29

Adrian gebaarde met het pistool naar binnen. Het gewicht van het wapen leek te veranderen – licht, bijna gewichtloos en daarna zo zwaar als een ijzeren aambeeld. Hij dwong zichzelf tot een controle: volle patroonhouder? Check. Kogel in de kamer? Check. Veiligheidspin eraf? Check. Vinger aan de trekker? Check.

Klaar om te schieten?

Hij betwijfelde of hij het zou kunnen, ondanks alle ellende die Mark Wolfe aan onschuldige kinderen toebracht. Brians stem fluisterde in zijn oor: ‘Als je hem neerschiet, word jij gearresteerd en dan zoekt er niemand meer naar Jennifer en is ze voor eeuwig weg.’

Dit praktische advocatenadvies was echt iets voor zijn broer. En ook de zakelijke toon was die van zijn broer. Toch wist hij heel goed dat Brian niet bij hem was. Niet op dat moment. Ik sta er helemaal alleen voor, dacht hij. Toen sprak hij zichzelf tegen. Nee, dat sta ik niet. Hij vocht tegen zijn eigen verwarring.

Hij keek naar de schichtige manier waarop de verkrachter naar zijn woonkamer sloop. Bijna schrok hij ervan dat hij bij een man was die zich blijkbaar niets aantrok van de gevolgen van zijn verlangens. Normale mensen houden rekening met consequenties. De Mark Wolfen in deze wereld niet. Die denken alleen aan zichzelf.

De 9mm voelde het ene moment koud in zijn hand en het volgende moment gloeiend heet, alsof hij net uit een oven kwam. Hij hield het wapen steviger vast. Misschien ben ik nog steeds dezelfde. Hij gaf zichzelf nog steeds college bij elke stap die hij zette.

De man had een grijns op zijn gezicht die volgens Adrian wees op een ziekte waar hij zich amper een voorstelling van kon maken. In elk geval had zijn ziekte een naam, een diagnose en een herkenbaar patroon van gek worden en desintegratie. Mark Wolfes dwangmatige gedrag behoorde tot een ander gebied, een waar de geneeskunde geen grip op had en waar iets veel duisterders speelde. Toch waren ze allebei verdoemd.

‘Oké, ouwe,’ zei Wolfe spottend familiair. ‘Hou nu eens op met dat wapperen met dat pistool en vertel me wat je wilt weten.’ Hij liep de woonkamer in. Aan zijn stem was niet te merken dat hij zich bedreigd voelde door Adrian, ondanks het pistool in diens hand. ‘Maar eerst wil ik die computer terug.’

Adrian aarzelde. ‘Dat ding is belangrijk, hè?’

‘Professor, het is vooral privé.’

‘Valt het niet onder de voorwaarden van je voorwaardelijke straf, meneer Wolfe, dat je je niet overgeeft aan het bekijken van sommige dingen die op deze computer staan? Wat voor moeilijkheden zou je krijgen als mijn vriendin de rechercheur die bestanden zag, zeker in vergelijking met de bestanden op de computer die je haar hebt meegegeven?’

Wolfe glimlachte. Een glimlach die niets met humor van doen had. ‘Jij zou hier niet zijn, met dat wapen in je hand, als je dat antwoord op die vraag niet allang wist.’

Achter hem kwam Rose de kamer binnen. Ze had een theedoek in haar hand en glimlachte toen ze Adrian zag. ‘O, Marky, je vriend is er weer,’ zei ze enthousiast. Rose had of het pistool in Adrians hand niet gezien, of ze begreep niet waarom hij het vasthield, of ze wist niet wat het was, want ze zei er niets over.

Wolfe keek Adrian recht aan toen hij zei: ‘Klopt, ma. Mijn goede vriend de professor is weer op bezoek. Hij heeft je computer meegenomen.’

‘Gaan we dan naar onze programma’s kijken?’

‘Ja, ma. Volgens mij is de professor daarom gekomen. Hij wil met ons televisie kijken. Je kunt gaan breien.’

Glimlachend liep Rose naar haar stoel. Binnen een paar tellen zat ze en tikten de breinaalden hun ritme.

‘Ik laat haar mijn privédingen niet zien,’ zei Wolfe. ‘Ook al zou ze er geen bal van begrijpen. Ik zorg ervoor dat ze in bed ligt voor ik het aanzet.’

