23
Toen rechercheur Collins opkeek, zag ze tot haar verbazing Adrian Thomas in de deuropening van haar kantoor staan. Hij werd begeleid door een geüniformeerde politieman, die zijn schouders ophaalde alsof hij zich excuseerde voor het feit dat hij Adrian bij haar bracht. Terri had net Mary Riggins opgehangen, die haar, op haar verdrietige, afwezige, aarzelende manier had verteld dat ze net een telefoontje van visa-security had gehad om haar te vertellen dat de verloren creditcard terug was gebracht naar een bank in Maine. ‘En hij was gebruikt,’ had Mary verdrietig gezegd, ‘om een buskaartje naar New York City te betalen.’
Terri had plichtmatig de informatie opgeschreven, evenals het contactnummer van de creditcardsecurity. Ze vond het onlogisch dat de kaart de ene kant op was gereisd en het buskaartje precies de andere kant op. Ze zocht net het telefoonnummer van de politiepost van de Bostonse politie op toen ze Adrian zag.
Op haar bureaublad lagen documenten en aantekeningen over Jennifers zaak. Snel schoof ze alles bij elkaar op een stapel en draaide die om. Ze nam aan dat de professor de betekenis van dat gebaar zou herkennen, dus bedacht ze snel een beleefde verklaring die verdere vragen zou voorkomen. Ze was niet van plan de visa-kaart ter sprake te brengen. Maar voor ze wat had kunnen zeggen, vroeg Adrian: ‘Hebt u een actuele patiëntenlijst van Scott West? Ik meen me te herinneren dat u daarom gevraagd hebt.’
Die vraag verbaasde haar, omdat ze niet had verwacht dat hij zo goed had opgelet toen ze met Scott en Mary bij hen thuis had gepraat.
Adrian vulde de stilte met een tweede vraag: ‘Hij zei dat hij die zou geven en hij vond het een belachelijk idee dat iemand die hij ooit had behandeld iets te maken kon hebben met Jennifers verdwijning. Dat klopt toch?’
Terri knikte. Ze wachtte op zijn volgende vraag, maar de professor boog zich naar voren en keek haar aan met de blik die hij waarschijnlijk bewaarde voor zijn eigenwijze, slecht voorbereide studenten. Ze haalde haar schouders op en gaf een half ontwijkend antwoord: ‘Hij heeft me beloofd die lijst morgen te brengen. Die lijst is vertrouwelijk, professor, dus die informatie kan ik niet met u delen.’
‘Hoe zit dat met een lijst van bekende verkrachters? Ik dacht dat ik heel duidelijk had gemaakt dat dit de volgende stap moest worden.’
Adrian was doortastend, Terri had hem zo nog niet gezien. Ze wist niet goed hoe ze moest reageren. Ze had verwacht dat de professor zou werken in de grijze gebieden van speculatie, theorieën en veronderstellingen. Ze had een pijprokende academicus in een tweed jasje met leren elleboogstukken verwacht, die gelukkig was als hij in een kantoortje zat, te midden van boeken en paperassen, en die van tijd tot tijd een observatie of een mening ventileerde, zoals hij haar had geïnformeerd over Myra Hindley, Ian Brady en de Moors-moorden. Ze had hem nooit in haar kantoor verwacht. Hij leek anders, als een bekend kledingstuk dat in de was was gekrompen. Hetzelfde, maar toch amper herkenbaar.
‘Ik heb die lijsten bekeken, professor. En ik heb veel gelezen over die Engelse zaak uit de jaren zestig waar u het over had. Om die dingen te linken aan Jennifers verdwijning is misschien heel voor de hand liggend voor een universiteitsprofessor, maar voor een agent...’ Ze had het gezegd op een beetje achteloze toon.
Hij onderbrak haar. ‘Zegt de naam Mark Wolfe u iets?’
Ze aarzelde. De naam riep vaag iets op, iets diep in haar geheugen. Maar ze kon hem niet direct plaatsen.
‘Een veroordeelde verkrachter. Een notoire exhibitionist met een voorliefde voor tienermeisjes. Woont net buiten de stad. Gaat er nu een belletje rinkelen?’
Het werd minder vaag. Die naam stond op een van de papieren die ze had omgedraaid voor de nieuwsgierige ogen van Adrian. Ze knikte, terwijl ze probeerde zich het gezicht van de man voor de geest te halen. Een bril. Dikke glazen in een zwart montuur. Dat herinnerde ze zich van een politiefoto.
