27

Heel toevallig keken ongeveer op dezelfde tijd, maar op een verschillende plek, Adrian en Terri naar computers die van dezelfde persoon waren. Maar ze kwamen tot andere conclusies. De een zag het spoor doodlopen, de ander zag allerlei mogelijkheden.

Wat Terri op het apparaat voor haar op haar bureau vond, was zo ongeveer wat ze had verwacht. Wat doorsnee pornografie – niets om van te schrikken, niets buitensporigs of griezelig prikkelend – en een selectie van oersaaie excursies naar sportwebsites, medische chatrooms die waren geassocieerd met de Alzheimer Steungroepen, een buitenlandse goksite en een voorspelbaar aantal online videogames als Full Tilt-poker en World of Warcraft. Wolfe had ook lang meerdere technische websites voor gevorderd computergebruik bezocht. Maar volgens haar stond er niets op de computer wat ook maar suggereerde dat Mark Wolfe zich opnieuw bezighield met activiteiten waarvoor hij veroordeeld was. Niets relevants dus over de vermiste Jennifer.

Ze was van plan om Mark Wolfe en zijn connectie met de stiefvader in spe van een vermist meisje in de categorie ‘verspilde tijd’ onder te brengen. De hele zoektocht naar Jennifer vond ze inderdaad min of meer een dierlijke sluiptocht, ondanks de volharding van de oude man. Ze wist dat ze de creditcard die in Maine was opgedoken verder moest gaan onderzoeken, maar had zo haar twijfels of dat ergens toe zou leiden.

Met een zucht sloot ze de laptop. Het vervelende was dat ze het verdomde ding terug naar Wolfe moest brengen. Ze pakte haar telefoon en belde de zaak waar hij werkte. ‘Ik ben op zoek naar Mark Wolfe,’ zei ze tegen de receptioniste die opnam. ‘U spreekt met rechercheur Collins. Ik bel over een seksueelmisbruikzaak.’

Het was een van haar prioriteiten om het Mark Wolfe bijzonder lastig te maken. Ze dacht zeker te weten dat niemand op zijn werk zijn achtergrond kende en vroeg zich af hoeveel tijd de receptioniste nodig zou hebben om tijdens een koffiepauze te verklappen dat er een rechercheur had gebeld voor een van hun verkopers. En dat zou tot speculaties leiden. En die speculaties tot hardnekkige roddels op de werkplek. Ze vond het totaal niet interessant dat ze Mark Wolfe daarmee in een zeer lastig parket zou brengen. Ze wist dat dit geen moderne, vergevingsgezinde houding was, maar, nogmaals, het interesseerde haar niets.

Toen ze Wolfe aan de lijn had, zei ze kort: ‘Je kunt je computer komen ophalen. In mijn kantoor. Ik ben hier tot ongeveer zes uur vanmiddag.’

Ze kreeg een vage grom als antwoord.

Omdat ze nog wat tijd had voordat hij zou komen, schoof ze de laptop aan de kant en pakte het rapport over de creditcard. Ze toetste het nummer van de bank in Waterville, Maine, in.

 

Een computer, dacht Adrian, is een soort lachspiegel. Het laat veel zien van hoe iemand in werkelijkheid is, maar dan moet je wel goed kunnen kijken. Het probleem was om de sleutels te vinden om het ding binnen te komen.

Wolfes moeder had hem een paar goede woorden gegeven om versleutelde bestanden te openen, bleek toen Adrian aan het zoeken begon. Rosesknitting had er een geopend dat een portfolio bevatte van foto’s van jonge vrouwen, in verschillende staten van ontkleding en in verleidelijke poses. Het eerste wat bij hem opkwam was kinderporno, maar hij moest erkennen dat dit niet helemaal klopte. De foto’s waren uitdagend en verleidelijk. Adrian voelde zich slecht op zijn gemak tot hij zichzelf dwong ze heel goed te bekijken en zag dat ze slechts suggereerden dat ze jonge kinderen waren.

De modellen op alle foto’s waren geschoren en preuts, uitgekozen om hun onvolgroeide lichamen en kinderlijke gezichten. Maar ze leken alleen maar jong. Volgens Adrian waren ze allemaal binnen een paar dagen of weken de achttien jaar die ze moesten zijn om geen illegale kinderporno te zijn. Terwijl hij doorklikte, zag hij dat de foto’s heftiger werden. Er waren foto’s van tienerjongens die met de modellen copuleerden en foto’s van beduidend oudere mannen, mannen van middelbare leeftijd en nog oudere mannen, die hetzelfde deden. Ontucht tiert welig, dacht hij.

