5
In de tuin hoorde Dulcie dat de telefoon ging. Ze liet haar hark vallen, gleed bijna uit op de treden en vloog naar binnen, in de hoop dat het Richard was.
Het was dinsdagochtend, vier dagen na Richards hartaanval, en voorzover ze wist was het onvoorstelbare misschien wel gebeurd. Vele malen had ze het ziekenhuis willen bellen, maar ze wist hoe er werd geroddeld. Navraag van een onbekende vrouw naar een mannelijke patiënt kon maar één ding betekenen, en Dulcie kon zich maar al te goed voorstellen hoe Angela een paar verpleegkundigen zou horen praten over haar man en de bezorgde belster.
Buiten adem nam ze de hoorn van de haak. Nog voordat ze iets kon zeggen, zei een mannenstem die ze niet herkende: 'Hallo? Met wie spreek ik?'
'Met mevrouw Ballantyne,' antwoordde ze, geïrriteerd door de gewichtig klinkende stem aan de andere kant van de lijn. 'En met wie spreek ik?'
'Mijn naam is Victor Blackmore en ik bel over de schrijfcursus. Ik zou graag wat meer bijzonderheden willen hebben. Is het een serieuze cursus, of alleen maar een excuus voor mensen om bij elkaar te komen om bij eindeloze koppen koffie te gaan zitten kletsen?'
'Er zal zeker koffie zijn voor mensen die daar zin in hebben,' zei ze koeltjes, omdat ze instinctief wist dat deze man geen aanwinst voor Verborgen Talent zou zijn, 'en er zal ongetwijfeld een levendige uitwisseling plaatsvinden van standpunten en meningen. Dat is tenslotte gedeeltelijk de taak van een schrijfgroep. Ik denk dat ik veilig kan stellen dat het zo serieus wordt als de leden willen.'
'Hmm... En wat kunt u me vertellen over de andere mensen die zich hebben opgegeven? Ik wil niet te maken krijgen met excentriekelingen die hun tijd zitten te verdoen.'
Nijdig zei Dulcie: 'Ik geloof niet dat dat een eerlijke vraag is, meneer Blackmere. Dat hangt er maar van af wat u onder "excentriekeling" verstaat.'
'Blackmóre. Victor Blackmóre. Misschien moet ik dat even verduidelijken. Ik werk aan een roman en ik wil graag een deskundige evaluatie. Wat zijn uw kwalificaties als docent?'
Het werd tijd dat ze van deze vreselijke man af kwam. Dulcie wilde hem onder geen beding bij Verborgen Talent hebben. 'Ik heb geen enkele kwalificatie, meneer Blackmóre. Het lijkt me dat ons groepje echt niets voor u is. We beginnen helemaal onderaan, bij het allereerste begin, en u bent duidelijk al een heel eind op weg. Hebt u eraan gedacht om uw roman aan een uitgever voor te leggen voor een professionele evaluatie?'
'Uitgevers! Wat weten die er nou van?'
Dus die route had hij al bewandeld en zijn werk was afgewezen. Ze besloot dat ze maar beter ferm tegen hem kon zijn. 'O, hemel, ik moet ophangen, er is iemand aan de deur. Tot ziens, meneer Blackmóre, ik hoop dat u vindt wat u zoekt. Veel geluk met uw schrijven.' Ze legde met een glimlach neer. Het was haar eerste glimlach in dagen en het voelde goed aan. Ze stelde zich voor hoe ze Richard over deze vreselijke man zou vertellen en zag hen al samen lachen. Ze vond het heerlijk als Richard lachte; dan was aan zijn gezicht te zien hoe licht van geest hij was.
Toen ze weer in de tuin was, ging ze door met bladeren harken. Er zat regen in de lucht, maar ze ging toch door, en algauw was ze warm van inspanning. Ze wilde net met de volle kruiwagen naar de composthoop gaan, toen de telefoon weer ging.
Ze werd hier te oud voor, dacht ze, toen ze in de keuken naar adem stond te happen voordat ze opnam. Ze moest zo'n draadloos toestel hebben als Richard al zo vaak had voorgesteld.
'Mevrouw Ballantyne? Nog even met Victor Blackmóre.'
De moed zonk haar in de schoenen.
'Ik wilde nog een paar dingen met u doornemen.'
'Wil dat zeggen dat u meedoet?'
'Laten we zeggen dat ik het wil proberen om te kijken hoe het bevalt. Goed dan, wat wordt de opzet?'
'De opzet?'
'Ik neem aan dat u erover hebt nagedacht? Als de lessen geen volgorde of structuur hebben, zie ik niet hoe ze effect kunnen hebben. Neem maar van mij aan dat het dan één grote chaos wordt. Ik heb jaren managementervaring, dus ik weet waar ik het over heb. Hoeveel rekent u?'
