30

Vele jaren lang had de Boskliniek door het kweken van sla en andere groenten deels in het eigen onderhoud voorzien, maar in lijn met alomtegenwoordige bezuinigingen had men een groot deel van de kwekerij moeten afstoten. Nu stonden zes van de negen kassen leeg, ten prooi aan verval. De andere drie deden in het voorjaar en de zomer dienst bij de arbeidstherapie. Nu, in november, was dit de beste plek voor een discrete ontmoeting in de pauze tussen twee sessies.

Toen Jan op de afgesproken plaats aankwam, zat Carla daar op een klapstoeltje lusteloos op een mueslireep te knabbelen en afwezig naar de lege groentebedden te staren. Naast haar zat Ralf in kleermakerszit op de tafel waaraan patiënten binnenkort weer kerststukjes zouden maken. Zodra ze Jan zagen, kwamen ze overeind.

‘En? Heb je die Hesse gesproken?’ vroeg Carla, en ze gooide het restje van haar mueslireep in een roestige vuilnisemmer.

‘Ja, dat heb ik.’

Jan keek even met een onderzoekende blik naar Ralf. Hij zag er beter uit, al stond het verdriet nog op zijn gezicht te lezen.

‘Vertel dan,’ drong Carla aan. ‘Wat zei hij?’

‘Ze was ziek, hè,’ zei Ralf met een strak gezicht. ‘Kanker of zoiets. Voor minder spring je toch niet van de brug.’

Jan schudde zijn hoofd. ‘Nee, Ralf. Nathalie was niet ziek.’ Hij wierp een snelle blik op Carla, die hem vragend aankeek. ‘Het spijt me erg, Ralf, maar de waarheid is nogal pijnlijk.’

‘Nou, vertel dan, erger kan het niet meer worden.’

‘Dat vraag ik me af.’ Jan zuchtte diep. ‘Ze was zwanger.’

Ralf keek hem volkomen van zijn stuk gebracht aan. ‘Zwanger?’ ‘Ja.’

‘Dat meen je niet, hè?’

‘Helaas wel.’

Ralf werd even wit als de plastic zak aarde die naast hem op de grond lag.

‘Maar…’ Carla keek radeloos van de een naar de ander. ‘Je hebt toch gezegd dat jullie niet…’

‘Nee, dat hébben we ook niet!’ schreeuwde Ralf. Met gebalde vuisten keek hij Jan aan. ‘Ze kán niet zwanger zijn geweest. Dat is volkomen flauwekul.’

‘Helemaal niet,’ zei Jan kalm. ‘Alle tests waren positief.’

Met een schreeuw trapte Ralf tegen de plastic zak. Die scheurde open, donkere aarde liep over de stenen vloer.

‘Kalm, jongen, kalm.’ Jan pakte Ralf bij zijn arm en draaide hem zo dat ze elkaar konden aankijken. ‘Je moet je beheersen, hoor je me?’

‘Ik kan het gewoon niet geloven,’ snikte Ralf en hij maakte zich los uit Jans greep. ‘Het kán niet, begrijp je? Nathalie en ik zijn nooit met elkaar naar bed geweest. Ze wás nog niet zo ver…’

Carla keek Jan aan alsof ze hoopte dat hij een oplossing wist.

Een tijdje heerste er een beklemmend zwijgen in de kas. Je hoorde alleen de ijzige wind, die door de kapotte ruiten van het dak floot. Toen Jan de stilte niet langer kon verdragen, sprak hij uit wat ze allemaal leken te denken.

‘Ralf, als het kind niet van jou was, van wie kan het dan zijn geweest?’

Ralf draaide zich om, liep naar de tafel en sloeg erop met zijn vuist. In de hoge glazen ruimte klonk het als een pistoolschot.

‘Hoe moet ik dat weten? Ik kan het nog niet eens geloven.’

‘Zwánger,’ zei Carla, en ze deed haar ogen dicht. ‘Waarom heeft ze daar tegen mij niets over gezegd?’

‘Omdat ze heel lang heeft gedacht dat het aan haar maag lag,’ zei Jan. ‘En toen ze hoorde wat er écht aan de hand was, moet ze ontzettend geschrokken zijn.’

