvoorbeeld, allebei klassieke schoonheden, die in achtereenvolgende jaren hebben gewonnen toen ik nog klein was. Brutus, een vrijwilliger uit District 2, die minstens veertig moet zijn en blijkbaar niet kan wachten om de arena weer in te gaan. Finnick, de knappe kerel met het bronskleurige haar uit District 4 die tien jaar geleden op zijn veertiende als overwinnaar uit de strijd kwam. Er wordt ook een hysterische jonge vrouw met golvend bruin haar naar voren geroepen in 4, maar haar plaats wordt direct ingenomen door een vrijwilligster, een vrouw van tachtig die een wandelstok nodig heeft om bij het podium te komen. Dan hebben we Johanna Mason, de enige nog in leven zijnde winnares uit 7, die een paar jaar geleden heeft gewonnen door te doen alsof ze een zwakkeling was. De vrouw uit 8 die door Effie Cecelia werd genoemd en die een jaar of dertig lijkt, moet zich losmaken uit de greep van de drie kinderen die op haar af rennen en zich aan haar vastklampen. Chaff, een man uit 11 van wie ik weet dat het een van Haymitch’ beste vrienden is, doet ook mee.
Ik word naar voren geroepen. Dan Haymitch. En Peeta biedt zich aan. Een van de commentatoren krijgt zowaar een brok in haar keel, omdat het lijkt alsof de kansen nooit in het voordeel zullen zijn van de gedoemde geliefden uit District 12. Dan vermant ze zichzelf om vervolgens te zeggen dat ze durft te wedden ‘dat dit de beste Spelen ooit zullen worden!’
Haymitch loopt zonder iets te zeggen de coupé uit. Effie maakt nog een paar onsamenhangende opmerkingen over deze of gene tribuut en wenst ons dan welterusten. Ik blijf zitten kijken hoe Peeta de bladzijden van de winnaars die het niet zijn geworden uit zijn schrift scheurt.
‘Waarom probeer je niet wat te slapen?’ vraagt hij.
Omdat ik de nachtmerries niet aankan. Niet zonder jou, denk ik. Ik weet zeker dat ze verschrikkelijk zullen zijn vannacht. Maar ik kan moeilijk aan Peeta vragen of hij bij me wil komen slapen. We hebben elkaar nauwelijks aangeraakt sinds die avond dat Gale is afgeranseld. ‘Wat ga jij doen?’ vraag ik.
‘Ik ga nog even mijn aantekeningen doornemen, om een goed beeld te krijgen van onze concurrentie. Maar ik zal het morgenochtend allemaal met jou bespreken. Ga naar bed, Katniss,’ zegt hij.
Dus ga ik naar bed en word, inderdaad, een paar uur later wakker uit een nachtmerrie waarin die oude vrouw uit District 4 in een enorme rat verandert en aan mijn gezicht begint te knagen. Ik weet dat ik geschreeuwd heb, maar er komt niemand. Peeta niet, zelfs niet een van de Capitoolbedienden. Ik trek een badjas aan in een poging het kippenvel te onderdrukken dat over mijn lijf kruipt. Ik wil niet in mijn coupé blijven, dus ik besluit iemand te zoeken die thee of hete chocolademelk of iets dergelijks voor me kan halen. Misschien is Haymitch nog wakker. Hij slaap vast niet.
Ik bestel warme melk bij een bediende, het kalmerendste wat ik kan bedenken. Als ik stemmen uit de televisieruimte hoor komen, ga ik naar binnen en zie Peeta zitten. Naast hem op de bank staat de doos met de banden van de eerdere Hongerspelen die Effie heeft gestuurd. Ik herken de aflevering waarin Brutus won.
Peeta komt overeind en zet de band af als hij me ziet. ‘Kon je niet slapen?’
‘Niet lang,’ zeg ik. Ik trek de badjas strakker om me heen als ik denk aan de oude vrouw en hoe ze in die rat veranderde.
