HOOFDSTUK 3

Die bloedgeur… die kwam uit zijn mond.

Wat doet hij met dat spul? denk ik. Opdrinken? Ik stel me voor hoe hij kleine slokjes uit een theekopje neemt, er een koekje in doopt en het druipend rood weer omhoog haalt.

Buiten klinkt het geluid van een auto die wordt gestart, zacht en stil als het gesnor van een kat, en dan sterft het weg in de verte. Hij glipt weg zoals hij is gekomen, onopgemerkt.

De kamer lijkt in trage, scheve cirkels om me heen te draaien en ik ben bang dat ik zal flauwvallen. Ik leun voorover en grijp met één hand het bureau vast. In de andere heb ik nog steeds Peeta's prachtige koekje. Volgens mij stond er een tijgerlelie op, maar mijn vuist heeft het tot kruimels verpulverd. Ik had niet eens in de gaten dat ik het fijnkneep, maar ik moest me blijkbaar ergens aan vasthouden toen ik de macht over mijn leven verloor.

Een bezoek van president Snow. Districten die elk moment in opstand kunnen komen. Een directe doodsbedreiging aan het adres van Gale, en dat is pas de eerste. Al mijn dierbaren zijn in gevaar. En wie weet wie er nog meer voor mijn daden zullen moeten boeten… Tenzij ik de situatie tijdens de toer weet te keren en de ontevredenheid kan sussen zodat de president zich geen zorgen meer hoeft te maken. En hoe moet ik dat doen? Door het land er volledig van te overtuigen dat ik verliefd ben op Peeta Mellark.

Dat kan ik niet, denk ik. Zo goed ben ik niet. Peeta, die is daar goed in, die is aardig. Hij kan mensen alles laten geloven wat hij wil. Ik ben altijd degene die haar mond houdt en achteroverleunt en hem zoveel mogelijk laat praten. Maar Peeta hoeft zijn liefde niet te bewijzen. Ik wel.

Ik hoor mijn moeders lichte, snelle passen in de gang. Ze mag het niet weten, denk ik. Ze mag hier niets van weten. Ik houd mijn handen boven het dienblad en wrijf gauw de koekkruimels van mijn vingers en handpalmen. Ik neem een bibberig slokje thee.

‘Gaat alles goed, Katniss?’ vraagt ze.

‘Ja hoor, prima. Het wordt nooit uitgezonden, maar de president gaat voor de Toer altijd langs bij de winnaar om hem of haar geluk te wensen,’ zeg ik opgewekt.

Mijn moeders gezicht ontspant van opluchting. ‘O. Ik dacht dat er iets ergs aan de hand was.’

‘Nee, helemaal niet,’ zeg ik. ‘Het wordt pas erg als mijn voorbereidingsteam ziet dat ik mijn wenkbrauwen helemaal niet heb bijgehouden.’ Mijn moeder lacht en ik bedenk dat er nooit meer een weg terug is geweest toen ik op mijn elfde voor ons gezin ben gaan zorgen. Dat ik haar voor altijd zal moeten blijven beschermen.

‘Zal ik het bad vast laten vollopen?’ vraagt ze.

‘Graag,’ zeg ik, en ik zie hoe blij ze is met mijn reactie.

Sinds ik weer thuis ben doe ik heel erg mijn best om de band met mijn moeder te herstellen. Ik vraag of ze dingen voor me wil doen in plaats van elke poging tot hulp opzij te schuiven, zoals ik jarenlang uit boosheid heb gedaan. Ik laat haar het geld beheren dat ik heb gewonnen. Ik knuffel haar terug in plaats van me stijfjes te laten omhelzen. Door mijn verblijf in de arena besef ik nu dat ik haar niet constant moet straffen voor iets waar ze niets aan kan doen, zoals de vernietigende depressie waar ze na mijn vaders dood in belandde. Want soms gebeuren er dingen met mensen en zijn ze niet in staat daar in hun eentje mee om te gaan.