'Enkel een symbolisch bedrag voor koffie met een koekje. Ik dacht dat een pond niet onredelijk zou zijn.'
Een kwartier later, toen haar geduld begon op te raken, lukte het Dulcie om van hem af te komen. Was ze maar nooit op het idee gekomen om een schrijfgroep te beginnen. Hoe had ze het kunnen bedenken? Stel dat er nog meer van zulke mensen wilden meedoen? Tot dusver was Victor Blackmóre de derde die zich voor Verborgen Talent had opgegeven - er hadden wel mensen geïnformeerd, maar die waren meer op zoek geweest naar iets voor overdag. 'Ik vrees dat onze bijeenkomsten 's avonds zullen zijn,' had ze gezegd. 'Anders kunnen werkende mensen niet meedoen.' Ze had ook niet met een groep willen komen te zitten die alleen uit gepensioneerden of jonge moeders bestond die misschien haastig weg moesten om ergens een kindje op te halen. Sommige vragenstellers waren verbaasd geweest dat de groep niet in een openbare ruimte bij elkaar zou komen, en ook dit had Dulcie expres gedaan. De grootte van de groep was belangrijk. Als hij te groot was, zouden mensen geen kans krijgen om hun werk voor te lezen en zouden ze zich buitengesloten voelen. In een kleine groep zouden mensen zich kunnen ontspannen en als ze elkaar eenmaal vertrouwden, zouden ze zich openhartiger uiten - heel belangrijk, wilden de broze kiemen van creativiteit ontluiken.
Het goot inmiddels van de regen. Dulcie gaf haar voornemen om in de tuin door te gaan op en besloot te gaan schrijven. Wat inhield dat ze een kop thee nodig had om op gang te komen. Met een paar koekjes.
Ze nam het blad mee naar haar werkkamer, die net als de keuken uitkeek op de tuin. De vorige eigenaars van Bloom Street 18 - een
Georgian huis in het centrum van Maywood - hadden deze kamer als eetkamer gebruikt, maar Dulcie had meteen geweten dat het haar werkkamer zou worden. Hij was prachtig van vorm en heel elegant. Ze had de muren zelf gesausd, roomwit, en ze had een diepblauw tapijt gekozen voor een scherp, maar klassiek contrast. Hopeloos onpraktisch, je zag er elk stofje op, maar ze vond het prachtig. Ze zette het blad op haar bureau, dat voor het schuifraam stond. En omdat het zo donker was geworden, deed ze de lamp aan en stak de haard aan. Ze had eerder die ochtend de as opgeruimd, ze hoefde dus alleen maar een lucifer bij de aanmaakhoutjes en de verfrommelde krant te houden.
Binnen een paar minuten had ze een pen ter hand genomen en zat ze door te lezen wat ze had geschreven voordat Richard zijn hartaanval had gekregen. Toen ze die onbehouwen Blackmóre had verteld dat ze geen kwalificaties had om een schrijfcursus te geven, had ze de waarheid een beetje geweld aangedaan. Ze had al jaren bescheiden succes met het schrijven van korte verhalen voor tijdschriften. Ze had zelfs af en toe een prijs gekregen voor haar literaire inspanningen. En een hele tijd geleden, voordat ze in Maywood was komen wonen, was ze lid geweest van een schrijfgroep, al had ze er zelf nooit een geleid. Maar niets van dit alles zou natuurlijk indruk maken op Victor Blackmóre. Alleen Salman Rushdie als docent zou op een omhooggevallen sufferd als hij indruk hebben gemaakt.
Ze had altijd al geschreven, als kind al, maar had het nooit als meer dan een hobby beschouwd. Ze had met woorden gespeeld - zoals anderen squash of tennis speelden omdat ze dat leuk vonden - en ze over het papier laten stuiteren tot ze precies het juiste patroon vormden. Het schonk een diepe bevrediging. Maar het was een hobby geweest waar ze zich niet altijd aan had kunnen wijden. Het huwelijk en haar kinderen waren op de eerste plaats gekomen, maar toen Kate en Andrew de deur uit waren, had ze er meer tijd aan kunnen besteden. Voor die tijd, en toen de kinderen nog klein waren, had ze haar man bijna zes jaar verpleegd, tot zijn dood. De ziekte van Parkinson had hem chronisch invalide gemaakt, maar hij had die slopende ziekte met grote waardigheid gedragen. Helaas was hij arts geweest, en hij had dus beter dan wie ook geweten wat hem te wachten stond. Ze zou nooit vergeten hoe dapper hij was geweest, of hoe hij zijn best had gedaan om de effecten van zijn ziekte op hen als gezin te verzachten. Kate en Andrew waren geweldig geweest en hadden het heel normaal gevonden. Voor hen was hij gewoon hun oude vader gebleven en ze hadden zijn beperkingen geaccepteerd. In hun ogen was het onbelangrijk dat hij geen balletje met hen kon trappen in de tuin: hij kon immers voorlezen, met hun huiswerk helpen, of schaken. Toen zijn handen te veel waren gaan trillen, hadden ze naar zijn ogen gekeken om te zien welk stuk ze voor hem moesten verschuiven.
