Rel

-Hoe bent u bij de zaak betrokken geraakt? Was dat uw eigen initiatief?

‘Even denken, hoor. In die ene week is zo ontzettend veel gebeurd … Ja, ik weet het weer. Het begon met een telefoontje van B. Die vroeg me of ik mee wilde doen.’

- Had u zich op dat moment zelf al een mening gevormd over de kwestie?

‘Goeie vraag. En als ik eerlijk ben, moet ik antwoorden: nee. Ik had de eerste berichten in de krant gelezen en ik dacht er over na, maar een duidelijk standpunt had ik nog niet ingenomen.’

-Dat veranderde na dat telefoontje van B. ? ‘Tijdens het telefoontje. Ik kende B. niet persoonlijk, alleen van naam, uit de media. En ik had een hoge pet op van B., hij leek me zeer betrouwbaar, dus ik zei meteen dat ik bereid was tot aktie. Daarmee nam ik dus een standpunt in. B. zei nog dat het “te gek was wat er nu gebeurde”. En ik zei dat het “te dol voor woorden was”. Ik voelde me ook wel gevleid dat B. mij bij de zaak betrok. Hij vroeg me wat mensen op te trommelen, dus heb ik C., D., E., F., G., en H. gebeld. Ik merkte hoe goed de naam van B. lag, want als ik zei: “Weet je wie me zonet gebeld heeft? B.!”, dan voelde ik hoe de andere kant onder de indruk was.

Nou, je moet aan de telefoon in korte tijd overtuigen, dus je mening wordt bij elk telefoontje bondiger en feller. Toen volgde er een vergadering, waarop we besloten “dat we iets moesten doen”.’

- Was u in die fase al eens geconfronteerd met een standpunt dat de zaak van een andere kant belichtte?

‘Nee, we waren eensgezind van mening dat ons standpunt in

 

de hele kwestie het enige juiste was. Het kwam niet bij me op dat je er anders over kon denken. Pas op de dag van de rel botsten de tegenstrijdige meningen en liepen de emoties hoog op.’

-Zo hoog, dat de landelijke pers toestroomde. ‘En de televisie. Ik had nog nooit in het felle licht van de schijnwerpers gestaan en dat is erg opzwepend. Ik heb allerlei dingen geschreeuwd, die overigens niet op de buis zijn gekomen. ‘s Nachts heb ik de video teruggedraaid. Je ziet mij in een flits wel staan, maar mijn slogan was eruit geknipt. Jammer, het was een goeie.’

- U hebt de volgende dag een ingezonden briefin een landelijk ochtendblad geplaatst, die ongemeen fel van toon was.

‘Ik had die brief naar alle landelijke kranten gestuurd, slechts één krant nam hem op. Over die brief is toen veel getelefoneerd. B. distantieerde zich van mijn standpunt en ook D. en H. waren razend. E. en G. verklaarden zich solidair. Ik heb toen zelf L., M., N., O., en P. gebeld en die beloofden in een gezamenlijke ingezonden brief adhesie met mij te betuigen. Wat ze niet hebben gedaan. Of hun brief is niet geplaatst, daar moet ik nog opheldering over krijgen. Ik heb nog wel in een radiodiscussie mijn zegje kunnen doen, maar naar Radio 5 luistert bijna niemand, heb ik gemerkt.’

- U hebt toen een persconferentie gegeven, die door de journalisten niet zo is opgepakt.

‘In het geheel niet. Er was één journalist van een huis-aan-huisblad, die niet over mijn zaak heeft geschreven en er was een radioteam van een ziekenomroep, maar hun recorder bleek defect.

Ik wist niet dat de andere groeperingen op hetzelfde moment in totaal vier persconferenties hadden belegd. Met veel hapjes en drankjes. Ja, dan komen ze wel. Ik voelde me behoorlijk in de steek gelaten. Ik was in een isolement terecht gekomen.’

-Dacht u toen niet aan opgeven en terugtrekken? ‘Juist niet. Het uitdragen van een mening was overgegaan in het voeren van een strijd. Ik had op mijn werk vrij genomen en ik wijdde me dag en nacht aan de goede zaak.’

-En toen hebt u dat vliegtuigje gehuurd? ‘Twee vliegtuigen, want mijn standpunt kon niet op één doek worden geschilderd. Die twee reclamevliegtuigjes vlogen achter elkaar en dan kwam mijn mening goed over, dacht ik.’

- U hebt inmiddels uw hongerstaking beëindigd, blijft uw dreigement van kracht dat u eventueel van de Domtoren zult springen als u uw mening niet in de landelijke media mag uiten?

‘Ik heb net het anp gebeld met het persbericht, dat de sprong vermoedelijk niet doorgaat. U mag dat nu al noteren, dan bent u de eerste.

Ik ga nog eens goed nadenken over de hele zaak. Daar heb ik gewoon te weinig tijd voor gehad. Ik heb vannacht eindelijk weer ‘s goed geslapen, ik heb vanmorgen de weekbladen gelezen, die alles nog ‘s op een rij zetten en ik ben een paar standpunten tegengekomen, die misschien niet zo gek zijn als ik eerst dacht.’

-Hebt u spijt gekregen van uw deelname aan de rel? ‘O nee, dat niet. Het belangrijkste is dat ik heb geprobeerd in het openbaar mijn mening te uiten. Als bewust levende burger in deze samenleving ben je dat verplicht. Ze kennen me nu en bij een volgende rel zal ik een nog grotere duit in de zak doen. Ik heb veel geleerd. Een rel heeft tegenwoordig de snelheid van een brandend plasje benzine. Ik moet mijn mening eerder vormen, zodat ik sneller kan reageren. Morgen verschijnt er in alle kranten een ingezonden brief van mijn hand, over een zaak die volgende week ongetwijfeld tot een rel zal uitgroeien.’