Ontroerend, dacht Adrian. Hij verbergt zijn zieke porno voor zijn moeder. Wat een goede zoon.

‘Dus...’ begon Adrian.

‘Je zult moeten wachten,’ zei Wolfe. ‘Dit is mijn huis en het is mijn schema.’

Adrian knikte. Hij liep naar een tuinstoel. ‘Dan wachten we samen.’ Het wapen hield hij in zijn hand, gericht op de borst van Wolfe.

‘Weet je,’ zei Wolfe, terwijl er even een glimlach op zijn gezicht verscheen, ‘dat mensen als ik niet echt gevaarlijk zijn? We zijn alleen een beetje... raar. Heeft dokter West je dat niet verteld?’

Niet echt gevaarlijk. Wat een leugen! riep Adrian in zichzelf. Maar van buiten liet hij niets merken en trok hij hopelijk een pokerface. ‘Ik heb nog niet met dokter West over jou gesproken,’ zei hij. Hij zag de verrassing in Wolfes ogen.

‘Dat is interessant,’ zei de verkrachter. Hij ging tegenover Adrian zitten, pakte de afstandsbediening, wees ermee naar het kastje naast de breedbeeld-tv en mompelde: ‘Want die brave dokter vind ik persoonlijk heel veel op jou lijken.’

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Adrian terwijl er een programmaoverzicht op het scherm verscheen.

‘Hij wil leren,’ vertelde Wolfe. Er ontsnapte een vrolijke lach aan zijn lippen. ‘Behalve dan dat hij geen pistool op mijn borst hoeft te richten om te horen wat hij wil.’

Het duizelde Adrian. Hij wilde hulp. Hij had hulp nodig. Maar al zijn overleden vrienden hielden hun mond. Hij verwachtte niet dat dit nog lang zou duren. Iemand komt me helpen. Hij was vol vertrouwen. Ze zullen me niet meer zo heel lang alleen laten.

‘Wat denk je, professor?’ vroeg Wolfe ineens. ‘Een herhaling van mash of misschien van die goeie, ouwe Mary Tyler Moore-show? Mijn moeder kan de humor van The Simpsons niet helemaal volgen.’

Hij verwachtte geen antwoord, maar drukte op een knop. Het scherm vulde zich met olijfgroene legerhelikopters die boven een heuvelgebied in Zuid-Californië cirkelden alsof dat het Korea van 1950 was. De bekende begintune kwam uit de speakers. ‘O, leuk,’ zei Rose opgewekt. ‘Hawkeye en majoor Burns.’ De breinaalden klikten energiek verder, terwijl ze televisie keek.

‘Dat herinnert ze zich,’ zei Wolfe. ‘Radar. Hot Lips. Trapper John en Klinger. Maar niet de naam van haar zus. Of van mijn neven en nichten. Dat zijn nu allemaal vreemdelingen. Maar natuurlijk komen die ook niet zo vaak langs als Alan Alda en Mike Farrell. Dat doet niemand. We zitten hier met z’n tweeën. Alleen wij tweeën. En de mensen op het scherm. Dat zijn haar enige vrienden.’

Adrian dacht: hij kan hetzelfde over zichzelf zeggen.

De verkrachter ging iets anders in zijn stoel zitten om het programma te kunnen volgen en negeerde Adrian en het wapen volkomen. Alsof ze niet meer in de kamer waren. Maar hij verstijfde toen Adrian de tas met Roses computer tussen zijn voeten op de grond zette. Adrian wist niet hoe lang hij het pistool nog gericht vast zou kunnen houden en vroeg zich af of het een soort duikgewicht was dat hem de diepte in trok.

 

Ze keken de hele avond oude comedy’s. De acteurs van het 4077th Mobile Army Surgical Hospital maakten plaats voor Archie en Meathead. En daarna volgden Diane en Sam in Cheers. Twee uur lang vulden ze het scherm. Rose lachte vaak, soms zelfs om een echte grap. Mark Wolfe hing onderuit in zijn stoel, zich schijnbaar niet bewust van het wapen dat op hem gericht was. Adrian keek met een half oog naar de comedy’s en hield ook Wolfe in de gaten. Hij had nog nooit een wapen op iemand gericht. En hij vond ook niet dat hij iets goeds deed, maar hij wist niet of dat relevant was.