De Rosesknitting-bestanden waren ongemakkelijk, maar hij had niet het idee dat een Interpolcomputer daardoor alarm zou slaan of dat het de aandacht van de plaatselijke politie zou krijgen. Hij vond links naar sites met namen als Barely18.com en Justoldenough.com, die hij niet bekeek.

Er waren andere bestanden die hij niet open kon krijgen, waardoor hij wenste dat hij de computerkennis van een jonger iemand had. Hij probeerde allerlei variaties met ‘Sandy’. Hij vermoedde dat de enige reden dat deze naam door de dikke mist van de ziekte van de moeder was gekomen, was dat die regelmatig in het huis werd gebruikt. Daardoor wist hij dat een of andere combinatie met die naam iets in de computer zou openen. Maar al zijn pogingen mislukten.

Het verleden werd heden en beïnvloedde de toekomst, wist Adrian. Het was een soort mantra voor psychologen. Dingen, gebeurtenissen, mensen en ervaringen uit het verleden beïnvloedden stappen die in het heden werden gezet en dromen over de toekomst. Ook voor Mark Wolfe, verkrachter, alleen was bij hem de schade veel venijniger en had die een potentieel gevaarlijk iemand gecreëerd. Hoe en waarom was een raadsel. Maar het moest terug te vinden zijn op het computerscherm. Waar het toe zou leiden, was nog onbekend.

Hij tikte het wachtwoord ‘KillSandy’ in de hoop dat het een versleutelde lijst van alle wachtwoorden van Wolfe zou openen. Maar in plaats daarvan verschenen er allemaal foto’s op het scherm. Hij keek naar een foto van een jong meisje dat voorovergebogen stond met de erectie van een oude man tussen haar lippen. Adrian kreeg de neiging om zijn handen te gaan wassen en een glas ijswater voor zichzelf in te schenken.

Hij duwde zijn stoel bij zijn bureau vandaan om een gedichtenbundel te pakken; hij wilde mooie, rijmende verzen lezen. Iets wat tijdloze, integere waarde had. Misschien een paar sonnetten van Shakespeare of Byron. Regels die op een zijdeachtige, zuivere manier over liefde spraken en beelden vol passie opriepen, geen beelden van harige mannen die hun weerzinwekkende energie op vrouwen loslieten die eigenlijk nog meisjes waren.

Hij wilde opstaan, maar bleef zitten toen de stem van zijn zoon in zijn oor fluisterde: ‘Maar pa, je hebt niet goed genoeg gezocht. Nog niet.’

Adrian keerde zich snel om en spreidde zijn armen, alsof hij de geest van zijn overleden zoon kon omhelzen en tegen zijn borst kon drukken. Maar hij was alleen in de kamer. Toch klonk Tommy’s stem heel dichtbij.

‘Waar kijk je naar?’ vroeg zijn zoon hem met zijn zangerige stem. Hij klonk als de negenjarige Tommy. Toen zijn zoon die leeftijd had, vond Adrian het heerlijk om door hem geroepen te worden. Zijn stem was als een uitnodiging om iets met hem te delen en was hem dierbaarder dan wat dan ook.

‘Tommy, waar ben je?’

‘Hier. Pal naast je.’

Het klonk alsof de stem door een dikke mist moest komen. Adrian wilde ontzettend graag door die mist heen zijn zoon aanraken. Nog een laatste keer. Meer is niet nodig. Een keer nog. Een laatste knuffel.

‘Pa! Opletten! Waar kijk je naar?’

‘Naar walgelijke porno.’ Hij schaamde zich een beetje dat zijn zoon naar dezelfde beelden keek als hij.

‘Nee, het is meer dan porno. Veel meer.’ Adrian had vast verward gekeken, want hij hoorde zijn zoon zuchten. Alsof er een zuchtje wind door de stilte van het huis blies. ‘Kom op, pa. Verbind nou eens wie je bent met wat je ziet.’

