46
Dulcie was blij dat ze de raad van Prue en Maureen had opgevolgd: Venetië was zonder enige twijfel een geweldige afleiding, het volmaakte geneesmiddel.
Vanaf het moment dat de watertaxi haar in de wijk Castello had afgezet had ze zich rustig gevoeld, al was ze na een dag reizen moe geweest. Toen ze het stukje naar haar hotel had gelopen, was ze helemaal opgegaan in haar omgeving en had ze verbaasd gestaan over de avondhemel: een prachtig aftreksel van bleekblauw en subtiele tinten parelmoerachtig roze; zoiets moois had ze nog nooit gezien en ze had er even van staan te kijken. Toeristen, die het waarschijnlijk vervelend vonden dat ze een opstopping veroorzaakte, waren haar voorbijgelopen, maar ze had hen genegeerd en had de stille, betoverende sfeer van de baai in zich opgenomen, terwijl de dag overging in een nevelige avondschemering.
Met moeite had ze zich van de bekoring losgerukt en had, gewapend met haar plattegrond, haar koffer richting driesterren-familiehotel Isabella gerold. Het had tien minuten geduurd voordat ze het had gevonden en ze was op slag verliefd geworden op zijn onmiskenbaar Venetiaanse charme en gastvrijheid. Het zestiende- eeuwse pand lag niet aan de baai of aan een van de kanalen, maar aan het eind van een smalle steeg en was, zoals in de folder stond, een oase van rust. Ze had zich er meteen thuis gevoeld.
Dat was twee dagen geleden geweest, en haar liefde voor de stad groeide met het uur. Vandaag, hield ze zichzelf voor, ga ik niet te ver lopen. Dat had ze zich voorgenomen toen ze een keus maakte uit het zoete gebak en de schaal vers fruit op het ontbijtbuffet in de kleine eetzaal van het hotel. Ze wisselde een glimlach en een goedemorgen' of buon giorno' met haar medegasten - voor het merendeel Amerikanen en een paar Italianen - en ging toen zitten in de wetenschap dat ze zich bijna onmogelijk aan dat voornemen zou kunnen houden. De verleiding om elk stukje Venetië te ontdekken, om niet een of ander weergaloos juweeltje van architectuur, een volgende Tintoretto of een prachtige weerspiegeling van het licht op het water te missen, was zo groot dat ze het risico liep zichzelf uit te putten.
Ze legde haar servet op haar schoot en glimlachte tegen de jonge kelner die zwijgend bij haar elleboog was verschenen om haar thee in te schenken. 'Grazie,' zei ze, blij met de speciale behandeling die ze kreeg. Het leuke van reizen als alleenstaande, zelfs oudere vrouw, was de voorkeursbehandeling die ze kreeg. Ze was zich er maar al te goed van bewust dat het personeel, evenals de andere gasten, nieuwsgierig naar haar was, maar dat werkte juist in haar voordeel. Alberto, de conciërge met zijn onberispelijke manieren, die ongeveer even oud was als Andrew, schonk haar telkens overdreven veel aandacht: 'Signora Ballantyne, weet u waar u heen gaat? Hebt u een plattegrond?' De kelners zagen erop toe dat ze elke ochtend voor het ontbijt een tafeltje had met uitzicht op de aardige binnenplaats met schaduwminnende struiken in terracotta potten, en muren die zo dik onder de klimop zaten dat er nauwelijks nog metselwerk te zien was.
Op haar gemakkelijkste schoenen ging ze weer een dag op avontuur uit. Ze liet de smalle steeg, de Calle Lorenzo, achter zich en liep de Calle della Piëta in, waar ze voor de kerk van Santa Maria delle Pietà bleef staan. Er stond een bord voor de chiesa met de aankondiging van een concert voor die avond. Alberto had haar verteld dat ze in Venetië veel concerten kon bijwonen en impulsief beklom ze de treden en ging naar binnen. Bij de ingang was een hokje waar je entreebewijzen kon kopen en toen ze dat had gedaan, ging ze de kerk weer uit, liep de Riva degli Schiavoni af en verheugde zich op een avond Vivaldi.
Het was een prachtig warme maartse dag en met zwaaiende armen liep ze door de menigte toeristen het wereldberoemde Hotel Danielli voorbij dat, volgens haar gidsje, de vaste stek van negentiende-eeuwse schrijvers en kunstenaars was geweest: Ruskin, Balzac en Dickens, om er maar een paar te noemen. Misschien zou ze ooit een bestseller schrijven en het zich kunnen veroorloven er ook te logeren. Ze glimlachte bij het idee.