Net als ik nu, bijvoorbeeld.

Bovendien heeft ze iets geweldigs gedaan toen ik terugkwam in het district. Nadat onze familie en vrienden mij en Peeta op het treinstation hadden begroet, mochten de verslaggevers een paar vragen stellen. Iemand vroeg aan mijn moeder wat ze van mijn nieuwe vriendje vond en zij antwoordde dat Peeta weliswaar een ideale schoonzoon zou zijn, maar dat ik nog veel te jong was voor een vriendje. Waarna ze Peeta een priemende blik toewierp. De journalisten moesten lachen en er werden dingen geroepen als: ‘O jee, kijk maar uit,’ en Peeta liet mijn hand los en deed een stap opzij. Dat heeft verder niet lang geduurd – er werd veel te veel druk op ons uitgeoefend –, maar het gaf ons wel een excuus om iets terughoudender te zijn dan in het Capitool. En misschien kan het ook als verklaring dienen voor het feit dat ik nauwelijks met Peeta ben gezien sinds de camera's zijn vertrokken.

Ik loop naar boven, naar de badkamer, waar een stomende badkuip op me staat te wachten. Mijn moeder heeft er een klein zakje gedroogde bloemen in gedaan zodat het heerlijk ruikt. We zijn allemaal niet gewend aan de luxe van een kraan die je maar open hoeft te draaien om een onbeperkte hoeveelheid heet water tot je beschikking te hebben. In ons huis in de Laag hadden we alleen koud water, en als je in bad wilde moest je het water boven het vuur koken. Ik kleed me uit, laat me in het zijdezachte water zakken – mijn moeder heeft er ook een soort olie in gegoten – en probeer mijn gedachten te ordenen.

De eerste vraag is aan wie ik dit kan vertellen, áls ik het al aan iemand vertel. Niet aan mijn moeder en Prim uiteraard, die zouden alleen maar gek van ongerustheid worden. Niet aan Gale. Zelfs niet als ik hem op de een of andere manier een bericht zou kunnen sturen. Wat zou hij eigenlijk doen als hij het wist? Als hij alleen was, zou ik hem misschien wel overhalen om ervandoor te gaan. Hij zou makkelijk kunnen overleven in het bos. Maar hij is niet alleen en hij zou zijn familie nooit in de steek laten. En mij ook niet. Als ik weer thuiskom, moet ik hem met een smoes duidelijk maken dat onze gezamenlijke zondagen verleden tijd zijn, maar daar kan ik op dit moment niet over nadenken. Ik kan me alleen maar bezighouden met mijn volgende zet. Bovendien is Gale al zo kwaad op het Capitool, zo gefrustreerd, dat ik soms wel eens denk dat hij zelf een opstand zou willen organiseren. Ik mag die gevoelens beslist niet aanwakkeren. Nee, ik kan het niet aan een van de achterblijvers in District 12 vertellen.

Dan zijn er nog steeds drie mensen die ik in vertrouwen zou kunnen nemen, te beginnen bij Cinna, mijn stylist. Maar ik vermoed dat Cinna al gevaar loopt, en ik wil hem niet nog dieper in de problemen brengen. Dan hebben we Peeta nog, mijn tegenspeler in dit toneelstuk, maar hoe zou ik dat gesprek moeten beginnen? ‘Hé, Peeta, weet je nog dat ik vertelde dat ik zeg maar net deed alsof ik verliefd op je was? Nou, het zou dus heel fijn zijn als je dat nu even vergeet en juist nóg verliefder tegen me doet, want anders laat de president Gale misschien vermoorden.’ Dat kan ik niet. Bovendien zal Peeta het hoe dan ook prima doen, of hij nu weet wat er op het spel staat of niet. Dan blijft Haymitch over. Dronken, chagrijnige, agressieve Haymitch, over wiens hoofd ik net een kom ijskoud water heb gegooid. Tijdens de Spelen was het zijn taak als mentor om me in leven te houden. Ik hoop maar dat hij die klus nog een keer op zich wil nemen.

