58

Toen Jan weer op de Boskliniek kwam, hoorde hij in de centrale hal zijn naam roepen. Het was Norbert Rauh, die haastig op hem afkwam.

‘Jan! Goed dat je er bent. Ik moet je spreken.’

‘Ja? Dat komt dan goed uit.’

‘Ik heb gehoord van de zelfmoordpoging van die kennis van je,’ ging Rauh met een zachte stem verder. ‘Hoe is het met haar?’

Onwillekeurig balde Jan zijn vuisten. ‘Als je soms dacht dat je hiermee wegkomt, Rauh, dan vergis je je.’ Hij pakte de arts met een ijzeren greep vast.

‘Jan, wat heb je?’

‘Wat ik heb?’ ging Jan tekeer. ‘Je vraagt mij wat ik heb?’

Er kwam een verpleegster langs die Jan met een verwijtende blik aankeek. Jan knikte haar toe en liet zijn stem dalen toen hij verder praatte. ‘Ik weet niet hoe je Carla zover hebt gekregen dat ze dit gedaan heeft, maar ze heeft je herkend.’

‘Hè?’ Rauh keek hem verbaasd aan en maakte zich los uit Jans greep. ‘Waar heb je het verdomme over? Je dacht toch niet dat ik…’

‘En of ik dat denk! Nathalie Köppler was jouw patiënt en na wat er vannacht met Carla is gebeurd, staat haar mysterieuze zelfmoord in een heel ander licht. Wat doe je eigenlijk met je slachtoffers? Hypnotiseer je hen?’

Een spottende lach schoot over Rauhs gezicht. ‘Je fantasie gaat met je op de loop, Jan. Geloof je nou serieus dat je iemand door hypnose tot zelfmoord kunt dwingen? Het spijt me wel, maar dat is gewoon onzin.’

‘Ik weet niet hoe je het hebt gedaan,’ zei Jan, niet van zijn stuk gebracht. ‘Waarschijnlijk heb je daar verdovende middelen bij gebruikt. Maar dat doet er niet toe. Het staat vast dat je er een verdomd goeie reden voor had.’

‘O ja?’

‘Nathalie Köppler is zwanger geraakt tijdens haar verblijf hier.’

‘Zwanger?’ Rauh leek werkelijk perplex te staan.

‘Je wilde het verdoezelen en hebt haar net zo lang beïnvloed tot ze van die brug sprong,’ ging Jan verder. ‘Maar daarmee was de zaak nog niet afgedaan, want een paar mensen begonnen lastige vragen te stellen.’

‘Jij, bijvoorbeeld.’

Jan knikte. ‘Maar niet alleen ik. Hieronymus Liebwerk merkte in het archief dingen op die niet klopten en Rudolf Marenburg liet je ook niet met rust omdat hij ervan overtuigd was dat je iets met de dood van zijn dochter te maken had. Dus probeerde je ze allebei om zeep te brengen.’

‘Dat zijn ernstige beschuldigingen, Jan. Weet je wel wat je daar zegt?’

‘En toen kwam Carla,’ zei Jan, zonder daarop in te gaan. ‘Je hebt haar betrapt toen ze in je documenten snuffelde. Dat was haar doodvonnis. Maar helaas is je moordpoging mislukt, net als bij Marenburg. Die zal het ook redden.’

Rauh keek Jan ernstig aan. ‘Mag ik ook even wat zeggen?’

‘Jawel.’

Rauh haalde diep adem. ‘Je staat onder zware emotionele druk, Jan, en daarom zal ik je ongegronde beschuldigingen voor deze keer door de vingers zien. Ik kan me goed voorstellen dat de gebeurtenissen van de afgelopen dagen je sterk aangrijpen.’

‘Je dwaalt af.’