‘Wil je erover praten?’ vraagt hij. Soms kan dat helpen, maar ik schud alleen maar mijn hoofd en voel me zwak vanwege het feit dat mensen tegen wie ik het nog niet eens heb opgenomen me nu al zo kwellen.
Als Peeta zijn armen spreidt, loop ik er recht in. Het is de eerste keer sinds de Kwartskwelling is voorgelezen dat hij enige genegenheid toont. Hij heeft zich gedragen als een zeer veeleisende trainer die altijd meer wilde, altijd vond dat Haymitch en ik harder moesten rennen, meer moesten eten, onze vijand beter moesten leren kennen. Een geliefde? Vergeet het maar. We waren zelfs geen vrienden meer, zo leek het. Ik sla mijn armen stevig om zijn nek, voor hij kan zeggen dat ik me moet opdrukken of zo. Maar hij trekt me dicht tegen zich aan en verbergt zijn gezicht in mijn haar. De plek waar zijn lippen heel lichtjes mijn hals raken begint te gloeien en de warmte verspreidt zich langzaam door de rest van mijn lichaam. Het voelt zo goed, zo onwaarschijnlijk goed, en ik weet dat ik niet als eerste los zal laten.
En waarom zou ik ook? Ik heb afscheid genomen van Gale. Ik zal hem nooit meer zien, dat staat vast. Wat ik ook doe, het zal hem geen pijn meer doen. Hij zal het niet zien en anders zal hij denken dat ik doe alsof voor de camera's. Dat is in elk geval één last van mijn schouders.
Uiteindelijk verbreken we onze omhelzing omdat de Capitoolbediende binnenkomt met de warme melk. Hij zet een dienblad op tafel met een dampende kan en twee mokken. ‘Ik heb een extra beker meegenomen,’ zegt hij.
‘Bedankt,’ zeg ik.
‘En ik heb een paar druppels honing in de melk gedaan. Om hem wat zoeter te maken. En een snufje kruiden,’ voegt hij eraan toe. Hij kijkt naar ons alsof hij nog meer wil zeggen, schudt dan even met zijn hoofd en loopt de kamer weer uit.
‘Wat had hij nou?’ zeg ik.
‘Ik denk dat hij medelijden met ons heeft,’ zegt Peeta.
‘Vast,’ zeg ik terwijl ik de melk inschenk.
‘Echt waar. Volgens mij zijn de inwoners van het Capitool helemaal niet blij met het feit dat wij de arena weer in moeten,’ zegt Peeta. ‘En dat geldt ook voor de andere winnaars. Ze raken gehecht aan hun kampioenen.’
‘Ik heb zo'n vermoeden dat ze daar snel overheen zijn als het bloed eenmaal begint te vloeien,’ zeg ik vlak. Kom zeg, ik heb echt geen tijd om me zorgen te gaan zitten maken over het effect dat de Kwartskwelling op de stemming in het Capitool zal hebben. ‘Maar goed, zit je weer naar alle banden te kijken?’
‘Niet echt. Ik spoel een beetje heen en weer om de verschillende vechttechnieken van iedereen te bekijken,’ zegt Peeta.
‘Wie komt er nu?’ vraag ik.
‘Kies jij maar,’ zegt Peeta terwijl hij me de doos aangeeft.
Op de banden staat het jaar van de Spelen en de naam van de winnaar geschreven. Ik grabbel wat rond en heb er plotseling een in mijn hand die we nog niet bekeken hebben. Het jaar van de Spelen is vijftig. Dan was het dus de tweede Kwartskwelling. En de naam van de winnaar is Haymitch Abernathy.
‘We hebben deze nog nooit bekeken,’ zeg ik.
Peeta schudt zijn hoofd. ‘Nee. Ik wist dat Haymitch het niet wilde. Net als wij onze eigen Spelen niet nog een keer zouden willen meemaken. En omdat we allemaal in hetzelfde team zitten, leek het me niet zo belangrijk.’
‘Zit degene die de vijfentwintigste heeft gewonnen hier ook in?’ vraag ik.
