HOOFDSTUK 15

Ik ben al zo vaak door Flavius, Venia en Octavia onder handen genomen dat het intussen toch een bekende procedure zou moeten zijn waar ik even doorheen moet. Maar ik ben niet voorbereid op de emotionele beproeving die me te wachten staat. Tijdens de voorbereidingen barsten ze allemaal minstens twee keer in huilen uit, en Octavia loopt eigenlijk de hele ochtend aan één stuk door zachtjes te jammeren. Het blijkt dat ze echt aan me gehecht geraakt zijn, en ze zijn helemaal van de kaart bij het idee dat ik terug moet naar de arena. Daar komt nog bij dat ze met mij ook hun toegang tot allerlei grote sociale evenementen kwijtraken, met name mijn bruiloft, en dat maakt de situatie helemaal ondraaglijk. Aangezien zij nog nooit gehoord hebben van het idee dat je je groot zou kunnen houden voor iemand anders, komt het er uiteindelijk op neer dat ík hén moet troosten. En omdat ik degene ben die de arena in moet om afgeslacht te worden, is dat behoorlijk irritant.

Maar het is wel interessant als ik denk aan wat Peeta zei over de bediende in de trein en dat die niet blij was dat de winnaars weer moesten vechten. Dat alle inwoners van het Capitool dat niet leuk vonden. Ik denk nog steeds dat dat allemaal vergeten zal zijn zodra de gong gaat, maar het is ergens wel een openbaring dat de mensen in het Capitool überhaupt iets om ons geven. Ze hebben er immers geen enkele moeite mee om jaar in jaar uit naar een stel kinderen te kijken die elkaar moeten uitmoorden. Maar misschien weten ze te veel van de winnaars, vooral van diegenen die al jaren beroemdheden zijn, om te vergeten dat we mensen zijn. Het is meer alsof je je eigen vrienden ziet sterven. Meer zoals de Spelen voor ons in de districten zijn.

Als Cinna binnenkomt, ben ik prikkelbaar en doodmoe, omdat ik de hele tijd mijn voorbereidingsteam heb moeten opbeuren, vooral omdat hun eindeloze stroom tranen me doet denken aan de tranen die thuis ongetwijfeld vergoten worden. Daar sta ik dan in mijn dunne badjas met mijn brandende huid en hart, en ik weet dat ik geen enkele medelijdende blik meer kan verdragen. Dus zodra hij een voet over de drempel zet, snauw ik: ‘Als je gaat huilen, vermoord ik je hier ter plekke, ik zweer het.’

Cinna glimlacht alleen maar. ‘O jee, ik voel nattigheid. Heb je een zware ochtend achter de rug?’

‘Je kunt me uitwringen,’ antwoord ik.

Cinna legt zijn arm om mijn schouders en neemt me mee naar de lunch. ‘Maak je geen zorgen. Ik stop mijn emoties altijd in mijn werk. Dan ben ik de enige die er last van heeft.’

‘Ik kan dat gejank niet nog een keer aan,’ zeg ik waarschuwend.

‘Ik weet het. Ik praat wel met ze,’ zegt Cinna.

Ik voel me iets beter door het eten. Fazant met verschillende soorten gelei in de kleuren van edelstenen, piepkleine, echte minigroentes in een botersaus en aardappelpuree met peterselie. Als toetje dopen we stukken fruit in een pan gesmolten chocola. Cinna moet nog een tweede pan bestellen, omdat ik het spul met een lepel naar binnen begin te werken.

‘En, wat dragen we bij de openingsceremonie?’ vraag ik uiteindelijk terwijl ik de tweede pan leegschraap. ‘Hoofdlampen of vuur?’ Ik weet dat Peeta en ik tijdens de optocht van de strijdwagens kostuums aan moeten die iets met steenkool te maken hebben.

‘Iets in die richting,’ zegt hij.