Ze leunde achteruit in haar stoel en gebaarde dat Adrian in een andere stoel moest gaan zitten. Hij bleef staan. Ze vond hem gespannen en vroeg zich af waar zijn afwezige blik was gebleven. En wanneer die terug zou komen.
‘Ik heb hem vandaag gezien...’
‘U hebt hem gezien?’
‘Ja. En...’
‘Hoe wist u waar hij was?’
Adrian haalde een bundeltje verfrommelde papieren uit zijn jaszak en gooide dat haar kant op. Terri zag dat het uitdraaien waren van een website van plaatselijke seksuele delinquenten. ‘En Wolfe... waarom hebt u juist hem er uitgepikt?’
‘Hij leek me het meest logisch. Vanuit psychologisch perspectief.’
‘En wat is dat precies voor perspectief, professor?’
‘Exhibitionisten leven in een rare fantasiewereld. Vaak worden ze geprikkeld en raken ze seksueel opgewonden door zichzelf tentoon te stellen. Daarbij fantaseren ze dat de vrouwen – in het geval van deze man heel jonge vrouwen – die hen zien zich tot hen aangetrokken voelen in plaats van van hen te walgen, wat natuurlijk in het echt gebeurt. Het tentoonstellen op zich prikkelt hun fantasie.’
Terri hoorde de beschaafde onderwijstoon in elk woord. ‘Oké. Ja, maar wat heeft hij te maken met...’
Adrian onderbrak haar weer. ‘Ik zag vanavond dat hij na zijn werk naar Scott Wests praktijkruimte ging.’
Terri reageerde niet meteen. Dit was een basislesje voor agenten: zorg ervoor dat je je pokergezicht blijft trekken. Ze wilde overeind schieten, maar bleef zitten. Hoe wist de professor dat het na zijn werk was? Waarom was hij hem gevolgd? Ze drukte haar lippen op elkaar en besloot zich van de domme te houden. ‘Ja, en...?’
‘Vindt u dat niet raar, rechercheur? Misschien relevant?’
‘Ja, inderdaad, professor.’ Maar ze gaf het niet graag toe.
‘Ik meen me te herinneren dat hij er zeer duidelijk over was dat niemand van zijn ex- en huidige patiënten iets te maken kon hebben met...’
‘Ja, dat heb ik ook gehoord, professor Thomas. Maar u trekt conclusies die ik nog niet...’
Adrian kneep zijn ogen tot spleetjes en keek haar recht aan. Het maakte dat ze midden in haar zin stopte. Ze wilde niet stom overkomen.
‘Vindt u niet dat daar wat onderzoek voor nodig is?’
‘Ja. Klopt.’
Even bleef het stil. Toen zei Adrian: ‘Luister eens, rechercheur, als u haar niet gaat zoeken, doe ik het wel.’
‘Ik ben naar haar op zoek, professor. Het is alleen niet zo dat als ik een steen optil of een kast opentrek of achter een deur kijk, dat ik haar dan gevonden heb. Ze is verdwenen en er zijn een paar tegenstrijdige dingen...’ Weer maakte ze haar zin niet af. Ze zocht onder de paperassen op haar bureau en trok de flyer die ze had gemaakt eronderuit. Onder het woord ‘Vermist’ stond een foto van Jennifer en daar weer onder stonden alle ter zake doende kenmerken en contactnummers. Dit soort flyers lag overal in alle politiebureaus en overheidsgebouwen. Het was net iets beter dan de zelfgemaakte flyers voor vermiste honden en katten die mensen op bomen en telefoonpalen plakten. ‘Ik ben naar haar op zoek,’ herhaalde ze. ‘Dit is naar alle politiebureaus en marechaussee in heel New England gestuurd.’
‘En hoe goed gaan die mensen hun best doen?’
‘U verwacht van mij toch geen antwoord op die vraag, hè?’
‘Weet u, rechercheur, er is een verschil tussen naar iemand zoeken en wachten tot iemand je komt vertellen: “ik heb net iemand gezien”.’
Nu kneep Terri haar ogen tot spleetjes. Ze vond het niet prettig dat een professor haar de les las over haar werk. ‘Dat is een verschil dat ik heel goed ken, professor,’ zei ze koel.