Tot nu toe had ze niet aan haar schrijverij gedacht, maar Venetië was een plaats van unieke inspiratie en ze wist dat het niet lang zou duren voordat het weer zou gaan kriebelen. Misschien moest ze maar een opschrijfboekje kopen en hier, in Venetië, gaan schrijven. Ze vond wel ergens een terrasje waar ze in de warme zon kon zitten en haar herstellende geest de uitdaging van een blanco pagina kon laten aangaan. Omdat het vooruitzicht haar aanstond, wist ze dat ze aan de beterende hand was. 'Ik ga vooruit,' zei ze hardop, waarop een beeldschone jonge vrouw die naast haar liep - duidelijk Italiaans met haar stijlvolle zwarte broekpak en chique zonnebril - haar een blik toe wierp en vlug doorliep.
Ze liep de fleurige souvenirkraampjes op de drukke kade voorbij en kwam bij de Ponte delle Paglia, beter bekend als de Brug der Zuchten. Daar stonden horden toeristen elkaar te fotograferen, maar omdat Dulcie zichzelf al bijna als inwoner beschouwde, vertraagde ze haar pas nauwelijks om het uitzicht te bewonderen - ze had de vorige dag al foto's gemaakt.
Het paleis van de doges was het volgende interessante punt, gevolgd door de twee hoog oprijzende zuilen van San Marco en San Teodoro. Tussen de granieten zuilen, met op de ene het marmeren beeld van de heilige Theodoor en op de andere de bronzen leeuw van de heilige Marcus, hadden vroeger terechtstellingen plaatsgevonden. Nu kwamen hier zowel duiven als toeristen samen. Te oordelen naar wat Dulcie de vorige avond onder het eten in haar reisgidsje had gelezen, wilden bijgelovige Venetianen zelfs in deze moderne tijd niet tussen de twee pilaren door lopen om geen onheil over zich af te roepen.Ze liet de drukke piazetta achter zich en ging op weg naar de vaporetto-halte, vanwaar de waterbus haar naar de wijk Dorsoduro en het Guggenheim zou brengen. De vorige dag had ze de belangrijkste bezienswaardigheden bekeken, zoals de basiliek, de campanile en het paleis van de doges; nu richtte ze haar aandacht op wat ze haar B-lijst noemde. Peggy Guggenheim, een talentvol kunstverzamelaar en een vrouw die volop - zij het wat roekeloos - van het leven had genoten, leek Dulcie een interessant rolmodel. Nog maar kortgeleden had in The Times een artikel gestaan over de fabelachtige collectie moderne kunst in Venetië, en die wilde Dulcie graag zien.
De vaporetto was afgeladen vol, en niet voor het eerst vroeg Dulcie zich af hoe de gammele motorboot bleef drijven met zoveel mensen erop. Voor haar uit, bij de ingang van het Canal Grande en in de heldere zon aan een strakblauwe hemel, stond de prachtige barokke kerk van Santa Maria della Salute. Het was waar, dacht Dulcie, toen een man naast haar zijn videocamera op de kerk richtte, dat je, waar je ook keek in Venetië, een adembenemend mooi uitzicht had. Wie had lichamelijke liefde nodig als deze hemelse perfectie zo bevredigend op de zintuigen inwerkte?
Dat dacht ze die avond weer. Ze had gegeten in een trattoria in de buurt - haar eetlust was weer helemaal terug - en nu werd ze verleid door een strijkkwartet. Het deed er niet toe dat de Vier Jaargetijden zo'n cliché was geworden: het was een geweldige belevenis om het stuk te horen spelen in een kerk waar de grote componist uitvoeringen van eigen werk had gedirigeerd. De muziek klonk zo fris, zo vitaal, dat het was of ze hem voor het eerst hoorde.
In de pauze, toen er niets anders te doen was dan buiten een frisse neus te halen of door de kerk te lopen, bleef ze zitten om de drukte te vermijden. Toen de grootste drukte voorbij was, keek ze het schip door en herkende een Amerikaans stel uit het hotel. De vrouw, een slank ding van ergens in de veertig, met grote bruine ogen, zwaaide naar haar. Dulcie zwaaide terug en het verbaasde haar niet toen ze naar haar toe kwamen en zich voorstelden. Het was een sympathiek stel en Dulcie mocht hen meteen. Ze heetten Cathe, dat je uitsprak als Cathy, en Randy Morris. 'O, ik weet wat je denkt.' De vrouw lachte. 'Waar jij vandaan komt is mijn mans naam een grapje.'
'Nou...'
'Nee, het geeft niet, we lachen er zelf ook om. Nietwaar, Randy?'