Dit snapte Adrian niet. Hij was een wetenschapper. Hij bestudeerde ervaringen. Dat was wat hij tientallen jaren had gedaan. Op het scherm voor hem stonden akelige lichamen. Naaktheid. Kilheid. Alle geheimen van de liefde waren verwijderd, de daad was teruggebracht tot een basale, overduidelijke realiteit. ‘Tommy, het spijt me. Ik snap je niet. Het is nu veel moeilijker. De dingen zijn niet meer zoals vroeger...’

‘Vecht ertegen, pa. Zorg dat je sterker wordt.’ Tommy’s stem leek te veranderen. ‘Slik meer pillen. Misschien helpen die. Dwing je geheugen om je dingen te herinneren.’

Kind Tommy. Volwassene Tommy. Adrian voelde zich tussen hen gemangeld. ‘Ik doe mijn best.’

Er was een kleine aarzeling, alsof Tommy iets bedacht. Adrian wilde dat hij hem kon zien. Er kwamen tranen in zijn ogen. Het is niet eerlijk, dacht hij. Ik kan de anderen zien, maar nu is het Tommy en juist hij laat zich niet zien. Het leek een beetje op het grote raadsel dat alle ouders kennen: dat ze op een dag naar het kind kijken dat ze hebben opgevoed en dat ze ineens zien dat hij of zij volwassen is geworden. Dat het iemand geworden is die in een eigen wereld leeft die totaal niet te begrijpen is. Hij dacht: de mensen van wie we het meest houden, worden vreemden voor ons.

‘Pa, als je een gedicht leest...’ Adrian draaide snel in zijn stoel rond, alsof hij een glimp van zijn kind zou kunnen opvangen als hij zijn ogen door de kamer liet glijden. ‘Wat probeer je dan in die woorden te ontdekken?’

Hij zuchtte. Tommy’s stem klonk van veraf en het deed hem pijn ernaar te luisteren. Hij voelde zijn huid prikken. ‘Ik wilde daar zijn om er voor je te zijn. Ik vind het verschrikkelijk dat je ergens aan de andere kant van de wereld bent gestorven en dat ik daar niet bij was. Ik vind het verschrikkelijk dat ik daar niets aan kon veranderen. Ik vind het verschrikkelijk dat ik je niet heb kunnen redden.’

‘De gedichten, pa. Denk aan de gedichten.’

Hij zuchtte weer en keek naar de foto van Tommy boven zijn bureau. Diploma-uitreiking op de middelbare school. De foto was genomen toen zijn zoon het niet merkte. Hij grijnsde, was vervuld van alles wat nog voor hem lag. Niet van al het hartzeer en alle moeilijkheden die er onvermijdelijk bij hoorden. Even dacht Adrian dat de foto tot hem sprak, maar Tommy’s stem kwam vanachter zijn hoofd.

‘Wat zie je in de gedichten?’

‘Woorden. Rijm. Fantasie. Metaforen. Kunst die ideeën oproept. Verleiding. Ik weet het niet, Tommy, wat is...’

‘Denk na, pa. Hoe kan een gedicht helpen om Jennifer te vinden?’

‘Ik weet het niet. Kan dat dan?’

‘Waarom niet?’

Adrian vond dat alles omgekeerd was. Tommy was hun enige kind geweest en Adrian had hem beschermd, aangemoedigd en gestuurd. Maar nu leek het net alsof hij het kind was en Tommy dingen wist die hij niet wist. Natuurlijk begreep hij wel dat hijzelf die dingen wist, maar dat het heel moeilijk was om ze te pakken te krijgen. Daarom was Tommy er, om hem te coachen, ook al was zijn zoon dood. Even vroeg hij zich af: zijn de doden er altijd om ons te helpen?

‘Wat zie je?’

Hij keek weer naar het computerscherm. ‘Alleen maar foto’s.’

‘Nee, pa. Het gaat niet zozeer om die foto’s. Het is net als met een gedicht. Het gaat om hoe het beeld wordt waargenomen.’

Adrian haalde diep adem. Die zin herinnerde hij zich. Jarenlang had hij een populair college gegeven, ‘Angst en het gebruik ervan in de moderne maatschappij’. In die colleges werd angst niet alleen fysiologisch bestudeerd, maar werd ook gekeken naar het gebruik ervan in horrorfilms en griezelboeken en hoe angst deel uitmaakte van de volkscultuur. Het was een college voor ouderejaars en promovendi en was zeer populair bij studenten die veel te veel avonden in laboratoria met witte muizen hadden gewerkt en dolblij waren om te kunnen luisteren naar Adrians mening over Jaws en Friday the 13th en Ghost Story van Peter Straub. Tommy had de zin geciteerd waarmee hij zijn laatste college afsloot.