Ik glijd onder water zodat ik de geluiden om me heen niet meer hoor. Ik wilde dat de kuip groter werd, zodat ik kon zwemmen, net als vroeger met mijn vader op hete zondagen in het bos. Dat waren echt feestdagen. We gingen 's ochtends heel vroeg van huis en trokken verder het bos in dan anders, naar een meertje dat hij een keer tijdens het jagen had ontdekt. Ik kan me niet eens meer herinneren dat hij me heeft leren zwemmen, zo jong was ik. Maar ik herinner me nog wel hoe ik dook, koprollen maakte en ronddobberde. De modderige bodem van het meer onder mijn tenen. De geur van de bloemen en het groen om ons heen. Hoe ik op mijn rug dreef, net als nu, en naar de blauwe lucht keek terwijl de geluiden van het bos door het water gedempt werden. Mijn vader ving de watervogels die langs de oever nestelden, ik zocht in het gras naar eieren, en we groeven aan de kant allebei naar kattenkruidwortels, catnip, de plant waarnaar hij me vernoemd heeft. Als we 's avonds thuiskwamen, deed mijn moeder altijd net alsof ze me niet herkende, omdat ik zo schoon was. En dan maakte ze een heerlijke maaltijd klaar van gebraden eend en gebakken kattenkruidknolletjes met jus.

Ik heb Gale nooit meegenomen naar het meer. Het had wel gekund. Het kost veel tijd om er te komen, maar de watervogels laten zich zo makkelijk vangen dat je verder niet hoeft te jagen. Maar het is een plek die ik eigenlijk nooit met iemand heb willen delen, een plek die alleen van mij en mijn vader was. Na de Spelen ben ik er een paar keer heen gegaan, omdat ik toch maar weinig te doen heb. Het was nog steeds fijn om te zwemmen, maar ik werd er vooral somber van. Het meer is in de afgelopen vijf jaar nauwelijks veranderd en mij herken je bijna niet meer terug.

Zelfs onder water hoor ik het rumoer. Auto's die toeteren, mensen die elkaar luidruchtig begroeten, deuren die dichtslaan. Dat kan maar één ding betekenen: mijn begeleiders zijn gearriveerd. Ik kan me nog net afdrogen en een badjas omslaan als mijn voorbereidingsteam de badkamer binnenstormt. Van privacy is geen sprake. Wat mijn lichaam betreft heb ik geen geheimen voor deze drie mensen.

‘Katniss, je wenkbrauwen!’ gilt Venia meteen, en zelfs met mijn neerslachtige stemming kan ik een lach nauwelijks onderdrukken. Haar turkooizen haar staat op haar hele hoofd in scherpe pieken overeind en de gouden tatoeages die eerst nog beperkt bleven tot haar wenkbrauwen krullen nu ook onder haar ogen. Alles bij elkaar ziet ze eruit alsof ik haar letterlijk een schok bezorgd heb.

Octavia komt naar me toe en geeft Venia een bemoedigend klopje op haar rug. Haar voluptueuze lichaam ziet er nog ronder uit dan anders naast Venia's dunne, hoekige lijf. ‘Rustig maar. Die heb je zo weer bijgewerkt. Maar wat moet ik in vredesnaam met die nagels aan?’ Ze grijpt mijn hand en houdt hem plat tussen haar geelgroene vingers. Nee, haar huid is niet echt geelgroen meer, het is meer een soort licht dennengroen geworden. De subtiele kleurverandering is ongetwijfeld een poging om de grillige modetrends in het Capitool bij te houden. ‘Jeetje, Katniss, had je nou echt niet iets voor me over kunnen laten?’ jammert ze.

