inleiding

Geachte heer De Bie,

Als u iets leuks op de televisie wilt laten zien, moet u gaan praten met een zonderling die bij ons in de buurt in een schuurtje woont. Een enkele keer zie je hem op straat. Hij draagt oude, versleten kleren en hij heeft zich kennelijk lang geleden voor het laatst gewassen, wantje ruikt hem op grote afstand aankomen.

Walter de Rochebrune heet hij en hij mompelt en roept zulke rare dingen, dat ik dacht: misschien is dit een tip. U speelt vaak vreemde heerschappen op de TV. Als u een filmpje maakt van De Rochebrune zult u moeten toegeven dat de werkelijkheid niet te overtreffen valt.

Hoogachtend, T. Wes tra

Dit briefje vond ik tien jaar geleden in de bus en, nieuwsgierig gemaakt en geprikkeld geraakt, besloot ik die Walter de Rochebrune eens op te zoeken in zijn woonplaats, een middelgrote provincieplaats in het midden des lands. Ik trof een buitengewoon boeiende man, een ex-mijnbouwkundig-ingenieur, die zich had teruggetrokken in een tuinhuisje achter zijn ouderlijk huis. Met zijn moeder (zijn vader was overleden) had hij om duistere redenen gebroken en hij zette geen stap meer in de grote vervallen villa.

Ik raakte onder de indruk van de dwingende, bezwerende verteltrant en ongebonden levenswijze van deze indrukwekkende persoonlijkheid en na enkele herhaalde bezoeken wist ik hem ertoe te bewegen een televisieploeg op zijn terrein toe te laten.

In het seizoen 1979-1980 hield Walter de Rochebrune zeven merkwaardige referaten op de Nederlandse beeldbuis. De zonderling kreeg er nationale bekendheid mee; een roem die, omdat hij zelf geen televisie keek en zich zelden in het openbaar vertoonde, geheel aan hem voorbijging. Daarna verloor ik hem uit het oog. Televisie is een vraatzuchtig medium; nieuwe onderwerpen, nieuwe figuren vroegen om aandacht. Walter de Rochebrune leek vergeten.