8
Tegen de tijd dat ze weer in haar kamer was, was het na middernacht en waren de vroege uurtjes ruimschoots begonnen. Behalve de telefonist en een paar agenten met nachtdienst, was het rustig in het gebouw. De agenten die de universiteitsgebouwen en de straten van de woonwijk in de gaten hielden, maakten hun rondes of zaten in een Dunkin’ Donuts koffie en zoetigheden naar binnen te werken.
Snel liep ze naar haar bureau. Meteen toetste ze de nummers in van de politiewijkgebouwen bij het hoofdbusstation in Springfield en het bureau van het treinstation. Ook nam ze contact op met de kazerne van de Massachusetts State Police bij de tolweg en met de Boston Transit Police. De gesprekken duurden kort. Ze gaf een algemene beschrijving van Jennifer, een snel verzoek om naar haar uit te kijken en haar belofte om een foto en een affiche van Vermiste Personen door te faxen. Officieel had de politie kopieën van documenten nodig om iets te mogen doen, maar officieus waren een paar telefoontjes en radioboodschappen naar de mensen met nachtdienst in de busstations en bij de snelwegen meestal voldoende. Als ze geluk hadden, zou een agent die over de Mass Pike-tolweg reed Jennifer zien die eenzaam bij een oprit stond te liften. Of zag een agent haar op het North Station in de rij voor een loket staan. Dan kon alles snel afgehandeld worden. Een streng gesprek, een ritje op de achterbank van een politieauto en dan de hereniging van een snikkende moeder en een bozige Jennifer, waarna alles weer zou worden zoals het was geweest. Tot de volgende keer dat Jennifer besloot weg te lopen.
Terri werkte snel om ervoor te zorgen dat dit gunstige scenario gerealiseerd werd. Ze legde haar tas, haar badge, haar pistool en haar aantekeningenboekje op haar bureau in het kleine, overbevolkte gebouw dat de politie van het universiteitsstadje het recherchegebouw noemde, maar dat binnen het korps sarcastisch Gold Shield City werd genoemd. Ze toetste snel de nummers in en sprak met haar meest urgente stem met telefonistes en brigadiers van dienst.
Het telefoontje daarna was naar Verizon Wireless Security. Aan iemand in een callcenter in Omaha vertelde ze wie ze was en wat haar dringende boodschap was. Ze wilde dat het elke keer onmiddellijk aan haar werd doorgegeven als Jennifers mobiel werd gebruikt, samen met de naam van de telefoontoren die het telefoontje had opgevangen. Jennifer wist misschien niet dat haar mobiel als een verklikker werkte. Ze was slim, vond Terri, maar misschien niet zó slim.
Vervolgens alarmeerde ze de beveiliging van de Bank of America, die het zou melden als Jennifer haar bankpas gebruikte. Ze had geen creditcard. Mary Riggins en Scott West hadden koppig volgehouden dat die luxe voor rijke mensen was. Niet voor Jennifer. Dat verhaal geloofde Terri niet echt.
Ze probeerde nog iets te bedenken waardoor Jennifer minder onzichtbaar zou kunnen worden. Ze was haar departementale boekje al te buiten gegaan, want technisch gesproken kon een Vermist Personenrapport pas na 24 uur worden opgesteld en weglopen was geen misdaad. Nog niet. Niet tot er echt iets gebeurde. Het idee was het kind te vinden voordat er een misdaad was gepleegd.
Nadat ze de telefoontjes had afgewerkt liep Terri naar een grote, stalen kast in een hoek van de kamer. In het Riggins-dossier zaten de twee eerdere weglooppogingen. Na de laatste poging, iets meer dan een jaar geleden, had Terri de manillakleurige envelop in het actieve gedeelte laten zitten. Ze had die eigenlijk naar het archief moeten sturen, maar ze had geweten dat deze avond onvermijdelijk zou komen, ook al wist ze niet precies waarom.
Ze haalde het dossier uit de kast en liep naar haar bureau terug. Ze had de meest relevante informatie in haar hoofd zitten. Jennifer was niet het soort tiener dat je snel vergeet, maar ze wist dat het belangrijk was om de details nog een keer door te nemen, omdat er misschien in de verslagen van een van haar vorige pogingen een aanwijzing kon staan waar ze nu naartoe was. Goed politiewerk komt neer op ploeteren en doorzettingsvermogen, en draait om kleine dingen. Terri wilde er zeker van zijn dat in al haar verslagen over deze zaak, die door haar meerderen beoordeeld zou worden, alle mogelijkheden aan bod waren gekomen, ook al was de kans op ‘succes’ zeer klein.
Ze zuchtte diep. Het zou moeilijk worden om Jennifer te vinden. De beste optie was dat het meisje geen geld meer had, voordat ze in de prostitutie was beland of aan drugs verslaafd was of verkracht en vermoord was, en dat ze naar huis zou bellen. Dan kwam alles weer op zijn pootjes terecht. Even. Terri realiseerde zich heel goed dat het probleem was dat Jennifer deze weglooppoging goed voorbereid had. Ze was een vastbesloten tiener. Koppig en intelligent. Terri kon zich niet voorstellen dat opgeven bij het eerste teken van problemen in het dna van Jennifer zat. Het probleem was dat dat eerste teken van problemen waarschijnlijk ook het laatste was.