Ze heeft gelijk. Ik heb mijn nagels de afgelopen maanden tot korte stompjes gekloven. Ik heb wel overwogen om het af te leren, maar ik kon eigenlijk geen goede reden bedenken en ik had geen zin om me zorgen te maken over wat mijn voorbereidingsteam ervan zou vinden. ‘Sorry,’ mompel ik.

Flavius tilt een paar slierten van mijn natte, klittende haar op. Hij schudt afkeurend zijn hoofd; zijn oranje pijpenkrullen dansen op en neer. ‘Heeft er iemand aan gezeten sinds we elkaar voor het laatst gezien hebben?’ vraagt hij streng. ‘We hebben heel duidelijk gezegd dat je niets met je haar mocht doen, denk eraan.’

‘Ja!’ zeg ik opgelucht, blij dat ik kan laten zien dat ik toch nog een beetje rekening met hen heb gehouden. ‘Ik bedoel nee, niemand heeft het geknipt. Dat heb ik onthouden.’ Dat is niet waar, maar het is simpelweg geen moment aan de orde geweest. Sinds ik weer thuis ben, draag ik het gewoon weer in de vertrouwde vlecht op mijn rug.

Dat lijkt hen weer een beetje te vermurwen, en ze geven me alle drie een kus, zetten me op een stoel in mijn slaapkamer en beginnen zoals gewoonlijk non-stop te ratelen zonder te kijken of ik überhaupt luister. Terwijl Venia mijn wenkbrauwen fatsoeneert, Octavia me nepnagels geeft en Flavius een slijmerig goedje in mijn haar masseert, hoor ik alles over het Capitool. Dat de Spelen zo'n enorm succes waren, dat het sindsdien zo saai is, dat iedereen staat te popelen tot Peeta en ik aan het eind van de Zegetoer weer langskomen. En daarna zal het niet lang meer duren voor het Capitool zich gaat voorbereiden op de Kwartskwelling.

‘O, spannend hè?’

‘Wat een bofkont ben jij toch ook!’

‘Je mag tijdens je eerste jaar als winnaar al een mentor in een Kwartskwelling zijn!’

Opgewonden praten ze alle drie door elkaar heen.

‘Ja, nou,’ zeg ik toonloos. Meer krijg ik er niet uit. In een gewoon jaar is het al een nachtmerrie om een tributenmentor te moeten zijn. Ik kan niet meer langs de school lopen zonder me af te vragen welk kind ik zal moeten begeleiden. Maar om het nog erger te maken dan het al is, worden de Hongerspelen dit jaar voor de vijfenzeventigste keer gehouden, en dat betekent dat het ook een Kwartskwelling is. Die vindt elke vijfentwintig jaar plaats en herdenkt de nederlaag van de districten met allerlei uitbundige festiviteiten, en, om het extra leuk te maken, een of andere ellendige wending voor de tributen. Ik heb er zelf natuurlijk nog nooit een meegemaakt, maar ik weet nog dat ik op school geleerd heb dat het Capitool bij de tweede Kwartskwelling eiste dat er twee keer zo veel tributen de arena in moesten. Meer hebben de docenten er eigenlijk niet over verteld, en dat verbaast me, want dat is het jaar waarin onze eigen Haymitch uit District 12 tot winnaar werd gekroond.

‘Haymitch kan vast op een heleboel belangstelling rekenen!’ piept Octavia.

Haymitch heeft mij nooit iets over zijn ervaringen in de arena verteld, en ik zou er nooit naar vragen. Misschien heb ik ooit wel eens een herhaling van zijn Spelen op televisie gezien, maar dan was ik te jong om het me nu nog te kunnen herinneren. Het Capitool zal het hem dit jaar in elk geval wel flink inwrijven. Ergens is het maar goed dat Peeta en ik tijdens de Kwelling allebei beschikbaar zullen zijn als mentor, want Haymitch zal ongetwijfeld stomdronken zijn.