Jan ging naast Ralf staan, die boos naar de kapotte ruit voor hem keek, alsof die er iets aan doen kon.

‘Ik kan me voorstellen dat je gekwetst bent, Ralf.’

‘Natuurlijk. Dat zal wel.’

Jan liet de opmerking van zich af glijden. ‘Was er behalve jij nog iemand anders die Nathalie vertrouwde? Iemand die daar misschien misbruik van heeft gemaakt?’

Ralf schudde zijn hoofd en slaakte een diepe zucht. ‘Niet dat ik weet.’

‘Nee,’ zei ook Carla. ‘Hé joh, ik was haar beste vriendin. Als Nathalie iets met een andere man had gehad, zou ze me er beslist iets over hebben verteld. We hebben het hier in elk geval niet over iemand die ze zou hebben gekend. Stel je voor, wat dat voor haar had betekend.’

Jan, die zich geen raad wist, haalde zijn schouders op. ‘Ik geloof nou eenmaal niet in een onbevlekte ontvangenis…’

‘Misschien heeft Hesse zich vergist met zijn testen,’ zei Ralf. Hij draaide zich om en keek Jan weer aan. In zijn blik glom de vertwijfelde hoop dat dat zou kunnen.

‘Nee, Ralf,’ zei Jan. ‘Geen dokter zou tegen een patiënte zeggen dat ze zwanger was als hij het niet absoluut zeker wist. Nathalie was in de vijfde week en op dat tijdstip zijn zulke tests negenennegentig procent betrouwbaar. Bovendien hebben ze niet alleen een urinetest afgenomen. Als er bij de uitkomsten verschillen waren voorgekomen, dan had mijn collega vast een tweede test aanbevolen.’

Carla keek hem nadenkend aan. ‘Ze was in de vijfde week, zei je?’

‘Ja, hoezo?’

‘Vijf weken voor haar dood was Nathalie nog hier, in de kliniek.’

Ralf keek haar verwijtend aan. ‘Bedoel je dat ze hier iets met een patiënt heeft gehad?’

‘Nou ja, dat zou toch kunnen?’

‘Ze zat op een vrouwenafdeling.’ Er klonk woede door in Ralfs stem.

Carla haalde haar schouders op. ‘Misschien was het iemand van het personeel. Een verpleger. Of een dokter.’

‘Shit!’ siste Ralf. ‘Als ik me alleen maar voorstel dat ze met zo’n witte-jassenman…’ Hij spoog woedend op de grond.

‘Nee,’ zei Jan hoofdschuddend. ‘Dat kan ik me niet voorstellen. Stel je voor! Misbruik binnen een hulpverleningsrelatie. Als je daarop wordt betrapt, Ralf, kom je als dokter nergens meer aan de slag, om maar te zwijgen van de juridische moeilijkheden die je je op de hals haalt.’

‘Kom zeg.’ Ralf maakte een minachtend gebaar. ‘Ik ken genoeg collega’s die alleen maar achter hun pik aan lopen.’

‘O ja? En hebben ze daarom ook met jouw patientes gerotzooid?’ Ralf keek naar de grond. ‘Nee, dat niet.’

‘Nou dan.’

Ralf stak zijn handen in zijn broekzakken en schopte naar de over de grond verstrooide aarde. ‘Toch moet het hier in de kliniek gebeurd zijn.’

‘En als ze is verkracht?’ vroeg Carla. ‘Misschien wel door een van die weirdo’s hier.’

‘Dat lijkt me hoogst onwaarschijnlijk,’ zei Jan. ‘Nadat ze hier was geweest ging het duidelijk beter met haar. Stel je voor wat een verkrachting had aangericht bij iemand met haar trauma. Dat zou ze nooit voor zich hebben kunnen houden en al helemaal niet verdringen.’

‘Maar ze wás zwanger,’ fluisterde Ralf, en zijn gezicht blonk van de tranen.

‘Goed, als je mijn mening als arts wilt horen,’ zei Jan, ‘dan leed Nathalie onder de traumatische voorstelling dat seks en geweld onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Door in therapie te gaan kon ze dat trauma te boven komen. Het ging beter met haar. Waarschijnlijk had ze in de nasleep van haar trauma met wederzijds goedvinden geslachtsgemeenschap met een nog onbekende man, zoals je het juridisch zou zeggen.’

