44
Een jonge, bleke verpleegster, die volgens haar naambordje Sabine heette, begeleidde Carla door het trappenhuis naar de kelderverdieping van afdeling 12.
Ze gingen een kamer in waar Carla versteld van stond. De muren waren helemaal rood en op de even rode vloer klonken hun voetstappen alsof ze op fluweel liepen.
‘Dokter Rauh komt dadelijk bij u,’ zei de verpleegster en wees op de drie zitmeubels in de kamer – een bank, een leunstoel en een gewone houten stoel.
‘Gaat u zitten, alstublieft.’
Carla ging op de stoel zitten.
Sabine glimlachte naar haar, legde de door Jan opgestelde doorverwijzing op het lage tafeltje en liep zonder verder iets te zeggen de vreemde kamer uit.
De kamer wekte een claustrofobisch gevoel bij Carla op. Hoewel de ruimte behoorlijk groot was en spartaans ingericht, had ze het gevoel dat ze nauwelijks kon ademen.
Misschien was het de rode kleur, die haar aan iets organisch deed denken. Aan een muil die haar dreigde te verslinden.
Zou Nathalie zich hier ook zo onbehaaglijk hebben gevoeld? Nathalie had vooral van volle kleuren gehouden en de muren in haar huis waren diep abrikooskleurig geschilderd. Maar het rood van deze kamer was haar vast niet bevallen. Wat zou die dokter Rauh met zo’n kamer van plan zijn?
Zo stel ik me nou net een kamer in een bordeel voor, dacht Carla en ze onderdrukte een zenuwachtig giechelen. Het ontbreekt alleen nog maar aan gedempt licht en de geur van musk.
Weliswaar hing ook hier een geur in de lucht – een geur die haar deed denken aan een fruitschaal – maar die was nauwelijks waarneembaar. Alles wat je hier zag leek onderhuids tot je bewustzijn door te dringen.
Waarschijnlijk was de ruimte daarom ook zo onaangenaam. De ruimte was op de een of andere manier… nou ja, gluiperig. Alsof de kamer haar op een achterbakse manier geheimen wilde ontlokken.
Zou Nathalie hier over haar geheimen hebben verteld? Ze had het nooit over deze kamer gehad. Ze had maar weinig verteld over wat ze in de kliniek met haar hadden gedaan.
Carla vond het moeilijk voorstelbaar dat Nathalie in deze omgeving en nota bene met een man had gepraat over dingen die ze Carla alleen als vriendin en onder vier ogen had gezegd. Maar misschien vergiste ze zich. Als je deze ruimte op je liet inwerken dan was het ergens alsof je een affaire aanging, die vervolgens zelf een geheim werd omdat je er met niemand anders over wilde praten. Een affaire op het niveau van de ziel.
Was dat wat Nathalie had bedoeld met de ‘demon’? Iets wat Carla’s collega’s van de boulevardpers misschien een ‘mindfuck’ zouden hebben genoemd?
Maar daar werd je niet zwanger van.
Op dat ogenblik werd er zacht geklopt en een man kwam de kamer binnen. Hij moest al ver over de vijftig zijn, maar hij zag er nog goed uit voor zijn leeftijd. Een afgetraind lichaam, verzorgd uiterlijk en kleren die je alleen vond in selecte herenkledingzaken.
De vrouwen zouden wel een zwak voor hem hebben, dacht Carla, want hoewel hij er wat ijdel uitzag, leek hij toch niet het type te zijn van de snelle jongen die zijn cabrio voor de deur van het café parkeert.
Toen de man haar zag, stokte hij in zijn beweging. Carla had kunnen zweren dat hij een tikje bleker werd. Maar toen herstelde hij zich weer. Hij pakte Jans doorverwijzing van de tafel.
‘Mevrouw Weller? Mijn naam is Rauh,’ zei hij. Hij had een prettige, bijna betoverende stem. Met een zacht, warm timbre.
Ze stond op en gaf hem een hand. Hij gaf een stevige hand terug, alleen waren zijn handen licht vochtig.
‘Gaat u toch zitten, alstublieft,’ zei hij peinzend.
Ze gingen zitten, Rauh in de leunstoel, Carla op de gewone stoel. Ze kreeg de indruk dat hij dat niet de goede plek vond. Rauh keek de verwijzing grondig door, legde hem terug op tafel en glimlachte tegen Carla.
‘Zoals ik zie bent u door mijn collega dokter Forstner naar mij doorgestuurd.’
‘Hij dacht dat ik bij u in goede handen zou zijn.’
‘Het is me een eer.’ Nog steeds glimlachte Rauh, maar Carla merkte dat hij haar intussen in zich opnam.
‘Waarom wil hij u niet zelf behandelen?’
‘Dat kunt u uw collega beter zelf vragen.’
‘Dat zal ik doen. Maar misschien kunt u me eerst even vertellen waarom u hier bent.’
‘Mijn beste vriendin is dood,’ zei Carla, en ze liet zich geen van zijn reacties ontgaan.
Rauh knikte en keek haar meelevend aan. ‘En u hebt het daar moeilijk mee.’
‘Ja.’