Hij knikte en glimlachte. 'Hoe vind je het concert? Wat een akoestiek, hè?'
'Ik vind het prachtig. Het is het perfecte einde van een perfecte dag. Waren jullie al eens in Venetië geweest?'
'Zeker. We zijn hier op huwelijksreis geweest. Nu, na tweeëntwintig jaar, doen we het nog eens dunnetjes over.' De man sloeg zijn arm om zijn vrouwtje heen en keek haar diep in de ogen, die, zag Dulcie, kunstig waren vergroot door zorgvuldig aangebrachte make-up. Maar het was zo'n lief gebaar dat Dulcie aan Richard moest denken. Haar adem stokte.
'Gaat het wel?'
Dulcie liet haar programma vallen om haar evenwicht te hervinden en tastte er omstandig naar. 'Hemel, wat ben ik toch onhandig,' zei ze toen ze niet meer bang was dat ze zou gaan huilen en hen weer kon aankijken.
Andere mensen uit het publiek zochten hun plaatsen weer op en ze was blij toen haar nieuwe vrienden zeiden dat ze naar hun plaatsen terug moesten, maar pas nadat ze haar hadden uitgenodigd om na het concert iets met hen te drinken.
De rest van het concert probeerde ze om niet aan Richard te denken en zich op Venetië te concentreren en hoeveel beter ze zich voelde, en wat ze de volgende dag zou gaan doen. Maar toen ze bedacht dat het donderdag was, dwaalden haar gedachten toch af naar huis. Zouden meneer en mevrouw Rafferty hun dochter hebben vergeven dat ze hen had voorgelogen? Zou het Jack zijn gelukt om de groep bij elkaar te krijgen? Dulcie was geen vrouw met een overmaat aan fantasie, maar over Jack had ze een goed gevoel. Ze was ervan overtuigd dat hij uitgegeven zou worden. Zijn schrijven had zoiets eerlijks dat ze wist dat het de mensen zeer zou aanspreken. Daarom had ze hem gevraagd om de groep in haar afwezigheid draaiende te houden: ze had zeker willen weten dat hij zou doorgaan met zijn eigen roman.
Jaz zat op de rand van haar moeders bed. Bij uitzondering was ze een keer blij dat haar vader graag met geld smeet: mam had een eigen kamer en kon zo ongeveer bezoek krijgen wanneer ze wilde.
'Hoe gaat het thuis?' vroeg haar moeder. 'Gedragen de meisjes zich een beetje?'
'O, ik heb ze goed onder de duim,' zei Jaz luchtig. Het was een leugen, maar ze vond het een gerechtvaardigde leugen. Ze wilde niet dat haar moeder zich zorgen zou maken. Ze lag inmiddels een week in het ziekenhuis en haar bloeddruk was nog steeds te hoog om naar huis te mogen. Haar enkels waren gezwollen en Jaz betwijfelde of ze ooit weer normaal zouden worden. Er waren nog meer complicaties met haar zwangerschap, die te maken hadden met te veel vruchtwater. Er bestond zelfs gevaar dat de baby's te vroeg geboren zouden worden. Dus nee, ze kon haar moeder niet vertellen dat Tamzin en Lulu nog even onhandelbaar waren als altijd. Misschien nog wel erger. Ze speelden bij het minste of geringste op, omdat ze wisten dat ze ermee weg zouden komen. Pap ging zo op in zijn werk en zijn zorgen om mam dat hij niet leek te merken wat er vlak voor zijn neus gebeurde. Phin en Jimmy deden zoals altijd net of hun neus bloedde, dus dat schoot ook niet echt op.
Maar het goede nieuws was dat pap, op aandringen van mam, een bureau had gebeld en nu kwam mevrouw Warner elke dag koken, schoonmaken en strijken. Ze was een uitkomst en pap overwoog haar te houden als de baby's er waren. 'Maar, Popeye, ik heb toch altijd mijn eigen huishouden gedaan?' had haar moeder zich beklaagd.
'Maar je hebt nog nooit eerder een tweeling gekregen,' had hij weerlegd. 'Met een beetje huishoudelijke hulp krijg jij tenminste wat rust.'
Ze had mam elke dag opgezocht, en pap kwam meestal twee keer, maar vanavond waren Phin, Jimmy en hij naar Liverpool: het was de nationale feestdag en ze zouden waarschijnlijk pas in de kleine uurtjes thuiskomen. Pap had de vorige avond een paar niet-overtuigende geluiden laten horen over maar niet gaan dit jaar - 'Moll, het zou het toch niet waard zijn. Hoe kan ik nou gaan als ik weet dat jij hier in dit rotziekenhuis ligt?' -, maar hij had niet veel aansporing van mam nodig gehad om zich toch te gaan vermaken.