‘Ja, Tommy, dat weet ik, maar...’

‘Jennifer, pa.’

‘Ja, Jennifer. Maar hoe kan dit...’

‘Pa, denk na. Concentreer je.’

Adrian pakte het gele notitieblokje dat op een hoek van zijn bureau lag, pakte een pen en schreef:

Jennifer loopt weg van huis.

Jennifer wordt door vreemden van de straat geplukt.

Jennifer verdwijnt.

Jennifer is niet ontvoerd voor geld.

Jennifer is verdwenen.

Het leek wel een gedicht. De vermiste Jennifer. Adrian keek naar de naakte figuren op het scherm. De modellen copuleerden niet omdat ze van elkaar hielden of omdat ze elkaar begeerden en ook al niet omdat ze plezier wilden maken. Geld. Of exhibitionisme. Of allebei.

‘Maar er is geen losgeld gevraagd, hè pa?’ Tommy fluisterde alleen nog maar, het leek in zijn eigen hoofd te echoën.

‘Maar hoe kan iemand geld verdienen aan...’ Adrian viel stil. De hele wereld verdiende geld aan seks.

‘Zoek het verband, pa. Vind het verband.’ Tommy klonk smekend. ‘Ieder van die mensen is echt. Hoe zijn ze daar terecht gekomen? Wat willen ze bereiken? Wie verdient eraan? Wie verliest erdoor? Kom op, pa! Stel dat jij verdwaald was in een bos, wat zou je dan doen?’

Hij voelde zich stom. Hij voelde zich alsof hij geen opleiding had gehad en in een soort hersenslijk vastzat. ‘Dan zou ik mezelf eruit moeten loodsen...’ begon hij, maar Tommy onderbrak hem.

‘Een loods dus. Een gids. Iemand die weet hoe je pal naar het noorden loopt. Je weet wie dat is. Maar wat je wilt weten, zal hij je niet zo makkelijk vertellen. Neem hulp mee. Gebruik je overredingskracht.’

Adrian knikte. Hij klapte de computer dicht en stopte hem in de tas. Hij zocht en vond zijn jas en trok die aan. Op zijn horloge zag hij dat het halfzeven was. Of het ochtend of avond was, wist hij niet, maar hij hoopte dat hij dat kon zien als hij buiten was. Hij wist niet hoe hij het wist, maar hij wist gewoon dat Tommy niet met hem mee zou gaan. Misschien Brian, dacht hij. Hij keek om zich heen of hij Cassie zag, want hij kon best een bemoedigend woord gebruiken. Ze waren allebei dapperder dan ik ooit ben geweest. Mijn vrouw. Mijn zoon.

Meteen hierna voelde hij dat Cassie hem meetrok. ‘Ik kom eraan. Ik kom eraan,’ zei hij, alsof ze ongeduldig was. Hij herinnerde zich dat hij, toen ze jong waren, soms aan het werk was en helemaal opging in een psychologisch onderzoek of een wetenschappelijk artikel of in het schrijven van een gedicht en dat zij dan zijn kamer binnenkwam en zonder iets te zeggen zijn hand pakte en hem met een klein knikje en lachje meetrok naar het bed om heerlijk de liefde te bedrijven. Maar deze keer was er een andere, veel urgentere reden en hij voelde dat ze hem in die richting duwde.

 

Het was donker en hij hoorde boze, harde stemmen aan de andere kant van de deur. Het geroep leek vooral van Mark Wolfe te komen, terwijl zijn moeder pathetisch jammerde. Hij luisterde een paar minuten en liet de avondkou in zijn huid kruipen. Door de deur heen kon hij niet verstaan wat ze zeiden. Hij kon horen dat ze ruzie hadden, maar niet waarover, hoewel hij vermoedde dat het iets te maken had met de computer in de tas.

Hij vroeg zich af of hij zou wachten tot ze wat rustiger werden, maar klopte uiteindelijk op de deur. Onmiddellijk werd het stil aan de andere kant. Hij klopte weer en deed een stap achteruit omdat hij verwachtte dat de woede als een brandingsgolf over hem heen zou spoelen zodra de deur openging. Een sleutel werd omgedraaid en toen de deur open zwaaide, stond hij in het licht.

Heel even was het stil.