Terri legde de dossiermap geopend naast de laptop die ze uit Jennifers kamer had meegenomen. Jennifer had op de buitenkant twee felrode bloemenstickers en een Save-the-Whales bumpersticker geplakt. Normaal gesproken zou Terri tot de volgende ochtend wachten en dan contact opnemen met het kantoor van de federale aanklager om een van hun forensisch onderzoekers de laptop te laten bekijken. Bureaucratie in het kwadraat. Maar Terri had een college over cybercriminaliteit gevolgd aan de plaatselijke universiteit en wist voldoende om in de hardware door te dringen en een ghost te maken van wat daar inzat en om al die gegevens op een usb-stick te zetten. Ze klapte de laptop open.
Door het raam zag ze het vroege ochtendlicht tussen de takken van de statige eik aan de rand van de parkeerplaats doorsijpelen. Ze bleef even kijken. Het licht leek de jonge blaadjes te zoeken en te doorboren, kroop over de ruwe schors omhoog en verdreef de schaduwen. Na zo’n lange nacht zou ze eigenlijk uitgeput moeten zijn, maar de adrenaline gaf haar voldoende energie om nog even door te werken. En wat koffie zou ook helpen, dacht ze.
Straks moest ze even naar huis bellen om er zeker van te zijn dat Laurie de kinderen wakker had gemaakt, hun schoollunches had gemaakt en ze op tijd naar de bus had gestuurd. Ze vond het verschrikkelijk dat ze er niet was als de kinderen wakker werden, hoewel die het vast leuk vonden om Laurie te zien. Ze vonden het altijd spannend als hun moeder werd weggeroepen voor een nachtelijke politietaak. Heel even sloot Terri bezorgd haar ogen. Zou Laurie ze nakijken tot ze in de bus waren gestapt? Ze zou ze toch niet alleen op de stoep laten wachten...
Ze schudde haar hoofd. Haar vriendin was op dat punt volkomen te vertrouwen. Angst lag altijd op de loer, klaar om toe te slaan.
Ze drukte op de startknop en de computer kwam tot leven. Ben je daar, Jennifer? Wat zul je me vertellen? Ze wist dat elke minuut die wegtikte kostbaarder was dan de minuut ervoor. Ze wist ook dat ze hoorde te wachten op officiële toestemming om de computer te mogen bekijken. Maar dat deed ze niet.
Michael was bijzonder ingenomen met zichzelf.
Nadat hij het gestolen busje in brand had gestoken, was hij bij een parkeerplaats langs de tolweg gestopt, had een kop zwarte koffie gekocht in een winkeltje tussen een McDonald’s en een gesloten yoghurtkiosk in, hield de mensen in de gaten die er rondliepen en wachtte op het moment dat hij zeker wist dat er niemand in de damestoiletten was. Een snelle check had hem al verteld dat er geen bewakingscamera’s hingen in het gangetje naar de deuren met dames en heren erop. Toch hield hij de hele tijd zijn donkerblauwe honkbalpetje op, dat hij diep over zijn ogen had getrokken zodat de klep voorkwam dat eventuele camera’s zijn profiel konden opnemen.
Hij verfrommelde het koffiebekertje, liet het in een prullenbak vallen en liep naar de deur met heren erop. Pas op het allerlaatste moment dook hij de damestoiletten in. Hij bleef er maar een paar tellen, lang genoeg om de bibliotheekkaart van Jennifer Riggins met de foto naar boven naast een wc-pot te laten vallen. De schoonmaakploeg zou deze wel vinden als die de vloer kwam dweilen. De kans was natuurlijk groot dat ze de kaart gewoon bij het vuilnis zouden stoppen, maar misschien ook niet, en dan had hij er nog wat aan.
Terug in zijn eigen busje ging Michael achter het stuur zitten en pakte een kleine laptop. Gelukkig beschikte deze rustplek over draadloos internet.
Net als het busje dat ze hadden gebruikt, was ook de laptop gestolen. Hij had het ding drie dagen eerder weggeplukt van een tafeltje in de universiteitsmensa. Het was een supereenvoudige diefstal geweest. Hij zag de laptop alleen achterblijven toen een student een cheeseburger ging halen. Met frieten, nam Michael aan. De truc was dat je het ding niet moest weggrissen en dat je niet moest gaan rennen. Dat trekt alleen maar aandacht. Nee, hij schoof het ding in een zwarte, rubberen computertas en liep naar een tafel aan de andere kant van de mensa. Daar wachtte hij tot de student terug was bij zijn tafel, de diefstal ontdekte en begon te roepen. De gestolen laptop schoof hij in zijn rugzak en hij liep naar het groepje dat inmiddels om de bestolen student heen stond.