‘Volgens mij niet. Die is vast al overleden, en Effie heeft alleen de winnaars gestuurd tegen wie we het misschien zouden moeten opnemen.’ Peeta weegt de band van Hay-mitch in zijn hand. ‘Hoezo? Vind je dat we ernaar moeten kijken?’
‘Het is de enige Kwelling die we hebben. Misschien kunnen we nog iets nuttigs oppikken over wat er dan gebeurt,’ zeg ik. Maar het voelt raar, als een enorme inbreuk op Hay-mitch’ privacy. Ik weet niet waarom, want het is immers allemaal uitgezonden. Maar toch is het zo. Ik moet toegeven dat ik ook verschrikkelijk nieuwsgierig ben. ‘We hoeven niet tegen Haymitch te zeggen dat we zijn band bekeken hebben.’
‘Goed dan,’ zegt Peeta. Hij stopt de band in de recorder en ik nestel me naast hem op de bank met mijn melk, die echt heerlijk is door de honing en de kruiden, en ga helemaal op in de vijftigste Hongerspelen. Na het volkslied komt president Snow in beeld terwijl hij de envelop voor de tweede Kwartskwelling trekt. Hij ziet er jonger uit, maar even afstotelijk. Hij leest het vierkante papiertje voor op dezelfde dwingende toon als hij bij de onze deed, en vertelt Panem dat er ter ere van de Kwartskwelling twee keer zo veel tributen zullen zijn. De programmamakers gaan patsboem over naar de boetes, waarbij de ene na de andere naam wordt voorgelezen.
Als we bij District 12 komen, ben ik al helemaal overdonderd door het enorme aantal kinderen dat een zekere dood tegemoet gaat. De namen in 12 worden getrokken door een vrouw, niet Effie, maar ze begint desondanks met ‘Dames gaan voor!’ Ze leest de naam op van een meisje uit de Laag, dat zie je aan haar uiterlijk. Het meisje heet Maysilee Donner.
‘O!’ zeg ik. ‘Dat was een vriendin van mijn moeder.’ De camera vindt haar in de menigte, ze klampt zich vast aan twee andere meisjes. Alle drie blond. Alle drie middenstandsdochters, zeker weten.
‘Volgens mij is dat je moeder die haar omhelst,’ zegt Peeta zacht. En hij heeft gelijk. Terwijl Maysilee zich dapper losmaakt uit hun greep en naar het podium loopt, vang ik een glimp op van mijn moeder toen ze zo oud was als ik, en niemand heeft haar schoonheid overdreven. Haar hand wordt vastgehouden door een huilend meisje dat als twee druppels water op Maysilee lijkt. Maar ook op iemand anders.
‘Madge,’ zeg ik.
‘Dat is haar moeder. Zij en Maysilee waren een tweeling, geloof ik,’ zegt Peeta. ‘Mijn vader heeft een keer zoiets gezegd.’
Ik denk aan de moeder van Madge. De vrouw van burgemeester Undersee. Die haar halve leven op haar slaapkamer doorbrengt en de wereld buitensluit, aan bed gekluisterd door verschrikkelijk veel pijn. Ik denk aan het feit dat ik me nooit gerealiseerd heb dat zij en mijn moeder dit samen hebben meegemaakt. Aan Madge die in de sneeuwstorm opeens de pijnstillers voor Gale kwam brengen. Aan mijn spotgaaienspeld en hoe die plotseling een heel andere betekenis heeft gekregen nu ik weet dat hij vroeger van de tante van Madge is geweest, Maysilee Donner, een tribuut die in de arena is vermoord.
Haymitch’ naam wordt als allerlaatste voorgelezen. Het is een grotere schok om hem te zien dan mijn moeder. Jong. Sterk. Ik vind het moeilijk om toe te geven, maar hij was eigenlijk best een lekker ding, met zijn donkere krullen, zijn heldere grijze Laagogen en zijn toen al gevaarlijke uitstraling.