'Popeye, het heeft geen zin om allebei ongelukkig te zijn. Ga nou maar lekker. Maar zorg wel voor een oppas voor Tamzin en Lulu, dan kan Jaz mij komen opzoeken. We krijgen tegenwoordig nooit meer eens kans voor een gesprek onder vier ogen.'
Bij nader inzien hoefden ze niemand te regelen om een oogje op Tamzin en Lulu te houden: vriendinnen, wier ouders hen waarschijnlijk nog nooit hadden ontmoet, hadden hen allebei uitgenodigd om te komen logeren. Jaz had van haar vader geld voor een taxi naar en van het ziekenhuis gekregen, dus voor één heerlijke avond was ze met haar moeder alleen.
'Zit je ergens mee, Jaz?'
Jaz keek op van het patroon van de deken dat ze met haar vinger had zitten volgen. 'Nee. Hoezo?'
'Het zal wel door die ernstige uitdrukking komen die ik voortdurend op je gezicht zie. Hoe gaat het op school? Daar hoor ik je nooit meer over.'
'Goed hoor.'
'Echt?'
'Echt.'
'Wat is er dan? Vooruit, Jaz, praat tegen me. Waarom denk je dat ik die ruil met je vader heb gemaakt? Hij kan naar Liverpool, naar zijn oude vrienden, en ik krijg de kans om jou alleen te spreken.'
'Ik wist niet dat je zo achterbaks was, mam.'
Ze glimlachte. 'Ik stel mijn eigen regels. Vooruit dus, voor den dag ermee. Ik wil weten wat er achter mijn rug aan de hand is.'
Jaz wilde haar moeder dolgraag alles vertellen en wist zeker dat ze zich dan beter zou voelen, maar ze kon niet vergeten waarom haar moeder hier lag. Ze hield haar mond.
Haar moeder zei, alsof ze haar gedachten kon lezen: 'Als je soms bang bent dat je me van streek maakt en dat mijn bloeddruk omhoog zal schieten, moet je maar denken dat ik nergens beter slecht nieuws kan krijgen.'
Omdat haar moeder zo aandrong en omdat Jaz gewoon met haar móést praten, zei ze: 'Dit zul je niet leuk vinden, mam.'
'Dat bepaal ik zelf wel. Nou, vooruit, doe ons allebei een plezier. Gooi het er nou maar uit, dan voel je je gegarandeerd beter.'Toen vertelde Jaz haar alles. Over Verborgen Talent, en dat ze op donderdagavond meestal naar de groep ging terwijl ze net deed of ze bij Vicki was. Ze vertelde waarom ze het geheim had gehouden. En ook dat pap haar had verboden voorlopig nog naar de groep te gaan. 'Het zijn echt heel aardige mensen, mam. Ze zijn helemaal niet raar, zoals pap kennelijk denkt. Dulcie woont in een prachtig huis aan Bloom Street, waar we bij elkaar komen, en zij heeft de leiding, al probeert ze net te doen of dat niet zo is, en...'
'Een beetje zoals ik dus,' onderbrak haar moeder haar met een glimlach.
Jaz glimlachte terug, met toenemend zelfvertrouwen nu ze haar verhaal vertelde. 'En dan is er Beth...' Ze aarzelde, want ze dacht aan Nathan. 'Eh... over haar vertel ik je zo nog. Jack is geweldig. Hij is makelaar in de stad en hij is echt een hartstikke goede schrijver. Het probleem is alleen dat Phin en Jimmy tot de overhaaste conclusie zijn gekomen dat er iets was tussen ons.'
Haar moeder zette grote ogen op.
'En dat is niet zo, mam, echt niet. Het kwam doordat Jack me altijd thuisbracht en ze me in zijn auto zagen. Hoe gaat het? Bloeddruk oké?'
'Ga door. Met mij gaat het prima. Vertel me eens wat meer over de groep.'
'Nou, de enige die er verder nog is, is Victor, en dat is echt een rare.'
'Ik dacht dat je zei dat ze niet raar waren?'
'Hij is de uitzondering. Hij heeft nog grootheidswaan ook. Hij denkt dat hij het boek van de eeuw aan het schrijven is. God, mam, hij zou nog geen boodschappenlijstje kunnen opstellen, laat staan een roman schrijven.'
Haar moeder lachte, stak haar armen naar Jaz uit en trok haar tegen zich aan.
'Waar is dat voor?' vroeg Jaz toen haar moeder haar losliet.
'Omdat je me aan het lachen hebt gemaakt. Omdat je me hebt afgeleid van het zwanger-zijn. Ik heb zo genoeg van dat gepraat over moeder en kind.'