‘Joh, je moet meteen de campusbewaking bellen,’ zei hij met zijn beste ouderejaars stem. ‘Nu meteen, anders hoeft het niet meer.’ Dit werd met een instemmend gebrom ontvangen. En vervolgens, terwijl in alle consternatie de mobielen uit zakken werden gehaald, was Michael stilletjes bij de eerstejaars weggelopen met de gestolen laptop goed verborgen in zijn rugzak. Opgewekt liep hij tussen de studenten door naar een parkeerplaats waar Linda op hem wachtte.
Sommige diefstallen waren ontzettend simpel, dacht hij. Na wat intikwerk had Michael een plek bij het raam gereserveerd bij de Trailways Bus Lines in Boston. Hij klikte net zo lang door tot hij het creditcardnummer van de visa-kaart moest intikken die hij uit de portemonnee van Jennifer had gehaald. Hij nam aan dat ‘M. Riggins’ haar moeder was. Hij had een enkele reis gereserveerd voor een bus die om twee uur ’s ochtends naar New York vertrok. De bedoeling was een vals spoor uit te zetten voor het geval iemand haar ging zoeken. Een spoor naar niets.
Daarna had hij het busje gestart en was vertrokken. Hij wist dat er achter een groot kantoorgebouw net buiten Boston een afvalcontainer stond die ’s ochtends vroeg geleegd werd. Daar wilde hij de laptop dumpen, onder het afval verbergen. En als iemand slim genoeg was om te achterhalen waar de reservering vandaan kwam, zou die een heel apart IP-adres vinden.
Zijn volgende stop was het busstation in Boston. Dat was een groot, lelijk, vierkant, naar olie stinkend gebouw vol benzinedampen, dat verlicht werd door onbarmhartige neonlampen. Het was er altijd een komen en gaan van mensen en van bussen, die naar de stad vertrokken, langs de bezienswaardigheden reden voordat ze de Route 93 of de 90 op draaiden. Het deed hem denken aan een thermometer die op de grond is gevallen, waardoor de bolletjes kwik alle kanten op rollen.
Het busstation had een elektronisch kaartjesapparaat, maar hij wachtte tot het er druk was, ging er toen bij staan, haalde de gestolen visa-kaart eroverheen en kreeg zijn kaartje. Er stond ‘M. Riggins’ op. Hij keek naar beneden, want hij wist dat bijna het hele busstation met bewakingscamera’s in de gaten werd gehouden. En het zou kunnen dat een agent de tijd op het kaartje wilde vergelijken met videobeelden en dan zou hij geen Jennifer zien. Opletten, zei hij tegen zichzelf.
Meteen nadat hij het kaartje had, liep hij naar de herentoiletten. Binnen controleerde hij snel of hij alleen was en sloot zichzelf toen op in een wc-hokje. Uit zijn rugzak haalde hij een andere jas, een visserspetje en een valse baard en snor. Zijn metamorfose kostte hem maar een paar tellen en hij liep weer naar buiten op zoek naar een plekje in een donkere hoek om te wachten.
In het station was constant politie aanwezig, maar niet al te actief. Het was vooral hun taak om zwervers te verwijderen die op zoek waren naar een warme, beschutte plek om de nacht door te brengen en niet naar de opvang wilden. Een van hun andere taken was het voorkomen dat iemand bestolen werd, want dat leverde vervelende krantenkoppen op. Het busstation was een enge plek, waar zowel normale respectabele als criminele burgers elkaar troffen. Michael hoopte dat hij er als een respectabel burger uitzag, dat was de beste camouflage voor de waarheid.
Nu zat hij op een slecht zittende, kapotte, rode plastic stoel te wachten en tikte zenuwachtig met zijn schoenen op de grond en probeerde niet op te vallen tot hij zag wat hij nodig had: drie studentachtige meiden en een verveeld kijkende vriendje. Ze hadden allemaal rugzakken en leken het niet erg te vinden dat het al zo laat was. Maar ze leken hem ook van die types die keurig doen wat ze moeten doen als ze iets vinden wat niet van hen is. Dan zouden ze iemand roepen. En dát was wat hij wilde. Raadsel op raadsel.
Langzaam liep hij naar de rij en ging achter hen staan met opgeslagen kraag en zijn petje over zijn ogen, want deze keer wist hij zeker dat de bewakingscamera’s alles vastlegden. Die verdomde Patriot Act ook. Gelukkig was het niet zo moeilijk geweest om op internet te achterhalen waar die camera’s hingen en wat ze opnamen. Hij wachtte tot de studentikoze meiden en de jongen tegelijk naar de drukke kaartjesverkoper drongen. Op dat moment boog hij zich slinks naar voren en liet de visa-kaart in een open vak van een rugzak glijden.
Vingervlug. Houdini waardig. Hij moest erom glimlachen, want in zekere zin was het magisch wat Linda en hij hadden gedaan: Jennifer was verdwenen.
In haar plaats verscheen een bevroren beeld van Nummer 4, geboeid en met een kap op, in de cyberwereld.