‘O Peeta, hij zal Maysilee toch niet gedood hebben, hè?’ stoot ik uit. Ik weet niet waarom, maar het idee is ondraaglijk.
‘Met achtenveertig spelers? Lijkt me een kleine kans,’ zegt Peeta.
De optocht in de strijdwagens – waarbij de kinderen uit District 12 afschuwelijke mijnwerkerskostuums aanhebben – en de interviews komen in een flits voorbij. Er is weinig tijd om veel aandacht aan iemand te besteden. Maar omdat Haymitch zal winnen, zenden ze het hele gesprek tussen hem en Caesar Flickerman uit, die er precies hetzelfde uitziet als altijd in zijn flonkerende nachtblauwe pak. Alleen zijn donkergroene haar, oogleden en lippen zijn anders.
‘En, Haymitch, wat vind je ervan dat er twee keer zo veel deelnemers aan de Spelen meedoen dan anders?’ vraagt Caesar.
Haymitch haalt zijn schouders op. ‘Ik zie het verschil niet zo. Ze zullen precies even stom zijn als anders, dus voor mijn kansen maakt het denk ik niet zoveel uit.’
Het publiek giert het uit en Haymitch trekt één mondhoek naar hen op. Sarcastisch. Arrogant. Onverschillig.
‘Het is hem op het lijf geschreven, hè?’ zeg ik.
Nu is het de ochtend waarop de Spelen beginnen. We kijken mee met een van de tributen als ze door de buis vanuit de Startkamer de arena in wordt geduwd. Onwillekeurig hap ik even naar adem. De gezichten van de tributen staan vol ongeloof. Zelfs Haymitch’ wenkbrauwen gaan even aangenaam verrast omhoog, hoewel ze bijna meteen weer samentrekken in een boze frons.
Het is de mooiste plek die je je maar kunt bedenken. De gouden Hoorn des Overvloeds ligt midden in een groen weiland met groepjes prachtige bloemen. De hemel is helderblauw met donzige witte wolken. Felgekleurde zangvogels fladderen hoog in de lucht. Aan de manier te zien waarop sommige tributen hun neus in de lucht steken, moet het er heerlijk ruiken. Een hoog totaalshot laat zien dat het weiland zich kilometerslang uitstrekt. In de verte lijkt er aan de ene kant een bos te zijn, en aan de andere kant een besneeuwde berg.
Veel spelers zijn gedesoriënteerd door de schoonheid, want als de gong gaat lijken de meesten hun best te moeten doen om zich wakker te schudden uit een soort droomtoestand. Maar Haymitch niet. Die staat al bij de Hoorn des Overvloeds om wapens en een rugzak met de beste spullen te pakken. Als de meeste anderen nog van hun plaat moeten stappen, is hij al op weg naar het bos.
Achttien tributen komen die eerste dag om tijdens het bloedbad. De anderen vallen kort daarna bij bosjes neer, als duidelijk wordt dat bijna alles op deze prachtige plek – het weelderige fruit dat aan de struiken hangt, het water in de kristalheldere beekjes, zelfs de geur van de bloemen als hij van dichtbij wordt ingeademd – dodelijk gif bevat. Alleen het regenwater en het eten bij de Hoorn des Overvloeds kunnen veilig genuttigd worden. Bovendien is er ook nog een grote, goed bevoorrade Beroepstroep van tien tributen, die het gebied rond de berg uitkammen op zoek naar slachtoffers.
Haymitch heeft zo zijn eigen problemen in het bos, waar de pluizige, goudkleurige eekhoorns vleeseters blijken te zijn die in groepen aanvallen, en de steken van de vlinders helse pijnen veroorzaken die al dan niet tot de dood leiden. Maar hij blijft doorgaan, altijd met de berg ver weg in zijn rug.