Adrian keek naar de flyer, naar de foto van Jennifer. Ze glimlachte, alsof ze totaal geen zorgen had. Allebei wisten ze dat dit gelogen was. Hij merkte dat zijn hand verkrampte en dat hij de flyer verkreukelde, alsof hij het papier heel stevig vast moest houden omdat het anders zou vallen. Hij deed een stap achteruit. In zijn hoofd hoorde hij rare stemmen – geen stemmen die hij kende, maar scheurend papier of metaal dat ergens tegenaan kwam. Hij voelde zich leeg, alsof hij ontzettende honger had, maar kon niets bedenken waar hij zin in had. Zijn armspieren voelden verkrampt en zijn rug deed pijn, alsof hij te lang voorovergebogen had gestaan of veel te lang had hardgelopen. Het liefst zou hij nu willen rusten, maar hij mocht nu niet ophouden, kon geen pauze nemen, hij kon niet even zijn ogen dichtdoen, want dat kon het moment zijn dat Jennifer hem voor altijd ontglipte.
Jennifer was net als alle andere hallucinaties in zijn leven. Ze had ooit bestaan en nu moest hij hard zijn best doen om haar niet kwijt te raken. Ze was nog altijd echt, maar steeds minder en alles wat hij kon herkennen, wat haar duidelijker maakte, was een stap in de richting van haar vinden. Hij wilde dat hij dat roze honkbalpetje niet aan haar moeder had gegeven. Dat was iets echts, iets tastbaars. Zou dat petje nog naar haar ruiken, vroeg hij zich af, en zou hij als een bloedhond haar geur kunnen opsnuiven om haar te gaan zoeken? Hij ademde snel. Een bekende seksuele aanrander die een connectie heeft met Jennifers gezin. Adrian dacht dat dat wat kon betekenen. Hij wist alleen niet wat.
‘Professor?’
Hij zou er zelf langsgaan.
‘Professor?’
Hij zou de man ermee confronteren. Hem dwingen iets te vertellen wat hem kon helpen Jennifer te vinden.
‘Professor!’
Hij keek naar beneden en zag dat hij de rand van het bureau van rechercheur Collins zo stevig vasthield dat zijn knokkels wit waren. ‘Ja?’
‘Gaat het goed?’
Terri zag dat Adrians rode gezicht langzaam weer zijn normale kleur kreeg. Hij ademde diep in. ‘Sorry? Is er iets...’
‘Het leek wel of u heel ergens anders met uw gedachten was. En toen leek het of u mijn bureau wilde verplaatsen of zo. Dus: gaat het goed met u?’
‘Jawel. Sorry. Het is gewoon de leeftijd. En die nieuwe medicatie waar ik het gisteren over had. Daardoor lijk ik soms afgeleid.’
Ze keek hem aan en dacht twee dingen: zo oud is hij nou ook weer niet en hij liegt.
Langzaam blies hij zijn adem uit. ‘Het spijt me, rechercheur. Ik maak me bijzonder druk om de zaak van dit vermiste meisje. Jennifer. Het, eh, fascineert me. Ik kan het idee maar niet van me afzetten dat mijn ervaring en achtergrond in de psychologie van pas kan komen. Ik begrijp dat jullie procedures hebben en dat jullie protocollen moeten volgen. Ooit waren die dingen ook in mijn werk heel belangrijk. Kennis zonder vastgestelde procedures is vaak nutteloos, hoe waardevol het er ook uit kan zien.’
Terri vond dit weer behoorlijk op een college lijken, maar protesteerde deze keer niet. De oude man bedoelde het goed, dacht ze. Zelfs als hij af en toe tijdens een gesprek afdwaalde. Maar ze wist zeker dat het niet alleen door de medicatie kwam. Ze keek hem aan alsof ze door haar blik alleen kon diagnosticeren waarom hij af en toe wegviel.
Hij leek haar staren niet vervelend te vinden en haalde zijn schouders op. ‘Als u het prettig vindt, zal ik verder alleen op onderzoek gaan...’
Dat was iets wat ze helemaal niet wilde. ‘U moet politiezaken aan de politie overlaten.’
Adrian glimlachte. ‘Natuurlijk. Maar vanuit mijn perspectief is dit geen situatie die zich leent voor een politieaanpak.’
‘Pardon?’
‘Rechercheur, u probeert er nog steeds achter te komen welke misdaad er heeft plaatsgevonden, zodat u die kunt categoriseren om vervolgens een vastgestelde procedure te volgen. Ik heb geen last van die beperkingen. Ik weet wat ik zag. Ook ken ik het menselijk gedrag en heb ik mijn hele leven vergelijkbare reacties bij mensen en dieren bestudeerd. Dus uw gedrag in deze situatie verbaast me helemaal niet.’