De hele situatie was nogal surrealistisch. Alsof hij in een modern toneelstuk speelde, zonder dat er iemand was om hem zijn tekst toe te fluisteren. De eindtune van Cheers vulde de kamer en Mark Wolfe pakte de afstandsbediening om de tv uit te zetten. ‘Het is mooi geweest voor vanavond, ma. De professor en ik hebben nog wat te bespreken. Bedtijd voor jou.’

Rose keek verdrietig. ‘Is het nu al tijd?’

‘Ja.’

Zuchtend legde ze haar breiwerk in de tas en keek op. ‘Hallo?’ zei ze tegen Adrian. ‘Ben jij een vriend van Mark?’

Adrian gaf geen antwoord.

‘Naar bed, moeder,’ zei Wolfe. ‘Je bent moe. Je moet je pillen innemen en gaan slapen.’

‘Is het al bedtijd?’

‘Ja.’

‘Gaan we niet warm eten?’

‘Nee. Je hebt al gegeten.’

‘Dan kunnen we nu naar onze programma’s kijken.’

‘Nee, ma. Het is klaar voor vanavond.’ Mark Wolfe stond op, liep naar haar toe en tilde zijn moeder uit haar stoel. Daarna keek hij Adrian aan, die nog altijd het wapen op hem gericht hield, hoewel het doel ervan overbodig leek geworden tijdens het ingeblikte gelach en het slechte geheugen van Rose. ‘Ga je mee om me in de gaten te houden?’ vroeg hij. ‘Of wacht je hier tot ik terugkom?’

Adrian stond op. Hij wist dat het niet goed was om Wolfe uit het oog te verliezen, maar de reden waarom was hem even ontglipt in dit absurde gebeuren. Hij glimlachte naar Rose.

‘Oké, dan gaan we,’ zei Wolfe en hij pakte de hand van zijn moeder.

Adrian vond het lijken alsof hij was uitgenodigd bij een soort geheim ritueel, als een antropoloog die eindelijk het vertrouwen had gewonnen van een oude, diep in het Amazonegebied wonende indianenstam. Hij keek van een paar meter afstand toe hoe de zoon zijn moeder naar bed hielp. Hij hielp haar uit haar kleren tot op het randje van goed fatsoen en deed tandpasta op haar tandenborstel. Hij legde een aantal pillen op een tafeltje en gaf haar een glas water. Hij zorgde dat ze naar de wc ging, wachtte geduldig aan de andere kant van de badkamerdeur en riep vragen als: ‘Heb je toiletpapier gebruikt?’ en ‘Heb je doorgetrokken?’ Vervolgens stopte hij haar goed onder de dekens, en al die tijd stond Adrian met het wapen in zijn hand op een paar meter afstand te kijken. Het leek alsof hij onzichtbaar was.

Er waren maar heel weinig dingen die hij zo eng vond als het volgen van het ritueel van Rose naar bed brengen. Niet omdat het leek alsof ze een kind was – wat natuurlijk wel zo was. Nee, het kwam omdat de normale dingen uit het dagelijks leven geen connectie meer hadden met haar denken. Met elke handeling, op elk kort moment dat ze liet merken haar grip op de wereld te hebben verloren, liet Rose zien waar Adrian voor zichzelf zo bang voor was. Het zal mij ook zo vergaan. Maar dan veel erger.

Beschaamd bleef hij op de achtergrond. Hij had het idee dat hij bij iets zeer intiems werd betrokken. Hij had er geen woorden voor. Mark Wolfe, de verkrachter, gaf zijn moeder zelfs een liefdevolle zoen op haar voorhoofd. Nadat hij het licht had uitgedaan, zei hij tegen Adrian: ‘Gezien?’ Maar het was een vraag die geen antwoord nodig had, want Adrian had het gezien. ‘Zo gaat het nu altijd. Elke avond.’

Wolfe liep langs hem heen, terug naar de woonkamer. ‘Doe die dicht,’ zei hij zachtjes en hij gebaarde naar de slaapkamerdeur.

Adrian keek nog even en zag een glimp van de vrouw die in het donker als een bult onder de dekens lag.