Als het tijd is om ons om te kleden voor de ceremonie komt mijn voorbereidingsteam binnen, maar Cinna zegt dat ze die ochtend al zulk fantastisch werk hebben geleverd dat er nu niets meer te doen valt en stuurt hen weg. Ze gaan ergens uithuilen en laten mij gelukkig achter in Cinna's handen. Hij steekt eerst mijn haar op, in het gevlochten kapsel dat mijn moeder hem heeft geleerd, en gaat dan verder met mijn make-up. Vorig jaar heeft hij heel weinig gebruikt, zodat het publiek me in de arena zou herkennen. Maar nu gaat mijn gezicht bijna helemaal schuil achter opvallende kleuren en donkere schaduwen. Hoge wenkbrauwbogen, scherpe jukbeenderen, gloeiende ogen, donkerpaarse lippen. Het kostuum lijkt in eerste instantie bedrieglijk eenvoudig, gewoon een strakke zwarte overall die me van mijn nek tot mijn enkels helemaal bedekt. Hij zet een halve kroon op mijn hoofd, net zo een als waarmee ik vorig jaar tot winnaar uitgeroepen ben, alleen is deze niet van goud, maar van zwaar zwart metaal. Dan dimt hij het licht in de kamer om de schemering na te bootsen en drukt op een knopje in de stof bij mijn pols. Ik kijk gefascineerd omlaag terwijl mijn pak langzaam tot leven komt: eerst straalt het een zacht, goudgeel licht uit, maar dan verandert het geleidelijk in het oranjerood van brandende kolen. Ik zie eruit alsof ik bedekt ben met gloeiende kooltjes – nee, ik zie eruit alsof ik een gloeiend kooltje bén, dat rechtstreeks uit onze open haard is geplukt. De kleuren vlammen op en doven dan weer, verschuiven en lopen in elkaar over, precies zoals echte kolen doen.

‘Hoe heb je dat gemaakt?’ vraag ik vol bewondering.

‘Portia en ik hebben heel veel vuur bestudeerd,’ zegt Cinna. ‘Kijk maar eens naar jezelf.’

Hij draait me om naar een spiegel zodat ik het hele plaatje kan aanschouwen. Ik zie geen meisje, zelfs geen vrouw, maar een of ander buitenaards wezen dat eruitziet alsof ze zo in de vulkaan zou kunnen gaan wonen die tijdens de Spelen van Haymitch zo veel tributen heeft gedood. De zwarte kroon, die nu roodgloeiend lijkt, werpt vreemde schaduwen over mijn dik geschminkte gezicht. Katniss, het meisje dat in vuur en vlam stond, heeft haar flakkerende vlammen, glinsterende edelsteenjaponnen en zachte kaarslichtjurkjes achter zich gelaten. Ze is net zo dodelijk als het vuur zelf.

‘Volgens mij… is dit precies wat ik nodig had om de anderen onder ogen te kunnen komen,’ zeg ik.

‘Ja, volgens mij liggen je dagen van roze lippenstift en strikjes nu wel achter je,’ zegt Cinna. Hij drukt weer op het knopje op mijn pols en het licht gaat uit. ‘Anders raakt de batterij op. Geen gezwaai en geglimlach dit keer als je straks op de strijdwagen staat. Ik wil dat je strak voor je uitkijkt, alsof het hele publiek je aandacht niet waard is.’

‘Eindelijk iets waar ik goed in ben,’ zeg ik.

Cinna moet nog een paar dingen doen, dus ik besluit om naar de begane grond van het Correctiecentrum te gaan, naar de enorme ruimte waar de strijdwagens staan en de tributen zich verzamelen voor de openingsceremonie. Ik had gehoopt Peeta en Haymitch hier aan te treffen, maar die zijn er nog niet. Anders dan vorig jaar, toen alle tributen zo ongeveer aan hun wagen vastgeplakt zaten, is de sfeer nu heel ontspannen. De winnaars, zowel de tributen van dit jaar als hun mentoren, staan in kleine groepjes te praten. Zij kennen elkaar natuurlijk allemaal en ik ken niemand, en ik ben niet echt iemand die zich aan iedereen gaat voorstellen. Dus aai ik maar een beetje over de hals van een van mijn paarden en probeer niet opgemerkt te worden.

Het werkt niet.

Ik hoor het geknars al voor ik zelfs maar doorheb dat hij naast me staat, en als ik mijn hoofd omdraai, kijk ik recht in de befaamde zeegroene ogen van Finnick Odair, op slechts een paar centimeter van de mijne. Hij gooit een suikerklontje in zijn mond en leunt tegen mijn paard.

‘Dag Katniss,’ zegt hij, alsof we elkaar al jaren kennen, terwijl we elkaar nog nooit ontmoet hebben.

‘Dag Finnick,’ zeg ik net zo nonchalant, hoewel ik het niet prettig vind dat hij zo dicht bij me staat, vooral niet omdat hij zo bloot is.