Terri wist niet wat ze moest zeggen.
‘Ik vrees dat het naïef van me is om aan te nemen dat de politie iets doet,’ ging Adrian verder. Terri keek hem indringend aan. Ze kon niet begrijpen hoe de oude professor het ene moment volledig geconcentreerd, helder en daadkrachtig was en het volgende moment reageerde alsof hij op een heel andere plek was waar ze hem niet kon bereiken.
‘Ik denk dat ik maar wegga...’
‘Wacht,’ zei ze. ‘Waar naartoe?’
‘Nou, ik heb nog niet vaak gepraat met verkrachters, in elk geval niet voor zover ik weet, want je weet natuurlijk niet alles van de mensen met wie je een oppervlakkig contact hebt. Maar ik denk dat deze vent een goed begin is.’
‘Nee,’ zei Terri. ‘Dan belemmert u mijn onderzoek.’
Adrian grijnsde hoofdschuddend. ‘Ach, echt waar? Ik denk van niet. Maar blijkbaar hebt u geen behoefte aan mijn hulp, rechercheur, dus zoek ik mijn eigen weg, zal ik maar zeggen.’
Terri legde haar hand op Adrians onderarm om hem tegen te houden. ‘Wacht. Ik denk dat we elkaar wat beter moeten begrijpen. U weet dat dit mijn werk is en...’
‘Ik ben erbij betrokken. Ik zit erin, of u het nu leuk vindt of niet.’
Terri zuchtte. Er bestaat een opvatting dat een goede agent iemand is die mensen precies kan vertellen hoe erg of hoe goed iemands hulp bij een onderzoek kan zijn. Ze schatte in dat Adrians hulp van allebei een beetje zou zijn. Die gedachte was haar eigen schuld, doordat ze in een academische omgeving werkte en woonde, een omgeving waar iedereen leek te denken dat ze elkaars bezigheden beter kenden dan iemand anders.
‘Professor, laten we dit goed aanpakken.’ Ze besefte dat ze een deur opentrapte die ze misschien beter dicht had kunnen laten, maar eigenlijk zag ze geen alternatief. Want ze wilde absoluut niet dat deze halfgekke professor als een olifant in de porseleinkast door haar zaak ging banjeren, als het al een zaak was. Het is beter om hem de realiteit te vertellen, dan hebben we dat gehad.
Ze keek naar de papieren op haar bureau. Wat ze nu het liefst wilde doen, was de politie op het busstation van Boston bellen en de bewakingsvideobanden opvragen van de nacht dat Jennifer verdween en dat buskaartje was verkocht. Maar dat zou nog een paar uur moeten wachten. ‘Oké, professor,’ zei ze. ‘Ik ga een paar vragen stellen en als u wilt, kunt u meegaan. Maar daarna wil ik dat u niets meer doet. Hoogstens dat u me belt over uw ideeën in plaats van dat u hier binnen komt stormen. En geen onderzoek meer op eigen houtje. Ik wil dat u daar helemaal mee stopt. Dat moet u me beloven.’
Adrian glimlachte en wenste dat Cassie of Brian hier waren, zodat ze de concessie van de rechercheur hadden kunnen horen. Maar ze waren er niet. Hij bedacht dat ze misschien geen dingen hoefden te horen om ze te weten. ‘Ik denk,’ zei hij rustig, ‘dat ik dat een verstandige oplossing vind.’
Dat was geen echte belofte, maar de rechercheur leek er tevreden mee. Zelf vond hij het leuk dat hij het woord ‘verstandig’ had gebruikt. Hij verwachtte niet dat hij nog lang verstandig zou zijn, maar zolang hij het nog kon zijn, was hij vastbesloten er gebruik van te maken.
‘Luistert u eens goed,’ zei Terri. ‘U zegt niets, tenzij ik u rechtstreeks iets vraag. U bent er om te observeren. Ik doe het praatwerk.’ Ze keek even naar de eigenaardige man naast zich. Hij knikte, maar ze verwachtte niet echt dat hij zich aan de afspraak zou houden. Vervolgens keek ze naar het huis met de kleine, bruine auto voor de deur. De schemering maakte elke schaduw langer. De paar lampen die binnen brandden, vochten tegen de invallende duisternis. Uit een kamer kwam de metallic-grijze televisiegloed en ze zag achter de dunne gordijnen van de woonkamer een schim bewegen.