Maysilee Donner blijkt behoorlijk vindingrijk te zijn voor een meisje dat met alleen een klein rugzakje bij de Hoorn des Overvloeds is vertrokken. Daarin zaten een kom, wat gedroogd rundvlees en een blaaspijp met vijfentwintig pijlen. Door gebruik te maken van al het gif om haar heen weet ze de blaaspijp al snel in een moordwapen te veranderen; ze doopt de pijltjes in het dodelijke spul en schiet ze vervolgens in het lijf van haar tegenstanders.
Na vier dagen komt de pittoreske berg tot een vulkaanuitbarsting die nog weer eens twaalf spelers wegvaagt, onder wie de helft van de Beroepstroep. Omdat de berg vloeibaar vuur spuwt en het weiland geen enkele beschutting biedt, hebben de overgebleven dertien tributen – onder wie Haymitch en Maysilee – geen andere keuze dan in het bos te blijven.
Haymitch lijkt vastbesloten om in dezelfde richting verder te gaan, weg van de berg die nu een vulkaan is, maar een doolhof van dichte heggen dwingt hem om met een boog terug naar het midden van het bos te keren, waar hij drie van de Beroeps tegenkomt en zijn mes trekt. Zij zijn veel groter en sterker, maar Haymitch is opvallend snel en heeft er al twee gedood als de derde zijn mes te pakken krijgt. De jongen staat op het punt zijn keel door te snijden als hij door een pijltje wordt geraakt en op de grond valt.
Maysilee Donner stapt de bosjes uit. ‘Met z'n tweeën blijven we langer leven.’
‘Ik geloof dat je dat net bewezen hebt,’ zegt Haymitch terwijl hij over zijn hals wrijft. ‘Bondgenoten?’ Maysilee knikt. Daar staan ze dan, binnen een mum van tijd betrokken bij zo'n verbond dat je bijna onmogelijk nog kunt verbreken als je weet dat je heel misschien naar huis gaat en je district onder ogen moet komen.
Net als Peeta en ik doen ze het samen beter. Ze kunnen vaker uitrusten, bedenken een systeem om meer regenwater op te vangen, vechten in een team en delen het eten dat de dode tributen bij zich droegen. Maar Haymitch wil nog steeds per se doorlopen.
‘Waarom?’ vraagt Maysilee telkens, maar hij negeert haar tot ze weigert om nog een stap te verzetten als ze geen antwoord krijgt.
‘Omdat hij toch ergens moet ophouden, snap je?’ zegt Haymitch. ‘De arena kan niet eeuwig doorgaan.’
‘Wat denk je dan aan te treffen?’ vraagt Maysilee.
‘Ik weet het niet. Misschien wel iets wat we kunnen gebruiken,’ zegt hij.
Als ze met behulp van een brander uit de rugzak van een van de dode Beroeps eindelijk door die ondoordringbare heggen weten te komen, staan ze op een stuk vlakke, droge aarde dat naar een afgrond leidt. In de diepte zijn puntige rotsen te zien.
‘Meer is er niet, Haymitch. Kom, we gaan terug,’ zegt Maysilee.
‘Nee, ik blijf hier,’ zegt hij.
‘Goed dan. We zijn nog maar met z'n vijven. Misschien is het toch wel een goed moment om afscheid te nemen,’ zegt ze. ‘Ik wil niet dat wij als laatsten overblijven.’
‘Goed,’ zegt hij en hij knikt. Dat is alles. Hij geeft haar geen hand, kijkt haar niet eens aan. En dan loopt ze weg.
Haymitch loopt dicht langs de rand van de afgrond, alsof hij iets onderzoekt. Zijn voet schopt per ongeluk een kiezel weg die ogenschijnlijk voorgoed in het ravijn verdwijnt. Maar als hij even later gaat zitten om uit te rusten schiet de steen naast hem weer omhoog. Haymitch staart er verbaasd naar en dan krijgt zijn gezicht een vreemde, intense uitdrukking. Hij smijt een kei ter grootte van zijn vuist over de rand en wacht af. Als het ding rechtstreeks terug zijn hand in vliegt, begint hij te lachen.