‘Misschien overlijdt ze vannacht in haar slaap,’ zei Wolfe. ‘Maar waarschijnlijk niet.’

Adrian sloot Rose buiten en liep achter Wolfe aan.

‘Die agent,’ zei Wolfe, ‘met wie je hier eerst was. Die is hetzelfde als alle agenten die ik heb meegemaakt. Die vinden het leuk me te pesten. Mijn computer meenemen. Mijn tijdschriften controleren. Mijn therapie checken. Me op mijn werk lastigvallen. Ervoor zorgen dat ik niets doe wat ze niet leuk vinden, zoals naar een school of speeltuin gaan. Ze willen mijn ik uit me halen.’ Hij lachte. ‘Kleine kans.’

Adrian voelde zich onzeker. Hij had, heel naïef, gedacht dat een verkrachter als Wolfe zou willen veranderen. Het was nooit in hem opgekomen dat het tegendeel waar zou kunnen zijn.

Wolfe keek Adrian aan. ‘Oké, dus jij wilt een rondleiding door mijn leven, hè?’ De verkrachter wachtte niet op zijn antwoord. Hij liep verder de woonkamer in, naar het raam en deed de gordijnen dicht. ‘Weet je dat ik elke dag opsta en naar mijn werk ga, als een keurige, brave voorwaardelijk veroordeelde?’

Adrian knikte. Hij hield zijn pistool gericht.

‘En nu heb je mijn moeder en mij gezien. Oude comedy’s en incontinentieluiers verschonen. Leuk gezicht, hè?’ Adrian voelde het wapen trillen in zijn hand en probeerde die hand stil te houden. ‘Jij gaat me niet neerschieten,’ zei Wolfe. ‘Jij gaat zelfs precies doen wat ik wil, want anders help ik je niet. En jij hebt hulp nodig, hè professor?’ Mark praatte op een spottende, agressieve toon.

Adrian zei niets. Hij begreep niet dat Wolfe niet bang was voor het pistool. Hij probeerde het antwoord in zijn kennis te zoeken. Het pistool was bedoeld als aansporing. Gewelddadige, pijnlijke dood. De reactie zou duidelijk en herkenbaar moeten zijn. Doodsbange, grote angst. Zo hoorde het te zijn.

‘Oké, tijd voor onderhandelen, professor.’

‘Ik onderhandel niet met mensen als jij,’ zei Adrian. Maar hij vond het een zwak antwoord. Akelig ontoereikend zelfs.

‘Natuurlijk wel. Op het moment dat je op mijn voordeur klopte, had je iets te verkopen. Of misschien wilde je iets kopen. En we moeten eerst de voorwaarden voor de verkoop goed afspreken voordat we verder kunnen.’ Wolfe zag er heel ontspannen uit voor iemand die een pistool op zich gericht wist. ‘Ik wil de computer van mijn moeder terug. Om voor de hand liggende redenen. De harddisk is van mij en van niemand anders. Persoonlijk bezit. Oké, vertel me nu wat je wilt, dan kunnen we een prijs bepalen.’

‘Ik wil iemand vinden.’

‘Oké. Huur een privédetective in.’

‘Ik ben de privédetective.’

Wolfe lachte kort en gemeen. ‘Jij ziet er helemaal niet zo uit, behalve dan dat kanon waar je mee wappert. Weet je wel, professor, dat beginners een wapen met twee handen moeten vasthouden? Dan kun je de loop beter richten en het wapen stil houden.’ Glimlachend ging hij verder: ‘Alsjeblieft. Heb je alweer wat geleerd. Ik zal er niets voor in rekening brengen.’

Adrian woog twee mogelijkheden in gedachten tegen elkaar af. Hij kon het wapen laten zakken, wegstoppen en gaan onderhandelen. Of hij kon Wolfe bedreigen op de manier zoals Terri Collins het waarschijnlijk zou doen, maar hij betwijfelde of hij het agentenoverwicht had om dat geloofwaardig te doen. Hij zat in de val. Tot hij Brian hoorde fluisteren: ‘Doe zoals wie je was, zoals wie je bent en zoals wie je zult worden... dat kan werken.’