‘Suikerklontje?’ vraagt hij terwijl hij zijn hand uitsteekt, waar een hele berg op ligt. ‘Ze zijn eigenlijk voor de paarden, maar wat kan ons dat schelen? Zij kunnen nog jaren suiker eten, maar jij en ik… Nou ja, als wij iets lekkers zien, kunnen we het maar beter zo snel mogelijk pakken.’

Finnick Odair is een soort levende legende in Panem. Hij was pas veertien toen hij de vijfenzestigste Hongerspelen won, en is daarom nog steeds een van de jongste winnaars. Omdat hij uit District 4 kwam was hij Beroeps en waren de kansen sowieso al in zijn voordeel, maar geen enkele trainer kon zeggen dat Finnick zijn uitzonderlijke schoonheid van hem geleerd had. Hij was lang, atletisch, met een goudbruine huid en bronskleurig haar, en dan die waanzinnig mooie ogen. Terwijl de andere tributen dat jaar met moeite een handvol graan of een paar lucifers wisten te bemachtigen als donatie, kwam Finnick nooit iets tekort, geen eten, geen medicijnen en geen wapens. Het duurde ongeveer een week voor zijn tegenstanders doorhadden dat hij hun grootste concurrent was, maar toen was het al te laat. Hij kon toch al goed overweg met de speren en messen die hij bij de Hoorn des Overvloeds had bemachtigd, maar toen hij een zilveren parachute ontving met een drietand eraan – misschien wel het duurste geschenk dat ik iemand ooit heb zien ontvangen in de arena – was het gedaan. De bedrijfstak van District 4 is visserij. Hij wóónde praktisch op het water. De drietand was een natuurlijk, dodelijk verlengstuk van zijn arm. Van een of andere klimplant die hij vond, vlocht hij een net dat hij gebruikte om zijn tegenstanders in te verstrikken zodat hij ze met de drietand kon doorboren, en binnen een paar dagen was de kroon van hem.

Sindsdien zijn de inwoners van het Capitool helemaal weg van hem.

Omdat hij zo jong was, konden ze de eerste twee jaar niet zoveel met hem beginnen. Maar sinds zijn zestiende verjaardag wordt hij tijdens de Spelen altijd achtervolgd door allerlei types die stapelverliefd op hem zijn. Hij is altijd vrij snel weer op hen uitgekeken – soms heeft hij er wel vier of vijf achter elkaar tijdens zijn jaarlijkse bezoek. Oud of jong, mooi of gewoontjes, rijk of heel erg rijk: hij houdt hen gezelschap en neemt hun exorbitante cadeaus aan, maar hij blijft nooit bij hen, en als hij eenmaal weg is komt hij nooit meer terug.

Ik kan niet ontkennen dat Finnick een van de allermooiste en sensueelste mensen op deze aardbol is. Maar ik kan ook eerlijk zeggen dat ik me nooit tot hem aangetrokken heb gevoeld. Misschien is hij te knap, of misschien is hij te makkelijk te krijgen, of misschien is het eigenlijk vooral dat je hem te makkelijk weer kunt kwijtraken.

‘Nee, dank je,’ zeg ik op zijn suikeraanbod. ‘Maar ik zou je kostuum wel graag een keertje willen lenen.’

Hij is gehuld in een gouden net dat op strategische wijze voor zijn kruis is vastgeknoopt zodat hij technisch gezien niet naakt is, maar daar is dan ook wel alles mee gezegd. Ik weet zeker dat zijn stylist van mening is dat hoe meer het publiek van Finnick ziet, hoe beter.

‘Ik word echt doodsbang van je in dat pak. Wat is er met alle mooie kleinemeisjesjurken gebeurd?’ vraagt hij, waarna hij met het puntje van zijn tong zijn lippen bevochtigt. De meeste mensen zullen dat vast enorm opwindend vinden. Maar ik moet om de een of andere reden meteen aan die ouwe Cray denken als hij weer eens bij een arme, uitgehongerde jonge vrouw stond te kwijlen.

‘Daar ben ik uit gegroeid,’ zeg ik.

Finnick pakt de kraag van mijn kostuum en voelt eraan met zijn vingers. ‘Jammer hoor, die Kwelling. Je had een luizenleventje kunnen hebben hier in het Capitool. Sieraden, geld, alles wat je hartje begeert.’

‘Ik hou niet van sieraden en ik heb meer geld dan ik nodig heb. Waar gaat dat van jou eigenlijk aan op, Finnick?’ vraag ik.