Rauh glimlachte vermoeid. ‘Je vergist je, Jan. Ik heb niets met die hele toestand te maken. Toen Marenburg werd overvallen, was ik aan het andere eind van de stad. De man van de landmeetkundige dienst zal dat zo kunnen bevestigen. En voor afgelopen nacht is er ook een getuige die kan bevestigen dat ik niet eens in de buurt van de kliniek ben geweest. Als je wilt, geef ik je graag haar naam. Ik wil je alleen verzoeken de kwestie discreet te behandelen, ja?’

‘En dat moet ik geloven?’

‘Het is de waarheid, Jan,’ zei Rauh met klem, en Jan moest toegeven dat het tamelijk overtuigend klonk. Had hij zich dan echt vergist? En Carla ook?

‘En dan wilde ik het nu graag hebben over de reden waarom ik jou wilde spreken,’ ging Rauh verder. ‘Dat bezoek aan de landmeetkundige dienst had met jou te maken. Preciezer gezegd, met de verdwijning van je broer.’

‘Hou toch op,’ zei Jan. ‘Je geeft me je alibi’s en daar moet de zaak dan mee zijn afgedaan?’

Rauh haalde zijn schouders op. ‘Als je denkt dat ik ergens schuldig aan ben – alsjeblieft, haal de politie er dan vooral bij.’ Hij stak zijn handen op alsof hij zich overgaf. ‘Toe maar, ik wacht hier wel.’

Hij leek het serieus te menen.

Jan keek Rauh besluiteloos aan. Toen zette hij zich eroverheen. ‘Goed, wat heb je gevonden?’

Rauh liet zijn handen zakken. ‘In alle eerlijkheid, ik weet het niet zeker, maar ik heb een vermoeden waar je vader destijds naartoe onderweg was.’

‘Een vermoeden?’

Rauh sloeg zijn armen over elkaar. ‘Het is me te binnen geschoten wat een jager me lang geleden heeft verteld. Wist je dat een deel van het bos in de buurt van de parkeerplaats vroeger van de Wagners was?’

‘Je bedoelt Alfred Wagner?’

Rauh knikte. ‘Preciezer gezegd zijn vader, Hartmut. Kort na de oorlog heeft hij dat stuk bos voor een habbekrats kunnen kopen, zoals ze zeggen.’

‘De onderaardsen,’ mompelde Jan.

‘Pardon?’

‘Ik herinner me alleen dat Alfred het over de onderaardsen had. Misschien…’

In de ogen van Rauh leek iets te flitsen. Hij klopte Jan op zijn schouder. ‘Ga mee, dan laat ik het je zien. We gaan gewoon door met de behandeling op de plek van het gebeuren en doen een beetje onderzoek. Wat denk je daarvan?’

Jan stapte naar achteren. Carla’s waarschuwing schoot hem weer te binnen.

Gevaar.

‘Vertrouw je me niet?’

‘Het zou een val kunnen zijn,’ gaf Jan onomwonden toe.

‘Ja, natuurlijk,’ zei Rauh. ‘Ik zou je het bos in kunnen lokken en je daar af kunnen maken.’

‘Wie weet.’

‘Dan moet je toch maar de politie roepen,’ zei Rauh glimlachend. ‘En zodra mijn alibi’s zijn bevestigd, maken we ons uitstapje. Afgesproken?’

De spottende ondertoon waarmee Rauh tegen hem praatte beviel Jan niet. Alsof hij tegen een klein kind praatte of een psychiatrische patiënt.

‘Nou, wat denk je ervan?’

‘Misschien maak ik nu een grote fout,’ zei Jan.

Hij pakte zijn mobiele telefoon en drukte op de snelkiestoets. Konni nam meteen op. Jan vertelde hem precies waar hij met Rauh naartoe ging en dat hij de politie moest waarschuwen als ze niet binnen een uur terug waren.

‘Heel verstandig,’ zei Rauh, en hij knikte. ‘Als je het goed vindt, nemen we mijn auto. Kom mee, we hebben geen tijd te verliezen. Anders redden we het niet binnen een uur.’