Hij knikte en voelde dat zijn broer hem hielp het pistool stil te houden. Hij richtte de loop weer op Wolfe en kromde zijn vinger om de trekker. Ook zorgde hij ervoor dat zijn stem een beetje trilde. ‘Ik ben ziek. Ernstig ziek. Ik sterf binnenkort.’

Wolfe keek hem niet-begrijpend aan.

‘Je moeder, hoe groot is je vertrouwen in haar? Denk je dat ze nog weet wat ze doet? Als zij het was die hier met een pistool voor je neus stond, hoe zeker zou je er dan van zijn dat ze niet onbewust de trekker zou overhalen en een mooi, groot gat in je gezicht zou schieten? En dat ze geen flauw idee zou hebben waarom en hoe ze het heeft gedaan? Of stel dat ze je alleen maar in je buik had geschoten en dat je nog een kans had om het te overleven, denk je dan dat ze helder genoeg is om 911 te bellen? Of denk je dat ze televisie gaat kijken en gaat breien?’

Wolfe kneep zijn ogen tot spleetjes en zijn spottende grijns verdween.

‘Oké,’ ging Adrian verder, ‘ik heb net zoiets als je moeder. Alleen erger. Daardoor doe ik dingen die zo onlogisch als de pest zijn en ik begrijp vaak absoluut niet waarom ik ze heb gedaan.’ Adrian sprak snel en zijn stem golfde van hoog naar laag. ‘Dus is de kans groot dat ik binnen een tel vergeet waarom ik hier ben en misschien zal dit kanon, zoals je dit ding zo prachtig noemde, meneer Wolfe, afgaan, omdat ik vergat wat ik van je wilde en me alleen nog maar herinnerde dat jij een grote verkrachter bent, een stuk verdriet dat het verdient om rechtstreeks naar de hel te gaan. Zo ben ik. Onevenwichtig. Alsof ik op een glad dek sta en de golven tegen de boot beuken. Ik heb niet veel tijd om te onderhandelen.’

Wolfe leek wat rustiger. ‘Zo, nou heeft hij wat om over na te denken. En zich bezorgd over te maken.’ Brian klonk vrolijk. ‘Goed gedaan, Audie. Je hebt hem onzeker gemaakt. Pak hem.’

‘Oké, professor.’ Wolfe kon net zo snel als Adrian één en één bij elkaar optellen. ‘Wat wil je weten?’

‘Ik wil een rondleiding door jouw wereld. De nachtwereld.’

‘Dat is een grote wereld, professor. Een verdomd grote wereld. Ik moet weten waarom.’

‘Een roze petje,’ zei Adrian. Absurd. Maar het hield Wolfe onzeker. Hij deed een stap naar voren, hield het pistool op ooghoogte en pakte het met twee handen vast. ‘Bedoelde je zo?’ vroeg hij. ‘Ja, ik snap het. Dit is inderdaad een veel betere manier om het pistool vast te houden.’

Wolfe verstrakte. Adrian zag de angst in zijn ogen. ‘Jij gaat me niet vermoorden.’

‘Waarschijnlijk niet. Maar daar zou ik dus maar niet op gokken, als ik jou was.’

Het werd stil in de kamer. Adrian wist wat de verkrachter zou gaan zeggen. Er was maar één logische reactie mogelijk. En wat hij vroeg was niet zo erg.

‘Oké, professor. Dan doen we het op jouw manier.’ Een concessie. Waarschijnlijk een leugen, maar Adrian vermoedde dat hij nu het overwicht in de kamer had. Dit was Wolfes huis en ze zaten in zijn territorium. Maar Adrians geheim – hoe gek was hij precies? – intimideerde de verkrachter, snoerde hem min of meer de mond. Adrian had nooit gedacht dat het hem zou lukken, maar nu moest hij glimlachen. Zijn gek-zijn was net iets onweerstaanbaarder dan Wolfes psychopatische verlangen. Hij hoefde nu alleen nog maar die twee elementen samen te brengen.

Adrian duwde de computertas naar de verkrachter. ‘Laat het me zien,’ zei hij.

‘Wat moet ik je laten zien?’

‘Alles.’