‘Jij klootzak,’ zei Mark Wolfe.

Adrian knikte. ‘Ik heb iets van jou.’

‘Het is niet waar, zeg. Geef hier.’ Mark Wolfe wilde hem vastpakken alsof dat al genoeg was om zijn computer terug te krijgen.

Adrian wist niet wie het in zijn oor riep – Brian? Tommy? – maar hij stapte naar achteren, bleef daardoor buiten bereik van de verkrachter en merkte tot zijn eigen verrassing dat hij de 9mm van zijn broer in zijn hand had en die op Wolfe gericht hield.

‘Ik heb een paar vragen,’ zei hij.

Wolfe kalmeerde direct. Hij keek naar het wapen. De aanwezigheid van de 9mm leek zijn woede direct te bekoelen. ‘Wedden dat je niet eens weet hoe je dat ding moet gebruiken?’ bracht hij uit.

‘Het zou zeer onverstandig van je zijn om dat uit te proberen,’ zei Adrian pedant. Hij schrok zelf van de ijzige toon waarop hij sprak. Hij had verwacht dat hij bang zou zijn, nerveus en misschien last zou hebben van zijn ziekte. Maar hij was opmerkelijk alert. Hij vond het ook geen vervelende ervaring.

Het pistool had Wolfes volledige aandacht. Hij leek te twijfelen tussen wegspringen uit de vuurlinie of naar voren duiken om het wapen te pakken. Hij stond doodstil, als een stopframe op een camera. Adrian bracht de loop van het pistool iets omhoog en hield het nu op Wolfes gezicht gericht.

‘Jij bent helemaal geen agent. Je bent verdomme een professor. Jij mag me helemaal niet bedreigen.’

Adrian knikte. Hij voelde zich wonderbaarlijk kalm. ‘Denk je nou echt dat dat iemand wat kan schelen als ik je heb neergeschoten? Ik ben oud. Misschien een beetje gek. Wat er met mij gebeurt, interesseert me misschien niets. Maar jouw moeder... zíj heeft je nodig, hè? En jij, meneer Wolfe, bent nog jong. Vind je dat dit moment het waard is om voor te sterven? Je weet niet eens wat ik wil weten.’

Wolfe aarzelde. Adrian vroeg zich nu af of de verkrachter ooit eerder tegenover een pistool had gestaan. Zelf had hij het gevoel dat hij in een eigenaardige, parallelle wereld stond, heel anders dan de keurige academische wereld die hij kende. Dit was veel echter. Dat gevoel had bedreigend kunnen zijn, maar was het niet. Ook dacht hij zijn broer dicht bij hem te voelen.

‘Jij bent hier geweest en hebt de computer van mijn moeder gestolen...’

Adrian zei niets.

‘Wat voor gek ben jij? Ze is ziek. Dat heb je zelf gezien. Ze heeft niet alles meer op een rij...’ Hij stopte. Hij gromde als een gewonde hond. ‘Ik wil hem terug. Je hebt het recht niet mijn moeders computer mee te nemen.’

‘Wiens computer?’ Hij wees met de loop van het pistool naar de computertas. ‘Misschien moet ik dat ding aan rechercheur Collins geven. Dat lijkt me een goed idee. Zij weet veel meer van computers dan ik. Ik weet zeker dat zij erachter komt waar je dit ding voor gebruikt. Ze zal zeer geïnteresseerd zijn in de Rosesknitting- en KillSandy-bestanden, denk je ook niet? Maar oké, de keuze is aan jou. Wat zal ik doen?’

Wolfe stond in de deuropening en wilde hem aanvallen. Adrian zag zijn verwrongen gezicht. Misschien vonden mannen die een geheim leven leidden naast hun dagelijkse leven het verschrikkelijk om een deur open te moeten zetten die zou kunnen onthullen wie ze werkelijk waren en wat ze echt wilden. Al die perverse gedachten die binnenin hem maalden, verborgen voor de overheid, vrienden en familie. Adrian voelde dat Mark Wolfe witheet van woede was. Hij zag hem moeilijk slikken. Hij keek nog altijd woedend, maar had zijn stem onder controle.

‘Oké. Hij is van mij. Het is privé.’ Wolfe spuugde bijna letterlijk elk woord uit.

‘Je krijgt hem terug. Maar eerst wil ik wat van jou.’

‘En dat is?’ gromde de verkrachter opstandig.

‘Een cursus.’