Wippenkaart

(voor Margriet)

‘Kwart voor acht!’, riep Leo van Scheffen onder aan de trap. ‘Jaaaah! Ik kom!’, riep Marja terug. Slecht humeur, constateerde Leo. Eigenlijk wilde ze helemaal niet mee. ‘Ik ken al die mensen niet en ik weet niet wat ik aan moet.’

Leo had geprobeerd haar te overtuigen van de noodzaak van hun bezoek. ‘Ik ken ze ook niet meer bij naam en dat is het ‘m nu juist’, had hij gezegd, ‘dit is de kans dat ik ze weer ‘s bij elkaar heb. We moeten laten zien dat er geen verschil is tussen ons en de rest. Gewoon ertussen, beetje babbelen, beetje dansen, ‘t Is maar één avondje in het jaar. En trek iets eenvoudigs aan.’

Leo’s bedrijfje, Micoropro bv, Adviesbureau voor Computersystemen, had de afgelopen vijf jaar een stormachtige groei doorgemaakt. Leo was begonnen met twee vrindjes, die nu elk hun eigen bureau runden en bij de voorbereiding op vanavond had hij, tot zijn eigen verbazing, geconstateerd dat hij achtennegentig mensen in dienst had. Ook de grens tussen middelgroot en groot zou het bedrijf binnen drie jaar overschrijden, als het in dit tempo doorging. Een optimistische prognose stelde zelfs in 1992 een Beursnotering in het vooruitzicht.

Toch moest hij proberen greep op de zaak te blijven houden. Verdomd belangrijk dat hij juist op zo’n personeelsfeest zijn neus liet zien. Hij had er een reis naar Japan een dag voor uitgesteld.

‘Je doet net of die mensen zo heel anders zijn’, zei Leo in de auto tegen Marja, die zwijgend haar ogen deed. ‘Ik zou het walgelijk vinden als ze ons als Meneer-en-Mevrouw-de-Directeur gingen zien. Voor je het weet word je van beneden uit van onbetrouwbare informatie voorzien en dat heeft er wel meer de das omgedaan. En trouwens, er zijn geen verschillen. In onze branche zijn de laatste restjes i9e-eeuwse

klasse-en standsverschillen uitgepoetst. Daar is geen plaats voor in onze post-industriële informaticamaatschappij. Dat is het goeie van de moderne technologie. Je bent samen op weg… eh… dingen te doen.’

Marja bleef zwijgen. Sinds ze buiten de stad woonden was ze heel actief geworden. Ze werkte in de tuin, ze tenniste en ze volgde allerlei cursussen, waarmee ze consulente kon worden. Of therapeute, dat wist Leo niet precies.

‘Hier hebben we vroeger wel ‘s gegeten’, zei Leo op de parkeerplaats voor het restaurant, terwijl hij zijn alarm inschakelde.

Aan de ingang van de feestzaal op de eerste verdieping stond Bob Kruyer, of Bob de Kruif, hoe heette ook weer de voorzitter van de personeelsvereniging?

‘Meneer en mevrouw Van Scheffen, hartelijk welkom’, zei Bob van der Kroft en hij drukte Leo en Marja beiden een smalle, kartonnen kaart in de hand. ‘wippenkaart’, grijnsde het gedrukte opschrift, ‘f 750,— all in. voor een grote, een kleine, of een kunstzinnige wip’. In de open hokjes van de nep-strippenkaart waren namen geschreven: 1. Mieke van der Meer 2. Anna van Poel 3. Joke Breggeman 4. Mevrouw Van Scheffen 5. Annie Bolhuis.

‘Geintje uit de feestartikelenwinkel’, zei Bob, ‘meer voor de sfeer. Alle dames en heren krijgen verschillende kaarten en die namen, dat zijn straks uw eerste partners bij de sneeuw-baldans.’

Leo wierp een snelle blik op Marja. Die bleef maar staren op haar wippenkaart.