Toch was zijn dood een verpletterende klap geweest. De kinderen en zij waren er zo aan gewend geraakt dat hij altijd ziek was dat ze zich er op de een of andere manier van hadden overtuigd dat het altijd zo door zou blijven gaan. Zijn heengaan had voor een akelige leegte in hun leven gezorgd, vooral in het hare. Dulcie had geweten dat ze iets positiefs moest doen, dus was ze met de kinderen van Zuid-Manchester naar Maywood verhuisd om een nieuwe start te maken en dichter bij haar beste vriendinnen, Prue en Maureen, te zijn. Een tijdje was ze druk in de weer geweest met het inrichten van hun prachtige nieuwe huis aan Bloom Street, maar ze besefte algauw het gevaar van te veel vrije tijd en besloot haar eigen bedrijf te beginnen, een verhuisservice. Daar liep ze al een tijdje mee rond.
Vele jaren later, toen ze op het punt stond om het bedrijf te verkopen en met pensioen te gaan, had ze Richard ontmoet. Een bedrijfsverhuizing van Wiltshire naar Cheshire bracht hem en zijn vrouw in contact met Home from Home - de naam was Kates idee geweest. Aanvankelijk had Dulcie met Angela te maken gehad, die duidelijk liet merken dat ze met tegenzin naar het noorden verhuisde. 'Mijn vrienden en familie wonen allemaal in Wiltshire,' had Angela over de telefoon gejammerd. 'Ik weet niet wat ik zonder hen moet.' Ze sprong van de hak op de tak en Dulcie had moeite moeten doen om haar cliënte bij de les te houden. 'We willen niet iets moderns, of iets waar veel aan gedaan moet worden. O, en niet iets met van die akelige dubbele kunststof ramen. Ik heb ooit een programma op tv gezien waarin een gezin bij een brand omkwam omdat ze geen raam konden inslaan om te ontsnappen. Dat was afschuwelijk. Drie kinderen. Allemaal dood. Een stuk weiland zou prettig zijn. We willen buiten wonen - had ik dat al gezegd? Vast wel, want ik kan er niet tegen om me opgesloten te voelen. Ik heb nooit ergens anders gewoond dan buiten. We hebben vijf slaapkamers nodig en minstens twee badkamers. We hebben volwassen kinderen en die zullen geregeld willen komen, en we hebben er nog twee thuis, Christopher en Nicholas. Ik zal uw hulp nodig hebben om een geschikte school voor hen te vinden.'
'En in welke prijsklasse?' had Dulcie gevraagd, terwijl ze aantekeningen maakte van al deze vereisten en zich tegelijk in gedachten een beeld vormde van haar cliënte: ze voorzag een lang traject. 'Ik moet u wel waarschuwen dat de huizenprijzen rond Maywood nagenoeg vergelijkbaar zijn met die in het zuiden van Engeland,' had ze er tactvol aan toegevoegd.
'O ja? Nou, dat regelt mijn man allemaal wel. Intussen kunt u me misschien vast bijzonderheden sturen van wat u in portefeuille hebt, dan kunnen we komen kijken.'
Twee weken later, toen Dulcie een hele rits afspraken had gemaakt om huizen te gaan bekijken, reed ze naar het Maywood Grange Hotel aan de rand van de stad om haar cliënten te ontmoeten. Richard Cavanagh zat op haar te wachten in de foyer van het hotel. Hij was de kruiswoordpuzzel in The Times aan het invullen, met zijn benen over elkaar, zijn vulpen half in de lucht en zijn kin geheven terwijl hij worstelde met een aanwijzing. Hij had haar niet zien aankomen en toen ze zei: 'Meneer Cavanagh?', schrok hij op. 'Sorry,' zei ze verontschuldigend, 'ik wilde u niet aan het schrikken maken.' Ze stak haar hand uit. 'Dulcie Ballantyne.'
Hij legde zijn pen en de krant neer, kwam overeind, liet zijn schildpadbril in het borstzakje van zijn colbert glijden en schudde haar hartelijk de hand. 'Zeg maar Richard. Maar hoe wist je dat ik het was?'