Nadat ze de Kwartskwelling uitentreuren behandeld hebben, begint mijn team aan een ellenlang gesprek over wat ze de laatste tijd allemaal voor vreselijk onbenullige dingen hebben meegemaakt. Over wie wat heeft gezegd over iemand van wie ik nog nooit gehoord heb, over de schoenen die ze net hebben gekocht en dan nog een lang verhaal van Octavia over hoe dom het van haar was om iedereen in verenkostuum op haar verjaardagsfeest te laten verschijnen.

Binnen een mum van tijd schrijnen mijn wenkbrauwen, is mijn haar zacht en glanzend en zijn mijn nagels klaar om gelakt te worden. Ze hebben blijkbaar opdracht gekregen om alleen mijn handen en gezicht te doen, want de rest van mijn lichaam zal met dit koude weer waarschijnlijk toch bedekt zijn. Flavius wil eigenlijk heel graag zijn eigen paarse lippenstift bij me opdoen, maar legt zich tijdens het opmaken van mijn gezicht en nagels toch maar neer bij een roze. Aan het palet dat Cinna heeft samengesteld, zie ik dat we voor ‘meisjesachtig’ gaan, niet voor ‘sexy’. Mooi zo. Ik zal geen mens overtuigen als ik uitdagend probeer te zijn. Dat heeft Haymitch me heel duidelijk te kennen gegeven toen hij mijn interview voor de Spelen met me oefende.

Mijn moeder komt een beetje verlegen binnen en zegt dat Cinna gevraagd heeft of zij aan zijn assistenten wil laten zien hoe ze op de dag van de boete mijn haar heeft gedaan. Ze reageren enthousiast en kijken dan gebiologeerd toe terwijl ze stap voor stap het ingewikkelde, gevlochten kapsel uitlegt. In de spiegel zie ik hoe hun ernstige gezichten elke beweging volgen en hoe ze geestdriftig aan de slag gaan als het hun beurt is om een stukje te proberen. Ze doen alle drie zelfs zo respectvol en aardig tegen mijn moeder dat ik me schaam dat ik me de hele tijd zo verheven boven hen voel. Wie weet hoe ik me zou gedragen, of waarover ik zou praten als ik in het Capitool was opgegroeid. Misschien zou ik me dan ook alleen druk maken om alle veren op mijn verjaardagsfeestje.

Als mijn haar is opgestoken, ga ik naar beneden, waar Cinna in de woonkamer op me zit te wachten. Als ik hem zie, krijg ik meteen weer een beetje hoop. Hij ziet er net zo uit als altijd, met eenvoudige kleren, kort bruin haar en een klein streepje gouden eyeliner. We omhelzen elkaar en bijna gooi ik meteen het hele verhaal over president Snow eruit. Maar nee, ik heb besloten dat ik het eerst met Hay-mitch zal bespreken; hij weet vast wel wie ik ermee kan belasten. Maar wat praat ik toch makkelijk met Cinna. Ik heb hem de afgelopen tijd vaak aan de telefoon gehad die in dit huis staat. Dat ding is eigenlijk een soort grap, want we kennen bijna niemand die er ook een heeft. Ja, Peeta, maar die ga ik natuurlijk niet bellen. Haymitch heeft die van hem al jaren geleden uit de muur gerukt. Mijn vriendin Madge, de burgemeestersdochter, heeft ook een telefoon in huis, maar als wij willen praten spreken we ergens af. In het begin werd hij dus bijna nooit gebruikt, maar toen begon Cinna te bellen om aan mijn talent te werken.