‘Maar je springt toch niet meteen van een brug omdat je zwanger bent,’ snauwde Ralf. ‘En hoe verklaar je dan die kwestie met die demon? De demon is echt – dat zei ze zelf!’

‘De demon,’ zei Jan, en hij maakte een sussend gebaar, ‘de demon was een symbool. Een symbool voor haar angsten, maar ook voor haar schuldgevoelens. Hij kwam alleen als ze ergens naar smachtte waar ze tegelijkertijd ook bang voor was. Ik weet zeker dat ze met die demon haar schuldgevoelens bedoelde. Tegenover jou, maar vooral tegenover zichzelf. Het bericht van haar zwangerschap moet een schok zijn geweest. Ze had iets gedaan wat nog maar heel kort geleden het ergste was wat er voor haar bestond, en dat zou ook nog eens grote gevolgen hebben. Daar was ze niet meer tegen opgewassen. En de omstandigheid dat ze er niet met jou, maar alleen met Carla over wilde praten, lijkt me gelijk te geven, Ralf.’

Carla dacht diep na. Het kostte haar zichtbaar moeite te erkennen dat het alleen maar zo en niet anders kon zijn gebeurd. Maar het leek de enige logische verklaring te zijn.

Ralf had een hand voor zijn gezicht geslagen en deed zijn uiterste best om zijn kalmte te bewaren. Jan liep naar hem toe.

‘Ik denk niet dat Nathalie je wilde bedriegen,’ zei hij zacht. ‘Waarschijnlijk was het iets eenmaligs.’

‘Nathalie zou nooit zomaar met iemand in bed zijn gedoken!’ schreeuwde Ralf.

‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Jan rustig. ‘Toch komt het daarop neer. Nathalie had seks met een andere man. Ze is er zwanger van geworden. Dat zijn de feiten.’

‘Verdomme, Jan, ze heeft zelfmoord gepleegd!’ Weer schopte Ralf met volle kracht tegen de hoop aarde.

‘Maar dat kun je toch niet meer terugdraaien, Ralf. Nathalie heeft de gevolgen van haar daden niet aangekund.’

Carla wreef over haar voorhoofd. ‘Het zou ook anders kunnen zijn gegaan.’

Jan en Ralf keken haar vragend aan.

‘Laten we aannemen dat Nathalie seks had gehad met een van de patiënten,’ zei Carla. ‘Voor haar was het iets eenmaligs. Maar voor die ander was het meer. Hij loopt haar achterna en valt haar lastig. Misschien wel juist op het moment dat ze van Hesse hoort dat ze zwanger is. Dan zou de demon inderdaad een bestaande persoon zijn.’ Ze keken haar allebei met grote ogen aan. ‘Misschien heeft hij haar thuis of aan de telefoon lastiggevallen en deed ze daarom niet open.’

‘Iemand die haar bang maakte en de dood in heeft gedreven,’ maakte Ralf de gedachtegang van Carla af.

Jan schudde zijn hoofd. ‘Ik ben bang dat je je daar een beetje vergaloppeert.’

Ralf haalde verachtelijk zijn neus op. ‘Je wilt ons dus niet helpen om die kerel op te sporen?’

‘Om eerlijk te zijn ben ik er niet van overtuigd dat Nathalie door die kerel werd lastiggevallen, alleen maar omdat ze met hem naar bed was geweest.’

‘Maar de mogelijkheid bestaat,’ zei Carla halsstarrig. ‘En als het zo was, dan is Nathalie niet in haar eentje verantwoordelijk voor haar dood.’

‘En als je je vergist?’ zei Jan. ‘Jullie zoeken iemand die je de schuld kunt geven van haar dood. Dat is begrijpelijk, maar daar wordt Nathalie niet levend van. Ik denk dat het beter is dat je het erbij laat. Met alle respect voor jullie verdriet – probeer vrede te hebben met wat er is gebeurd.’

Carla keek hem spottend aan. ‘O ja? En uitgerekend jij gaat ons dat vertellen?’

Jans gezicht kreeg een duistere uitdrukking. ‘Ik geloof dat ik beter kan gaan,’ zei hij zacht. ‘Ik moet naar mijn sessies.’

Zonder om te kijken liep hij de kas uit.