‘Oké, professor,’ zei ze scherp. ‘Dit is het eenvoudige recherchewerk. Zonder knappe acteur met paranormale gaven die de zaak leidt. Ik stel de vragen. Hij geeft antwoord. Waarschijnlijk vertelt hij me een paar waarheden, maar ook een paar leugens. Net genoeg van allebei om uit de problemen te blijven. U hoeft alleen maar goed op te letten.’
‘Gaan we naar binnen?’ vroeg Adrian.
‘Ja.’
‘Mogen we dat doen?’
‘Ja. Veroordeelde verkrachter. Zijn reclasseringsambtenaar weet ervan. Wolfe kan er niets tegen doen zonder zichzelf in de problemen te brengen. En geloof me, professor, de problemen die ik voor hem kan regelen, wil hij echt niet.’
Adrian knikte. Hij keek om zich heen in de verwachting Brian te zien. Meestal verscheen Brian als er iets op het juridische vlak te gebeuren stond, hoe klein ook. En anders hoorde Adrian juridische adviezen in zijn hoofd. Hij vroeg zich af of Brian aan de kant van de rechercheur zou hebben gestaan of door zijn liberale ideeën juist aan de kant van de verkrachter.
‘We gaan,’ zei Terri. ‘Verrassingselement en zo. Blijft u pal achter me.’ Ze duwde haar autoportier open en liep snel door het donker. Ze was zich ervan bewust dat Adrian moeite had om haar bij te houden. Bij de voordeur stond ze stil, bonkte er met een vuist op en riep: ‘Politie! Opendoen!’
Adrian hoorde geschuifel achter de deur. Na een paar tellen ging die open en een vrouw van zo’n tien jaar ouder dan hij staarde door het donker naar de rechercheur en hem. Ze was te dik en had ongekamd, grijs haar dat op sommige plekken wild piekte en op andere plekken heel dun was. Ze had een bril met dikke glazen op. Net als haar zoon.
‘Wat is er?’ vroeg ze. En zonder op antwoord te wachten, ging ze door: ‘Ik wil mijn programma kijken. Waarom laten jullie ons niet met rust?’
Terri liep pal langs haar heen het halletje in. ‘Waar is Mark?’
‘Binnen.’
‘Ik moet hem spreken.’ Terri gebaarde dat Adrian ook naar binnen moest komen en liep zelf de kleine woonkamer in.
Er hing een muffe geur, alsof de ramen zelden opengingen, maar de kamer zelf was keurig. Zelfgebreide kleedjes hingen over het tot op de draad versleten meubilair. Een schril contrast vormde de moderne, high-definition breedbeeld tv, die op een kastje van Zweedse makelij de kamer domineerde. Twee opklapbare tuinstoelen stonden er pal voor. Er was een herhaling van Seinfeld bezig. Het geluid stond bijna uit. Adrian zag een grote tas met knotten wol en breinaalden naast een van de stoelen staan. Er hingen een paar ingelijste foto’s aan de muur: een echtpaar met een kind, van jeugd tot nu. Moeder-vader-kind, moeder-vader-kind, moeder-vader-kind, tot rond de leeftijd van negen de vader verdween. Adrian vroeg zich af of de reden scheiding of overlijden was. Verder leek alles volstrekt normaal en gewoon, in alle opzichten allemaal heel doorsnee. Behalve één detail: om de een of andere reden, verborgen in de gewoonheid van dit huis, was het enig kind een verkrachter geworden.
Dat was het grootste raadsel in deze kamer. Hij vroeg zich af of rechercheur Collins dat met hem eens was. Ze zag er daadkrachtig, dwingend uit. Haar correcte verzoeken waren bedoeld om indruk te maken, vond hij, niet om te beantwoorden.
Achter hen probeerde de oude vrouw langs hen heen te komen, naar haar zoon toe. Op het scherm probeerden Kramer en Elaine enthousiast Jerry tot iets over te halen waar hij voorspelbaar duidelijk geen zin in had. Op de tuinstoel lag een breiwerk met breinaald. De vrouw had ze daar neergelegd. Hij rook dat er iets op het gasfornuis stond, maar kon niet herkennen wat.
‘Opletten,’ fluisterde Terri. Ze draaide zich om en zag Mark Wolfe in de deuropening staan die naar een kleine eethoek en de keuken leidde.
‘Ik heb niets verkeerds gedaan,’ was het eerste wat hij zei. En het tweede was: ‘Wie is dat?’ terwijl hij naar Adrian wees.