Elke winnaar hoort er een te hebben. Je talent is datgene waar je je mee bezig gaat houden nu je niet meer naar school hoeft of in de bedrijfstak van je district hoeft te werken. Het mag eigenlijk van alles zijn, als ze je er maar over kunnen interviewen. Peeta, zo blijkt, heeft echt een talent, namelijk voor schilderen. Hij glazuurt al jaren al die taarten en koekjes in de bakkerij van zijn familie, maar nu hij rijk is kan hij het zich veroorloven om echte verf op een echt doek te smeren. Ik heb geen talent, tenzij illegaal jagen meetelt, en dat is helaas niet zo. Of zingen misschien, maar er is geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om dat voor het Capitool te doen. Mijn moeder heeft geprobeerd om mijn belangstelling te wekken voor een hele reeks geschikte alternatieven van een lijst die Effie Prul haar had gestuurd. Koken, bloemschikken, fluitspelen… Allemaal geen succes, terwijl Prim voor alle drie aanleg bleek te hebben. Uiteindelijk schoot Cinna me te hulp; hij bood aan om me te helpen mijn passie voor modeontwerpen te ontwikkelen – en daar was heel wat ontwikkeling voor nodig, aangezien modeontwerpen me vooralsnog gestolen kon worden. Maar ik zei ja omdat ik dan met Cinna kon praten en omdat hij beloofde dat hij al het werk zou doen.

Nu legt hij alle kleren, stoffen en schetsboeken met door hem getekende ontwerpen neer in mijn woonkamer. Ik pak een van de schetsboeken en bestudeer een jurk die ik zogenaamd heb bedacht. ‘Nou, volgens mij kan dat nog best wat worden met mij,’ zeg ik.

‘Ga je aankleden, ontzettende nietsnut,’ zegt hij terwijl hij me een stel kleren toewerpt.

Ik heb weliswaar geen enkele belangstelling voor mode, maar ik ben wel dol op de kleren die Cinna voor me maakt. Zoals deze. Een wijde zwarte broek van dikke, warme stof. Een simpel wit shirt. Een gebreide trui van groene, blauwe en grijze draden poezelig zachte wol. Leren veterlaarzen waar mijn tenen niet in knellen.

‘Heb ik mijn eigen kleding ontworpen?’ vraag ik.

‘Nee, je wílt niets liever dan je eigen kleding ontwerpen en net zo goed worden als ik, je grote modeheld,’ zegt Cinna. Hij geeft me een stapeltje kaarten aan. ‘Die moet je buiten beeld oplezen als ze de kleren filmen. Doe alsjeblieft je best om een beetje geïnteresseerd te klinken.’

Net op dat moment komt Effie Prul binnen, die dit keer een oranje pruik op haar hoofd heeft en meteen tegen iedereen ‘We liggen op schema!’ begint te roepen. Ze kust me op beide wangen, wenkt ondertussen de cameraploeg het huis in en duwt me vervolgens naar mijn plek. Als Effie er niet geweest was, waren we in het Capitool nergens op tijd gekomen, dus ik doe mijn best om het haar naar de zin te maken. Ik loop als een marionet door de kamer terwijl ik kleren omhooghoud en nietszeggende dingen als ‘Mooi hè?’ zeg. De geluidsmensen nemen mijn stem op terwijl ik quasiopgewekt mijn kaartjes voorlees zodat ze die er later onder kunnen monteren, en daarna word ik de kamer uit gegooid zodat ze in alle rust mijn/Cinna's ontwerpen kunnen filmen.

Prim heeft speciaal voor de gelegenheid eerder vrij gekregen van school. Nu staat ze in de keuken terwijl ze door een andere ploeg wordt geïnterviewd. Ze ziet er heel lief uit in haar hemelsblauwe jurk die haar ogen extra goed doet uitkomen en met een bijpassend lint in haar blonde haar. Ze leunt een beetje naar voren op de punten van haar glimmende witte laarsjes, alsof ze elk moment kan opstijgen, alsof…

Bam! Het voelt alsof er daadwerkelijk iemand tegen mijn borstkas stompt. Dat is natuurlijk niet zo, maar de pijn is zo echt dat ik een stap achteruit doe. Ik knijp mijn ogen dicht en ik zie Prim niet meer – ik zie Rue, het twaalfjarige meisje uit District 11 dat in de arena mijn bondgenoot was. Ze kon als een vogel over de dunste takjes van boom tot boom vliegen. Rue, die ik niet heb kunnen beschermen. Die ik heb laten sterven. In gedachten zie ik haar op de grond liggen met de speer nog steeds diep in haar maag…

Wie zal ik nog meer niet kunnen beschermen tegen de wraak van het Capitool? Wie zal er nog meer sterven als ik president Snow niet tevredenstel?