‘O, ik hou me al jaren niet meer met zoiets banaals als geld bezig,’ zegt Finnick.

‘En hoe betaalt men jou dan voor jouw gezelschap?’ vraag ik.

‘Met geheimen,’ zegt hij zachtjes. Hij buigt zijn hoofd naar voren zodat zijn lippen bijna de mijne raken. ‘En jij, meisje in vuur en vlam? Heb jij nog geheimen waar ik mijn kostbare tijd aan zou willen besteden?’

Om de een of andere stomme reden word ik rood, maar ik dwing mezelf om stug vol te houden. ‘Nee, ik ben een open boek,’ fluister ik terug. ‘Iedereen schijnt mijn geheimen al te kennen voor ik dat zelf doe.’

Hij glimlacht. ‘Ik vermoed helaas dat dat waar is.’ Zijn ogen schieten opzij. ‘Daar is Peeta. Ik vind het heel erg dat jullie je bruiloft moeten afzeggen. Ik weet hoe verschrikkelijk dat moet zijn voor jullie.’ Hij werpt nog een suikerklontje in zijn mond en slentert weg.

Peeta komt naast me staan, in precies dezelfde kleding als ik. ‘Wat moest Finnick Odair van je?’ vraagt hij.

Ik draai me om, breng mijn lippen tot vlak bij die van Peeta en kijk hem net als Finnick met halfgesloten ogen zwoel aan. ‘Hij bood me suiker aan en wilde al mijn geheimen weten,’ zeg ik met mijn verleidelijkste stem.

Peeta lacht. ‘Getver. Niet waar.’

‘Wel waar,’ zeg ik. ‘Ik zal je er straks uitgebreid over vertellen, als mijn kippenvel weg is.’

‘Denk je dat wij ook zo waren geworden als er maar een van ons had gewonnen?’ vraagt hij terwijl hij om zich heen kijkt naar de andere winnaars. ‘De zoveelste act van de freakshow?’

‘Echt wel. Vooral jij,’ zeg ik.

‘Zo. En waarom vooral ik?’ zegt hij glimlachend.

‘Omdat jij een zwak hebt voor mooie dingen en ik niet,’ zeg ik zelfgenoegzaam. ‘Ze zouden je hun Capitoolwereldje in lokken en dan zou je voor altijd verloren zijn.’

‘Oog voor schoonheid hebben is niet hetzelfde als een zwakte,’ betoogt Peeta. ‘Behalve wat jou betreft misschien.’ De muziek begint en ik zie hoe de brede deuren opengaan voor de eerste strijdwagen, ik hoor het gebrul van de menigte. ‘Zullen we?’ Hij steekt zijn hand uit om me op de wagen te helpen.

Ik klauter erop en trek hem vervolgens omhoog. ‘Blijf staan,’ zeg ik terwijl ik zijn kroon rechtzet. ‘Heb je gezien hoe je pak eruitziet als het aanstaat? We gaan weer stralen.’

‘Zeker weten. Maar Portia zegt dat we heel erg uit de hoogte moeten doen. Dus niet zwaaien en dat soort dingen,’ zegt hij. ‘Waar zijn ze eigenlijk?’

‘Ik weet het niet.’ Ik kijk naar de stoet wagens. ‘Misschien kunnen we maar beter onszelf vast aanzetten.’ Dat doen we, en zodra we beginnen te gloeien zie ik mensen druk pratend naar ons wijzen, en ik weet dat we bij deze ceremonie opnieuw hét onderwerp van gesprek zullen zijn. We zijn bijna bij de uitgang. Ik kijk met uitgestrekte hals om me heen, maar Portia en Cinna, die vorig jaar tot op het allerlaatste moment bij ons waren, zijn allebei nergens te bekennen. ‘Moeten we elkaar weer een hand geven dit jaar?’ vraag ik.

‘Dat mogen we zelf weten, denk ik,’ zegt Peeta.

Ik kijk in die blauwe ogen die nooit echt dodelijk zullen worden, hoe dik ze ook geschminkt zijn, en denk aan hoe ik nog geen jaar geleden bereid was hem te vermoorden. Ik was ervan overtuigd dat hij míj probeerde te vermoorden. Nu is alles omgedraaid. Ik ben vastbesloten om hem in leven te houden, en weet dat ik daarvoor mijn eigen leven zal moeten geven. Maar een deel van mij dat minder dapper is dan ik zou willen is blij dat Peeta, en niet Haymitch, naast me staat. Onze handen vinden elkaar zonder dat er verder nog iets over wordt gezegd. Natuurlijk gaan we dit samen doen.