'Ben je dan niet boos?'
'Ik ben boos op je vader, omdat hij zo overdreven heeft gereageerd. Zo echt iets voor hem. Op zijn malle manier denkt hij dat hij je in bescherming neemt. Hij heeft nog niet geleerd dat hij je kan vertrouwen. Het probleem is dat hij anderen naar zijn eigen normen en vergissingen beoordeelt: hij was een vreselijke wildebras voordat hij mij ontmoette. Je hoeft maar naar Phin en Jimmy te kijken om een idee te krijgen hoe hij was in de tijd dat hij nog een heethoofd was.' Ze zakte in de kussens en zuchtte. 'Maar als dat alles is, weet ik zeker dat ik het wel met je vader kan regelen. Laat het maar aan mij over.'
Maar nu wilde Jaz dan ook alles opbiechten. 'Eh... eigenlijk is er nog iets, mam. Iets wat ik pap niet heb verteld.'
'O?'
'Ik heb verkering met een jongen uit de bovenbouw. Hij heet Nathan King en zijn moeder is de vrouw over wie ik je net vertelde, Beth.'
'En wat mankeert er aan hem? Waarom hou je hem geheim voor ons? Zit hij soms van top tot teen onder de tatoeages en piercings?'
'Nee! Helemaal niet. Hij is geweldig. Maar... ik wilde niet dat iemand van hem af zou weten. Ik dacht dat Phin en Jimmy hem zouden afschrikken.'
Haar moeder wierp haar een van haar zachte, veelbetekenende blikken toe. 'Hij zou als vriendje niet veel voorstellen als hij zo gemakkelijk af te schepen was. Hij is in jou geïnteresseerd, niet in je broers. En ik mag toch aannemen dat hij intelligent genoeg is om te bedenken dat je net zo slim bent als je knap bent? Een beetje onnozel soms, maar niets wat niet op te lossen is met een dosis zelfvertrouwen en gezond verstand.'
Jaz moest even nadenken over wat haar moeder had gezegd. Ze had gelijk. Jaz had talloze leugens verteld omdat ze ervan overtuigd was geweest dat het minste of geringste Nathan zou afschrikken. Maar dat kwam niet alleen door haar onzekerheid: trots had haar zicht vertroebeld en had zo ongeveer alle ellende veroorzaakt waarin ze zich bevond. Ze voelde een hand op de hare.
'Heb je gehoord wat ik zei, Jaz?'
'Het spijt me, mam. Ik zat te denken. Maar ja, je hebt gelijk.'
'Goed. Nou, wanneer krijg ik Nathan te zien? Kijk niet zo geschrokken. Als we je vader moeten zien te overtuigen, moet ik die jongeman toch ontmoeten, anders kan ik Popeye niet geruststellen. Misschien moeten we maar net doen of je hem nog maar pas kent. Op die manier kunnen we heel wat onnodige problemen vermijden.'Jaz sloeg haar armen om haar moeder heen. 'O, mam, je bent geweldig.'
'Jammer dat je dat een paar maanden geleden niet hebt bedacht en me niet in vertrouwen hebt genomen. Dan had je al dat gedoe nu niet gehad.'
Toen Jaz met de taxi naar huis reed, was ze tevredener dan ze in lange tijd was geweest. Mam was fantastisch geweest. Beter nog, ze was zelfs geïnteresseerd in haar schrijven. Ze had gevraagd of ze er iets van mocht zien. 'Ik kan wel iets goeds te lezen gebruiken,' had ze gezegd.
Jaz had niet de moed gehad om haar te vertellen dat ze haar roman van haar computer had gewist en de enige uitdraai had weggegooid.
Thuis betaalde ze de taxi, ging naar binnen en bleef in het donker in de gang staan.
Instinctief wist ze dat er iets mis was. Het inbraakalarm was niet aan: het rode lampje boven het raam knipperde niet zoals het hoorde. Haar mond werd droog en haar hart begon te bonzen. Ze liep nerveus naar de zitkamer, langzaam en met knikkende knieën. Met ingehouden adem duwde ze de deur open en deed het licht aan.
Het was moeilijk met zekerheid te zeggen, maar het zag ernaar uit dat alles van waarde was verdwenen: hifi, tv, videospeler, zilveren siervoorwerpen, schilderijen. Verder was alles kort en klein geslagen: de banken waren omgegooid, de kussens waren opengesneden, de gordijnen waren neergehaald, lampen en het glazen tafelblad waren stukgesmeten, en de muren en vloerbedekking waren besmeurd met Joost mocht weten wat.