Ik merk opeens dat Cinna me een jas probeert aan te trekken, dus ik doe mijn armen omhoog. Ik voel bont, zowel vanbinnen als vanbuiten, ik word helemaal omhuld. Dit soort pelzen heb ik nog nooit bij een dier gezien. ‘Hermelijn,’ zegt hij als ik over de witte mouw aai. Leren handschoenen. Een felrode sjaal. Er wordt iets harigs over mijn oren gezet. ‘Straks komen oorwarmers weer helemaal in, dankzij jou.’

Ik haat oorwarmers, denk ik. Je hoort er veel slechter door en sinds ik door een ontploffing in de arena aan één oor doof ben geweest, vind ik ze nóg vervelender. Na mijn overwinning heeft het Capitool mijn oor weer hersteld, maar ik merk dat ik het nog steeds regelmatig controleer.

Mijn moeder komt aangesneld met iets in haar hand. ‘Misschien brengt die geluk,’ zegt ze.

Het is de speld die Madge me heeft gegeven voor ik naar de Spelen vertrok. Een vliegende spotgaai in een gouden ring. Ik heb geprobeerd hem aan Rue te geven, maar die wilde hem niet aannemen. Ze zei dat ze door de speld besloten had me te vertrouwen. Cinna maakt hem vast aan de knoop van mijn sjaal.

Vlak naast me klapt Effie Prul in haar handen. ‘Even opletten allemaal! We gaan zo onze eerste buitenopname maken, als de winnaars elkaar begroeten aan het begin van hun fantastische reis. Goed, Katniss, een grote glimlach alsjeblieft, je bent vreselijk blij, denk eraan!’ Ik overdrijf niet als ik zeg dat ze me letterlijk de deur uit duwt.

Heel even zie ik bijna niets door de sneeuw, die nu met dikke vlokken naar beneden dwarrelt. Dan ontwaar ik Peeta, die door zijn voordeur naar buiten stapt. In mijn hoofd hoor ik de opdracht van president Snow: ‘Overtuig me.’ En ik weet dat ik wel zal moeten.

Er glijdt een enorme glimlach over mijn gezicht en ik loop op Peeta af. Dan begin ik te rennen, alsof ik het geen seconde langer uithoud. Hij vangt me op en draait me rond en dan struikelt hij – hij heeft zijn kunstbeen nog steeds niet helemaal onder controle. We vallen samen in de sneeuw, ik boven op hem, en daar kussen we elkaar, voor het eerst in maanden. Het is een kus vol bont en sneeuwvlokken en lippenstift, maar onder dat alles voel ik de stabiliteit die Peeta altijd met zich meebrengt, en ik weet dat ik er niet alleen voor sta. Ik heb hem vreselijk veel pijn gedaan, en toch zal hij me nooit voor het oog van de camera ontmaskeren. Zal hij me niet verraden met een halfhartige kus. Hij past nog steeds op me, net als in de arena. Om de een of andere reden moet ik daar bijna van huilen. Maar dat doe ik niet, ik trek hem overeind, haak mijn handschoen in zijn elleboog en sleur hem vrolijk mee richting onze bestemming.

De rest van de dag gaat in een roes voorbij; we gaan naar het station, zeggen iedereen gedag, de trein vertrekt en we eten met ons oude team – Peeta en ik, Effie en Haymitch, Cinna en Portia – een onbeschrijflijk lekkere maaltijd die ik me daarna niet meer kan herinneren. En dan zit ik in een pyjama en een enorme kamerjas in mijn pluchen coupé te wachten tot de anderen naar bed gaan. Ik weet dat Hay-mitch nog uren wakker zal zijn. Hij wil nooit slapen als het buiten donker is.