‘Vandaar uw poging om haar achterna te gaan?’
Carla bekeek de verbanden om haar polsen. ‘Ja.’
‘Nee,’ Rauh knikte naar de verbanden, ‘ik heb het niet over uw zelfmoordpoging. Ik bedoel uw verschijning hier.’
Carla voelde het bloed naar haar hoofd schieten.
‘U wilde zien hoe ik op de gelijkenis zou reageren,’ voegde Rauh eraan toe. ‘En u bent hier omdat u denkt dat ik weet waarom mevrouw Köppler zich zo plotseling van het leven heeft beroofd, niet waar?’
Touché, schoot het Carla door het hoofd. Je hebt hem overrompeld, nu probeert hij hetzelfde.
‘Weet u dat dan?’
Nogmaals glimlachte Rauh, maar deze keer leek het nog onechter dan eerst.
‘Het gaat er toch in de eerste plaats om wat ú ervan denkt te weten. Daar moeten we het over hebben.’
‘Nou, ik denk dat u de reden weet waarom Nathalie zelfmoord heeft gepleegd,’ zei Carla met eenzelfde rustige stem.
‘Aha,’ zei Rauh. Zijn glimlach verdween.
‘En ik denk dat die reden iets met deze kliniek te maken heeft.’
Achter het voorhoofd van de arts leek iets te gebeuren. Het kon onzekerheid zijn, maar evengoed ook ergernis over de beschuldiging.
‘U zoekt dus een schuldige?’
Carla haalde haar schouders op. ‘Als u het zo stelt, ja.’
‘En ik ben uw hoofdverdachte?’
‘Wie weet,’ antwoordde ze, en ze merkte een geërgerde fonkeling in zijn blik op.
‘Waar moet het naartoe met dit gesprek , mevrouw Weller?’ ‘De waarheid?’ Carla keek de arts strak aan.
‘De waarheid zoals u die wilt horen?’ Rauhs stem werd luider. ‘Ik ben bang dat u een andere waarheid niet zou accepteren.’
‘Dat hangt ervan af. Doe eens een poging.’
‘Goed,’ zuchtte Rauh met een ongeduldig gebaar. ‘De waarheid is dat een voormalige patiënte, die aan een ernstige angststoornis leed, een paar dagen geleden zelfmoord heeft gepleegd. Een andere waarheid is, dat haar vriendin nu denkt dat ik daar verantwoordelijk voor ben. Ze is daar zelfs zozeer van overtuigd dat ze zich in haar armen snijdt om ook voor behandeling in deze kliniek te worden opgenomen. Ze verkleedt zich als dubbelganger en haalt een andere arts over haar naar mij door te verwijzen, in de hoop dat ik haar precies hetzelfde aandoe wat ik haar vriendin aangedaan heb. Wat ze zich daarbij ook heeft voorgesteld dat dat zou kunnen zijn geweest. Dat, mijn beste mevrouw Weller, zou de waarheid zijn die u graag zou horen.’
‘En wat heeft u Nathalie dan aangedaan?’ vroeg Carla.
Rauh rekte zijn hals, ademde diep en keek haar weer aan. ‘Ik heb met haar gepraat. Zoals ik nu ook met u praat. Ik heb naar haar angsten geluisterd.’
‘Ze zou u nooit over haar angsten hebben verteld.’
Rauh glimlachte op een aanmatigende manier waar Carla van walgde.
‘Klinkt daar niet een beetje jaloezie in door? Hoe komt u erbij dat dat niet kan zijn gebeurd?’
‘Omdat ik Nathalie heb gekend,’ zei ze, scherper dan de bedoeling was. ‘Beter dan wie ook.’
‘O ja?’ Rauh tilde een wenkbrauw op. Hij leek geamuseerd. ‘Dan zou u ook moeten hebben voorzien dat mevrouw Köppler bij ons eerste gesprek niet op die stoel ging zitten.’
‘De stoel? Wat doet dat er toe?’
‘Meer dan u denkt, mevrouw Weller.’
Met een soepele beweging stond Rauh op van zijn fauteuil. Hij liep naar de deur en deed die open.
‘U kunt beter gaan,’ zei hij, op dezelfde kalme toon waarmee hij haar had verwelkomd.
‘Gooit u me eruit?’
‘Ik denk dat het beter is om onze sessie voor vandaag hiermee af te sluiten. Komt u maar terug als u serieus in een behandeling bent geïnteresseerd. En dat zou ik u dringend willen adviseren. Anders moet u uw opname in de kliniek nog maar eens overdenken.’
Carla stond op. ‘U heeft me nog geen duidelijk antwoord gegeven.’
‘Over mevrouw Köppler zal ik u verder geen informatie geven,’ zei Rauh nors. ‘Mijn zwijgplicht verbiedt mij dat. En die plicht geldt ook na de dood van mijn patiënte. O, mevrouw Weller, ik zou u nog iets willen vragen.’
‘Ja?’
‘Kent u ene Rudolf Marenburg?’
Carla werd zo door de vraag overvallen, dat ze er niet meteen antwoord op kon geven.
Rauh knikte kort en deed de deur achter haar dicht.