Het geluid van de menigte zwelt aan tot één lange schreeuw als we het schemerende avondlicht in rijden, maar we reageren geen van beiden. Ik kijk gewoon strak naar een punt in de verte en doe net alsof er geen publiek is, geen hysterie. Desondanks vang ik af en toe een glimp op van ons op de enorme schermen langs de route, en we zijn niet alleen mooi, we zijn dreigend en sterk. Nee, we zijn meer dan dat. Wij, gedoemde geliefden uit District 12, die zoveel hebben geleden en zo weinig van onze overwinning hebben kunnen genieten, wij zijn niet op zoek naar de aandacht van de fans, wij vereren hen niet met onze glimlach, wij vangen hun luchtkusjes niet. Wij zijn meedogenloos.

En ik vind het geweldig. Eindelijk mag ik mezelf zijn.

Als we met een bocht de rondweg om de Stadscirkel op rijden, zie ik dat verschillende stylisten het idee van Cinna en Portia om hun tributen te laten oplichten hebben gestolen. De met elektrische lampjes bezaaide kostuums van District 3, waar ze elektronica maken, slaan tenminste nog ergens op. Maar wat moeten de veehouders uit District 10, die verkleed zijn als koeien, in vredesnaam met vlammende riemen? Zichzelf braden? Triest, hoor.

Peeta en ik wachten tot de deuren van het Trainingscentrum achter ons dicht zijn voor we ontspannen. Daar zijn Cinna en Portia, die vinden dat we het goed gedaan hebben, en zelfs Haymitch is dit jaar van de partij, hoewel hij niet bij onze strijdwagen staat, maar bij die van de tributen van District 11. Ik zie hem onze kant op knikken en dan lopen ze met hem mee om ons te begroeten.

Ik ken Chaff van gezicht, omdat ik jarenlang op televisie heb gezien hoe hij en Haymitch hun fles aan elkaar doorgaven. Hij heeft een donkere huid, is ongeveer één meter tachtig en een van zijn armen eindigt in een stompje omdat hij zijn hand heeft verloren tijdens de Spelen die hij dertig jaar geleden heeft gewonnen. Ik weet zeker dat ze hem een soort kunstmatige vervanging hebben aangeboden, net zoals ze bij Peeta hebben gedaan toen ze zijn onderbeen moesten amputeren, maar die wilde hij blijkbaar niet.

De vrouw, Seeder, zou bijna uit de Laag kunnen komen met haar olijfkleurige huid en steile zwarte haar met grijze strepen erdoor. Alleen aan haar gouden ogen is te zien dat ze uit een ander district komt. Ze moet een jaar of zestig zijn, maar ze ziet er nog sterk uit, en niets wijst erop dat ze door de jaren heen naar de drank of de morfling of een ander ontsnappingsmiddel heeft gegrepen. Voor iemand iets kan zeggen omhelst ze me. Vanwege Rue en Thresh, dat voel ik gewoon. Voor ik het weet fluister ik: ‘De gezinnen?’

‘Ze leven nog,’ zegt ze zachtjes voor ze me loslaat.

Chaff slaat zijn goede arm om me heen en zoent me vol op de mond. Geschrokken ruk ik me los terwijl hij en Haymitch bulderen van het lachen.

Meer tijd krijgen we niet voor de Capitoolbedienden ons met zachte dwang naar de liften begeleiden. Ik krijg sterk de indruk dat ze het niet prettig vinden dat de winnaars zo vriendschappelijk met elkaar omgaan, maar die trekken zich daar niets van aan. Terwijl ik naar de liften wandel, met mijn hand nog steeds in die van Peeta, komt er iemand ritselend naast me lopen. Het meisje trekt haar hoofdtooi van bebladerde takken los en gooit hem achter haar neer, zonder te kijken waar hij terechtkomt.

Johanna Mason. Uit District 7. Hout en papier, vandaar die boom. Ze heeft gewonnen door zichzelf erg overtuigend als zwak en hulpeloos neer te zetten, zodat de anderen haar zouden negeren. Vervolgens bleek ze verschrikkelijk goed te kunnen doden. Ze woelt door haar korte piekhaar en rolt met haar ver uit elkaar staande ogen. ‘Vind je mijn kostuum niet afschuwelijk? Mijn stylist is de grootste idioot van het Capitool. Ze maakt al veertig jaar bomen van onze tributen. Ik wilde dat ik Cinna had gekregen. Jij ziet er geweldig uit.’