Wolfe haalde zijn schouders op en gebaarde dat Adrian in de stoel naast hem moest gaan zitten. De stoel van zijn moeder. Toen trok hij haastig de computer naar zich toe en zette zijn vingers op het toetsenbord. Adrian moest aan een honkbalpitcher denken die naar de zijkant van de werpheuvel liep, over de harde bal wreef en zich voorbereidde op de beslissende worp.

De tijd viel in een waterval van beelden uiteen. Ze waren allemaal anders, maar toch allemaal hetzelfde. Ras, leeftijd, standjes, perversie: het stroomde allemaal over het scherm, nadat Wolfe wat draadjes aan Roses laptop had bevestigd. Als een maestro die een orkest leidde, toonde Wolfe aan Adrian de internet-onderwereld. Een oneindige oceaan van afstompende seks. Neppassie. Gericht op het expliciet laten zien. Het had niets van doen met echte relaties. Wolfe was een expert. Een Vergilius voor alle vragen van Adrian. Adrian wist niet meer hoe lang ze bezig waren. Hij voelde zich losgeslagen. En zeer ongemakkelijk door alle intimiteiten die vlak voor zijn neus op het scherm verschenen. Huiverend keek hij toe.

Wolfe klikte op een paar toetsen en de beelden op het scherm veranderden. Een vrouw in een nauwsluitend zwart leren pak keek hen recht aan en nodigde hen uit om gestraft te worden. Het lidmaatschap kostte eenmalig 39,99 dollar per persoon.

‘Let nu heel goed op, professor,’ zei Wolfe. Hij tikte nieuwe instructies in en lerenpakvrouw1 werd vervangen door lerenpakvrouw2. Die bood precies hetzelfde strafregime aan, maar haar prijs was 60 euro en ze sprak Frans. Weer een razendsnelle serie kliks en lerenpakvrouw3 verscheen in beeld en bood in het Japans en voor yens precies hetzelfde aan als de twee lerenpakvrouwen voor haar. Adrian had het begrepen.

‘Oké, professor, nu moet je me echt vertellen waar je naar zoekt. Specifiek.’ De verkrachter grijnsde. Hij vermaakte zich duidelijk opperbest. Hij klikte site na site aan. Kinderen. Bejaarden. Dikke mensen. Martelen. ‘Wat intrigeert je, professor? Wat fascineert je? Waar hou je van? Wat laat je bloed koken? Want wat het ook is, hier is het te vinden.’

Adrian knikte, maar veranderde dat snel in een ontkennend geschud. ‘Laat me maar zien wat jou interesseert, meneer Wolfe.’

Wolfe ging verzitten. ‘Ik denk niet dat we dezelfde interesses hebben, professor. En ik denk ook niet dat u dat wilt zien.’

Adrian aarzelde. Om tot hier te komen, had hij het pistool nodig gehad. Maar nu hij in Wolfes ogen keek, zag hij dat de verkrachter hem niet verder in zijn eigen privéwereld zou toelaten, zelfs niet onder bedreiging van het pistool. Hij moest een andere manier zoeken.

Hij voelde hoe zijn broer achter hem door de kleine ruimte ijsbeerde en diep over dit dilemma nadacht. Hij hoorde Brians voetstappen tikken alsof hij op een houten vloer liep, hoewel er hier tapijt op de grond lag. Hij voelde dat Brian stilstond, zich naar hem toe boog en als een adviseur van de kroon in zijn oor fluisterde: ‘Verleid hem, Audie, verleid hem.’

Makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Maar hoe?’ Hij moest het hardop hebben gevraagd, want hij zag Wolfe verbaasd zijn wenkbrauwen optrekken.

‘Wie kennen jullie allebei?’

Adrian knikte en zei: ‘Dat klinkt goed. Want hij weet echt niet waarom ik hier ben.’

‘Met wie praat je?’ vroeg Wolfe zenuwachtig.

‘Leg het hem uit, Audie.’

‘Het zal helpen als hij weet waarom ik hier ben,’ zei Adrian tegen zijn broer.

Wolfe ging weer anders zitten. Er zat maar een paar centimeter tussen hem en Adrian met de 9mm, maar hij leek niet meer bang voor het pistool te zijn. Er klonk een heel andere onzekerheid in zijn stem door. ‘Alles oké, prof? Zullen we anders even pauze nemen?’

‘Ik moet Jennifer vinden. Jennifer is jong. Zestien. En ze is knap.’