Ze keek naar de salontafel waarop een open map lag met een aantal bijzonderheden over huizen. 'Ze noemen me niet voor niets Miss Marple.'
Hij glimlachte. 'Wil je koffie voordat we aan de slag gaan?'
Ze keek op haar horloge. 'Ja, graag, al moet het wel vlug. Onze eerste afspraak is om elf uur.'
'Alle tijd om er even bij te gaan zitten dus.' Hij gebaarde naar de bank waarop hij had gezeten en nam zelf een harde, rechte stoel. Ze voelde zijn lichaamswarmte in de kussens toen ze ging zitten en keek hoe hij de aandacht van een jonge serveerster trok. Hij was ouder dan ze had gedacht, maar op een aantrekkelijke manier. Hij had blauwe ogen en zilvergrijs haar; het krulde jongensachtig in zijn nek en zag er goed uit tegen het donkerblauw van zijn overhemd. Hij gaf haar een kop koffie aan. 'Mijn vrouw laat zich verontschuldigen. Onze jongste heeft waterpokken en ze wilde hem niet aan een ander overlaten.'
In de loop van de dag - toen ze zes huizen hadden bekeken - kwam Dulcie heel wat over Richard Cavanagh te weten. Hij was charmant en gevat, duidelijk over wat hij wel en niet in een huis wilde, en hij bleek een ontzettend aardige man. Het zou overdreven zijn geweest om te zeggen dat ze weg van hem was, maar ze voelde zich beslist tot hem aangetrokken.
Maar - en dat was een enorm maar - hij was getrouwd, en dus verboden. Einde verhaal. Getrouwde mannen moesten tot elke prijs worden vermeden.
Toch liet ze zich door hem inpakken. Hij vroeg haar die avond met hem te gaan eten. 'Doe het me niet aan dat ik alleen moet eten,' zei hij. 'Dan zit iedereen medelijden met me te hebben.'
'Onzin! Dan komen alle serveersters aanhollen om je zoet te houden.'
'Ik heb liever dat jij me zoet houdt.'
Ze zaten in haar auto op het parkeerterrein van het hotel, en hij had zich naar haar toe gedraaid toen hij dit zei, met een blik die even openhartig was als zijn woorden.
Ze gaf geen antwoord, maar dat hoefde ook niet. Hij wist dat ze op de uitnodiging zou ingaan, zoals ook zij wist wat de gevolgen zouden zijn.
Dat was drie jaar geleden, en nu hield ze van een man die... die, voorzover ze wist, wel dood kon zijn.Ze legde haar pen neer - een vulpen die Richard haar had gegeven toen ze elkaar een jaar kenden - en liet haar hoofd in haar handen zakken. Het ging niet. Ze móést het gewoon weten. Ze zette haar leesbril af en liep naar de keuken, waar ze het telefoonnummer van het ziekenhuis op het prikbord naast de telefoon had geprikt. Ze was de kamer bijna uit toen de telefoon op haar bureau overging. Dat zou die vervelende Victor Blackmóre wel weer zijn, die wilde weten wat voor soort koffie ze zou schenken.
Maar ze had het mis. Het was Richard. Ze zakte neer op haar stoel en bij het heerlijke geluid van zijn stem barstte ze in tranen uit.
'Dulcie?'
'O, Richard, ik ben zo bang geweest. Ik ging al bijna geloven dat je dood was.' De tranen waren van opluchting.
'Stil maar, schat, het gaat uitstekend met me. Nou ja, uitstekend voor een man die herstellende is van zijn eerste hartaanval. Ik mocht vandaag de telefoon gebruiken, wat ik een positief teken vind. Ik zit niet meer aan van alles vast, dus zal ik het ergste wel achter de rug hebben. O, Dulcie, het spijt me zo dat je dit hebt moeten doormaken. Red je het een beetje?'
'Nou, niet slecht voor een maîtresse wier minnaar net zijn eerste hartaanval heeft gehad.'
'Zo moet je niet praten. Je weet wat een vreselijk woord ik dat vind. Je bent mijn maîtresse niet, je bent mijn geliefde. O, verdorie, ik kan niet langer praten, ik moet zo dadelijk nog meer onderzoeken ondergaan en ik zie een hele horde verpleegkundigen en artsen in opleiding mijn kant uit komen. Ik bel je zo gauw mogelijk weer. Ik hou van je, Dulcie.'
'Ik hou ook van jou. Pas goed op jezelf.'
'Jij ook.'
Toen Dulcie had neergelegd, ging ze naar buiten, waar ze met opgeheven gezicht in de regen ging staan. Het was het idiootste wat ze kon bedenken. Ze was zo ongelooflijk blij dat ze iets volslagen krankzinnigs moest doen. Pas toen ze doornat was, ging ze weer naar binnen.