Als het stil is in de trein trek ik mijn sloffen aan en sluip naar zijn deur. Ik moet een paar keer kloppen voor hij met een boze blik opendoet, alsof hij zeker weet dat ik slecht nieuws kom brengen.

‘Wat moet je?’ zegt hij, en ik val bijna flauw van zijn stinkende wijnadem.

‘Ik wil met je praten,’ fluister ik.

‘Nu?’ vraagt hij. Ik knik. ‘Ik mag hopen dat je een goede reden hebt.’ Hij wacht, maar ik weet zeker dat elk woord dat we in een Capitooltrein uitspreken wordt opgenomen. ‘Nou?’ blaft hij.

De trein remt af en heel even ben ik bang dat president Snow me in de gaten houdt, dat hij niet wil dat ik Hay-mitch in vertrouwen neem en dat hij me daarom nu maar meteen gaat vermoorden. Maar we stoppen alleen om te tanken.

‘Het is zo bedompt in de trein,’ zeg ik.

Een onschuldige opmerking, maar ik zie hoe Haymitch zijn ogen tot spleetjes knijpt omdat hij begrijpt wat ik bedoel. ‘Ik weet wat jij nodig hebt.’ Hij schuift me opzij en slingert door de gang naar een deur. Als hij hem met geweld heeft opengerukt, krijgen we een windvlaag vol sneeuw in ons gezicht. Haymitch valt naar buiten en komt op de grond terecht.

Er komt meteen een Capitoolbediende aan om hem te helpen, maar Haymitch wuift haar goedmoedig weg en wankelt verder. ‘Heb even wat frisse lucht nodig. Zo terug.’

‘Sorry. Hij is dronken,’ zeg ik verontschuldigend. ‘Ik haal hem wel.’ Ik spring naar buiten en strompel over de rails achter hem aan. Mijn pantoffels worden doornat van de sneeuw terwijl Haymitch me naar de achterkant van de trein leidt waar niemand ons kan horen. Dan draait hij zich naar me om.

‘Nou?’

Ik vertel hem alles. Over het bezoek van de president, over Gale, over hoe we allemaal doodgaan als ik het niet goed doe.

Zijn uitdrukking wordt ernstig, zijn gezicht lijkt opeens veel ouder in de gloed van de rode achterlichten. ‘Dan moet je het dus goed doen.’

‘Als jij me nou in elk geval helpt om deze reis te overleven…’ begin ik.

‘Nee, Katniss, het is niet alleen deze reis,’ zegt hij.

‘Hoe bedoel je?’ vraag ik.

‘Zelfs als je hier zonder kleerscheuren doorheen komt, moeten we over een paar maanden allemaal weer naar de Spelen. Jij en Peeta zullen vanaf nu elk jaar mentor zijn. En elk jaar zullen ze jullie liefdesverhaal weer herkauwen en uitgebreid op alle details van jullie privéleven ingaan en je zult voor altijd lang en gelukkig met die jongen moeten leven.’

De volle betekenis van zijn woorden dringt tot me door. Ik zal mijn leven nooit met Gale kunnen delen, zelfs niet als ik dat zou willen. Ik zal nooit alleen mogen zijn. Ik zal voor altijd verliefd moeten blijven op Peeta. Dat zal het Capitool van me eisen. Misschien mag ik nog een paar jaar bij mijn moeder en Prim blijven wonen, omdat ik nog maar zestien ben. En dan… en dan…

‘Begrijp je wat ik bedoel?’ dringt hij aan.

Ik knik. Hij bedoelt dat er maar één toekomst voor me is weggelegd als ik wil dat mijn dierbaren en ikzelf blijven leven. Ik moet met Peeta trouwen.