‘Ik snap het niet. Heb je het nu tegen mij?’ vroeg Wolfe.

‘Jennifer is verdwenen,’ ging Adrian verder. ‘Maar ze is ergens. Ik moet haar vinden.’

‘En die Jennifer, is dat je kleindochter of zo?’

‘Ik moet haar vinden. Ik voel me verantwoordelijk. Ik had moeten voorkomen dat ze haar meenamen, maar ik reageerde niet snel genoeg. Ik begreep het toen niet, meneer Wolfe. Het gebeurde pal voor mijn ogen en ik was blind.’

‘Iemand ontvoerde dat meisje Jennifer?’

‘Ja.’

‘Hier ergens in de buurt.’

‘Ja. Pal voor mijn eigen huis.’

‘En u beweert dat ik haar ken? Dat is niet logisch. Ze laten me nooit bij kinderen van die leeftijd in de buurt komen.’

‘Je weet niet hoe je haar kent, maar je kent haar. Jullie zijn met elkaar verbonden.’

‘Dit klinkt niet helemaal logisch, professor.’

‘O, jawel. Jij snapt het alleen niet helemaal. Nog niet.’

Wolfe knikte. Blijkbaar klonk dit goed. ‘En de politie...’

‘Die zoeken ook. Maar ze weten niet waar ze moeten zoeken.’

Wolfe keek gefrustreerd en wat ongemakkelijk. Hij wees naar de computer. ‘En jij denkt dat ze daar ergens in zit?’

Adrian knikte. ‘Het is de laatste hoop. Als iemand Jennifer heeft gestolen om haar te gebruiken en daarna te vermoorden, dan is er geen hoop meer. Maar als iemand haar heeft gestolen om iets te krijgen... misschien geld... voordat hij haar afdankt, tja dan...’

‘Professor, als dit meisje in pornofilms speelt of aan sekstapes meedoet of in deze industrie werkt, godsamme, dan vinden we haar nooit. Ze is een naald in een hooiberg. Er zijn miljarden sites, met miljarden meisjes, allemaal gespecialiseerd in alles wat iemand maar kan verzinnen. Ze zijn vrijwillig tot alles bereid. Alles wat onder de zon bestaat, is hier ergens. Ik bedoel: zo vind je haar niet.’

‘Ze is geen vrijwilligster, meneer Wolfe. Ze is niet gewillig.’

Wolfe keek hem met open mond even aan en knikte toen. ‘Dat beperkt inderdaad het zoeken,’ erkende hij.

Adrian keek de woonkamer door alsof hij een van de stemmen zocht om hem te leiden, maar deze keer probeerde hij te bepalen wat hij moest zeggen zonder al te veel te vertellen. Toen hij het wist, zei hij met een lage, heldere stem: ‘Ik snap het.’ Hij kneep zijn ogen half dicht en keek de verkrachter doordringend aan. Hij hoorde op de achtergrond dat Brian hem aanmoedigde. ‘Dus je moet naar de foto’s kijken. Is dat het enige waar jij bij kunt, meneer Wolfe? Foto’s zijn weliswaar niet helemaal hetzelfde als het echte werk, maar voorlopig zijn ze een acceptabele vervanging. Klopt dat? En vervolgens laat jij je fantasie het werk doen. Zo behoud je de controle, klopt dat, meneer Wolfe? Want je hebt tijd nodig. Je kunt niet weer de gevangenis indraaien, niet nu, want je moeder heeft je nodig. Maar het is er nog steeds, hè? Dat grote verlangen. Dat valt niet te verbergen. En dat moet je compenseren, want die behoeften, die verdwijnen niet, hè? En daar zorgt de computer voor. Een kans om te fantaseren, om te speculeren en om dingen onder controle te houden tot er in je leven iets verandert en je weer kunt gaan doen wat je het liefste doet.

En daar voel je je niet slecht over, want je gaat naar je werk en naar je therapeut en je denkt dat je hem helemaal een rad voor de ogen hebt gedraaid. Klopt dat? Want je hebt ontdekt dat hij heel nieuwsgierig is naar deze duistere seks en dat je hem tot alles kunt krijgen. Het gaat om de controle, nietwaar, meneer Wolfe? Op dit moment heb je al die dingen in je leven onder controle en wacht je op het goede moment, als je weer alles kunt gaan doen wat je het allerliefste wilt gaan doen.’