Meisjes onder elkaar. Hier ben ik altijd al vreselijk slecht in geweest. Geklets over kleren, haar, make-up. Dus lieg ik: ‘Ja, hij heeft me geholpen om mijn eigen kledinglijn te ontwerpen. Je zou eens moeten zien wat hij met fluweel kan.’ Fluweel. De enige stof die ik zo snel kan bedenken.

‘Heb ik al gezien. Tijdens jullie Toer. Die strapless jurk die je aanhad in District 2, die donkerblauwe met diamanten. O, die was zo mooi dat ik mijn hand wel door het scherm wilde steken om hem zo van je lijf te rukken,’ zegt Johanna.

Dat zal vast, denk ik. Met een paar centimeter van mijn vlees erbij zeker.

Terwijl we op de lift staan te wachten, ritst Johanna de rest van haar boom los, laat hem op de grond vallen en schopt hem dan vol afschuw weg. Op haar mosgroene muiltjes na is ze spiernaakt. ‘Dat is beter.’

We belanden uiteindelijk met haar in dezelfde lift, en onderweg naar de zevende verdieping keuvelt ze met Peeta over zijn schilderijen terwijl het licht van zijn nog altijd gloeiende kostuum op haar blote borsten valt. Als ze weg is negeer ik hem, maar ik weet zeker dat hij staat te grijnzen. Ik trek met een ruk mijn hand los als Chaff en Seeder zijn uitgestapt en wij als enigen overblijven, en hij barst in lachen uit.

‘Wat nou?’ zeg ik, en ik draai me naar hem om terwijl we onze verdieping op lopen.

‘Het komt door jou, Katniss. Heb je dat niet in de gaten?’ zegt hij.

‘Wat komt door mij?’ vraag ik.

‘Dat ze allemaal zo doen. Finnick met zijn suikerklontjes en Chaff die je zoent en dat gedoe met Johanna die zich uitkleedt.’ Hij probeert op een wat serieuzere toon verder te gaan, maar dat lukt helaas niet. ‘Ze pesten je gewoon een beetje, omdat je zo… nou ja, je weet wel bent.’

‘Nee, dat weet ik niet,’ zeg ik. En ik heb écht geen idee waar hij het over heeft.

‘Net als toen je mij niet naakt wilde zien in de arena, ook al was ik halfdood. Je bent zo… keurig,’ zegt hij uiteindelijk.

‘Niet waar!’ zeg ik. ‘Ik heb nota bene het hele jaar bijna de kleren van je lijf gerukt zodra er een camera in de buurt was!’

‘Jawel, maar… Nou ja, in de ogen van het Capitool ben je keurig,’ zegt hij in een duidelijke poging om me te sussen. ‘In mijn ogen ben je perfect. Ze plagen je alleen maar.’

‘Niet waar. Ze lachen me uit, en jij ook!’ zeg ik.

‘Nee hoor.’ Peeta schudt zijn hoofd, maar hij houdt nog steeds met moeite zijn gezicht in de plooi. Ik besluit net nog eens goed na te denken over de vraag wie deze Spelen eigenlijk zou moeten overleven als de andere lift opengaat.

Haymitch en Effie komen naar ons toe en kijken alsof ze ergens heel tevreden over zijn. Dan verstrakt Haymitch’ gezicht.

Wat heb ik nou weer gedaan? wil ik bijna zeggen, maar dan zie ik dat hij langs me heen naar de ingang van de eetkamer kijkt.

Effie tuurt even dezelfde kant op en zegt dan opgewekt: ‘Zo te zien hebben ze een bijpassend stel voor jullie gevonden dit jaar.’

Ik draai me om en zie het roodharige Avoxmeisje dat me hier vorig jaar ook heeft bediend tot de Spelen begonnen. Ik bedenk hoe fijn het is om hier een vriendin te hebben. Ik zie dat de mannelijke Avox die naast haar staat ook rood haar heeft. Dat bedoelde Effie waarschijnlijk met een bijpassend stel.

Dan loopt er een rilling over mijn rug. Want hem ken ik ook. Niet uit het Capitool, maar van jaren vol ontspannen gesprekjes in de As, grappen boven de soep van Sluwe Sae, en die laatste dag waarin ik hem bewusteloos op het plein heb zien liggen terwijl het leven uit Gale wegbloedde.

Onze nieuwe Avox is Darius.