Op dat moment horen we Maysilee gillen. Het pact bestaat niet meer en zíj heeft het verbroken, dus niemand zou het hem kunnen verwijten als hij haar aan haar lot zou overlaten. Maar Haymitch rent toch naar haar toe. Hij is nog net op tijd om te zien hoe een zwerm zuurstokroze vogels met lange, dunne snavels haar nek doorboort. Hij houdt haar hand vast als ze sterft en ik kan alleen maar denken aan Rue en dat ik ook te laat was om haar te redden.
Later die dag komt er nog een tribuut om bij een gevecht en wordt een derde opgegeten door zo'n groep pluizige eekhoorns, zodat alleen Haymitch en een meisje uit District 1 nog over zijn om met elkaar om de titel te strijden. Zij is groter dan hij en even snel, en het onvermijdelijke gevecht is bloederig en afschuwelijk en ze zijn allebei al levensgevaarlijk gewond als Haymitch uiteindelijk zijn wapen kwijtraakt. Hij strompelt door het prachtige bos terwijl hij met zijn hand zijn darmen terug zijn buik in duwt en is net bij de rand als ze de bijl gooit. Hij zakt op de grond in elkaar en de bijl valt de afgrond in. Nu het meisje ook geen wapens meer heeft, blijft ze staan en probeert ze het bloed dat uit haar lege oogkas gutst te stelpen. Misschien denkt ze dat ze Haymitch kan overleven, die nu stuiptrekkend op de grond ligt. Maar wat zij niet weet, en hij wel, is dat de bijl zal terugkomen. En als hij weer over de rand vliegt, boort hij zich in haar hoofd. Het kanon gaat af, haar lichaam wordt opgehaald, en de trompetten schallen om Haymitch’ overwinning aan te kondigen.
Peeta zet de band uit en we blijven een tijdje zwijgend zitten.
Uiteindelijk zegt Peeta: ‘Dat krachtveld onder aan de rotswand, dat was net zoiets als dat veld rond het dak van het Trainingscentrum, dat je teruggooit als je eraf probeert te springen om zelfmoord te plegen. Haymitch heeft een manier gevonden om het in een wapen te veranderen.’
‘En niet alleen als wapen tegen de andere tributen, maar ook tegen het Capitool,’ zeg ik. ‘Jij weet ook wel dat ze dit niet verwacht hadden. Het was niet bedoeld als onderdeel van de arena. Ze zijn nooit van plan geweest om het door iemand als wapen te laten gebruiken, en ze stonden voor schut toen hij erachter kwam. Ik durf te wedden dat ze heel wat moeite hebben moeten doen om daar een verhaal omheen te verzinnen. Daarom kan ik me natuurlijk niet herinneren dat ik dit ooit op televisie heb gezien. Het is bijna net zo erg als wij met die bessen!’
Ongewild begin ik te lachen, echt te lachen, voor het eerst in maanden. Peeta schudt zachtjes zijn hoofd, alsof ik gek geworden ben – en misschien is dat ook wel zo, een beetje dan.
‘Bijna, maar niet helemaal,’ zegt Haymitch achter ons. Ik draai me met een ruk om, bang dat hij kwaad zal worden omdat we zijn band bekeken hebben, maar hij lacht alleen maar een beetje meesmuilend en neemt een slok uit een wijnfles. Nou, tot zover de nuchterheid, blijkbaar. Misschien zou ik boos moeten worden omdat hij weer drinkt, maar een ander gevoel heeft op dit moment de overhand.
Ik heb al die weken zo mijn best gedaan om mijn tegenstanders te leren kennen, zonder er ook maar een moment over na te denken wie mijn teamgenoten zijn. Nu laait er een nieuw soort zelfvertrouwen in me op, omdat ik eindelijk denk te weten wie Haymitch is. En ik kom er langzaamaan achter wie ík ben. En zeg nou zelf, twee mensen die het het Capitool zo moeilijk hebben gemaakt, kunnen vast wel een manier bedenken om Peeta levend naar huis te krijgen.