Adrian wachtte even. ‘Zorg dat hij het je laat zien!’ Brian was woest.

‘Open een van die persoonlijke bestanden,’ zei Adrian. Het pistool kwam weer omhoog. Maar deze keer leek het te branden in zijn hand en was hij vastbesloten het te gebruiken als het nodig was.

Wolfe moest dat gevoel ook hebben. Hij was woedend, maar keek minder woedend dan toen hij de deur voor Adrian had opengedaan. Hij keek naar de computer en daarna naar het tv-scherm. Hij drukte op een paar toetsen. Er verscheen een foto van een heel jong meisje – misschien elf jaar. Ze was naakt en keek flirterig met een wetende blik in de lens. Een blik die professioneel zou zijn geweest bij een vrouw van twee keer haar leeftijd. Wolfe blies diep uit. ‘Jij denkt dat je me kent, hè professor?’

‘Ik weet genoeg. En dat weet jij ook.’

Wolfe wachtte even voor hij langzaam zei: ‘Er zijn plekken die voorzien in ongewone behoeften. Diep verborgen plekken. Daar wil jij niet naartoe.’

‘Dat wil ik wel. Want daar moet Jennifer zijn.’

Wolfe haalde zijn schouders op. ‘Je bent gek.’

‘Klopt helemaal. Maar misschien is dat wel goed.’

‘Professor, als dat meisje ontvoerd is en helemaal als ze hier ergens zit...’ hij gebaarde naar de computer, ‘dan kun je maar beter denken dat ze dood is. Want dat is ze, vroeger of later.’

‘Dat zijn we allemaal vroeger of later,’ zei Adrian. ‘Jij. Ik. Je moeder. Iedereen gaat een keer dood. Maar het is nog niet Jennifers tijd. Nog niet.’ Hij zei het met een overtuiging die nergens op gebaseerd was.

Wolfe leek zowel geïntrigeerd als geschrokken, alsof die twee tegenstrijdige gevoelens in hem vochten. ‘En wat denk je dat ik voor je kan doen?’ vroeg hij. Die vraag galmde de hele avond al door de kamer.

Adrian voelde hoe de handen van zijn broer zijn schouders stevig vastgrepen en hem iets naar voren duwden. ‘Dit is wat ik van je wil, meneer Wolfe. Ik wil dat je je fantasie gebruikt. Op dezelfde manier zoals je die gebruikt als je tijdens het speelkwartier langs een school loopt...’

Wolfe leek zo gespannen als een touw waaraan heel hard wordt getrokken.

‘Ik wil dat je jezelf in de schoenen van iemand anders fantaseert. Ik wil dat je bedenkt wie je zou zijn als je Jennifer had. Ik wil dat je me vertelt wat je allemaal met haar kunt doen en hoe en waar en waarom. En ik wil dat je fantaseert dat je met een vrouw samenwerkt. Een jonge vrouw, die van je houdt en die je helpt.’ Wolfe luisterde nu heel geconcentreerd. ‘En ik wil dat je fantaseert hoe je geld aan Jennifer zou kunnen verdienen, meneer Wolfe.’

‘Je wilt dat ik...’

‘Ik wil dat je precies bent wie je bent, meneer Wolfe. En nog een beetje meer.’

‘En als ik dat doe, wat krijg ik dan?’

Adrian zei niets, dacht na. ‘Geef hem wat hij wil,’ zei Brian.

‘Maar wat is dat?’ vroeg Adrian. Wolfe keek hem weer aan.

‘Er is maar één ding. En dat wil iedereen die is zoals hij.’ Brian klonk heel zeker.

Privacy, dacht Adrian en dus zei hij: ‘Wat ik niet zal doen is de rechercheur vertellen wat je doet. En ik zal haar niets vertellen over de computer van je moeder. Dat zal ik niemand vertellen. En als je Jennifer voor me hebt gevonden, mag je terug naar wie je echt bent en wachten op de dag dat niemand meer op je let.’

Wolfe glimlachte. Niet eens vervelend. ‘Professor, volgens mij hebben we eindelijk een goede verkoopprijs bereikt.’