19
Tegen de tijd dat ze die avond thuiskwam, was Terri ervan overtuigd dat Adrian knettergek was en dat gek-zijn waarschijnlijk de enige realistische aanpak was.
Haar twee kinderen lieten de televisie in de steek zodra ze binnenkwam. Ineens werd ze bedolven onder een vloedgolf kindereisen, voornamelijk dat ze moest luisteren naar wat er op school was gebeurd en op het speelplein en onder de leesles. Alsof ze in een film stapte die al begonnen was en ze rustig en goed moest luisteren en observeren om details te verzamelen om zo de plot te kunnen construeren.
Laurie, die in de keuken bezig was met een aanrecht vol borden, riep welkom thuis en of ze nog honger had. Dat had ze niet. Terri’s achtjarige, zeer actieve zoon vroeg: ‘Heb je vandaag nog slechte mannen gearresteerd?’ Zijn zusje, twee jaar jonger en veel rustiger, hing met een arm aan haar moeders been en wapperde met een tekening.
‘Nee, vandaag niet. Maar morgen wel denk ik. Anders wordt het overmorgen.’
‘Echt slechte mannen?’
‘Altijd. Alleen de echte slechteriken.’
‘Mooi,’ zei de achtjarige en hij liep weer terug naar de televisie. Terri keek naar zijn bewegingen, naar zijn gezicht en luisterde naar hoe hij praatte. Ze zocht naar kenmerken van zijn vader. Soms leek het alsof ze een levende handgranaat in huis had. Ze wist niet wat haar ex-man aan haar zoon had doorgegeven, maar soms werd ze er bang van. Erfelijkheid kan verschrikkelijk zijn.
Het kind had nu al zijn vaders prettige glimlach en innemendheid. Hij was ontzettend populair op school en in de buurt. Ze was bang dat het onecht was, dat hij net als zijn vader tegelijkertijd charmant en slecht kon zijn. Haar ex had in het openbaar altijd een glimlach op zijn gezicht, vertelde altijd grapjes en stelde iedereen op zijn of haar gemak. Tot ze alleen waren. Dan werd hij boos en gesloten en sloeg haar bruut in elkaar. Dat was zijn verborgen kant, die niemand, behalve zij, kende. Het was een raadsel en toen ze was weggegaan, wist ze dat er heel veel vrienden, familie en collega’s waren die zich afvroegen hoe ze dat nou had kunnen doen en die het niet logisch vonden.
Het probleem was dat het dat wel was. Ze wisten het alleen niet. Ze zag hoe haar zoon in een stoel plofte, de tv negeerde en een prentenboek pakte. Ben ik op tijd bij hem weggegaan? vroeg ze zich af. Ze was gevlucht, had spullen gepakt en was weggerend toen ze wist dat hij een paar uur weg zou zijn. Ze was heel voorzichtig geweest, had niet laten merken dat ze haar vlucht voorbereidde in de weken voor haar ontsnapping, hield alles zo saai en gewoon mogelijk, zodat haar vlucht een complete verrassing zou zijn. Ze had bijna alles achter moeten laten, behalve wat geld en de kinderen. De rest mocht hij houden. Dat interesseerde haar niet. Ze had maar één mantra, die ze eindeloos herhaalde: begin opnieuw. Begin opnieuw.
In de tijd daarna had ze kunnen regelen dat hij een straatverbod kreeg en in het scheidingsconvenant stond dat hij beperkt met zijn kinderen om mocht gaan. Ze had in North-Carolina samen met zijn meerdere alle benodigde paperassen ingevuld op de basis waar de First Airborne was gelegerd. Ze had meerdere gesprekken moeten voeren met militaire adviseurs, die subtiel en minder subtiel hadden geprobeerd haar over te halen terug te gaan naar haar man. Dat had ze geweigerd. Ook al hadden ze hem nog zo vaak een ‘Amerikaanse held’ genoemd.
We hebben veel te veel helden, dacht ze.
Maar het was nooit een volledig geslaagde vlucht geworden. Ze had zich moeten verstoppen, een valse identiteit moeten aannemen en keer op keer moeten verhuizen. Ze moest anoniem zijn in een wereld die alles leek te willen publiceren van en over iedereen. Hij zou nooit volledig uit hun leven verdwijnen. Daarom was ze weer naar school gegaan en had ze zo hard haar best gedaan om agent te worden. Het pistool in haar tas en haar penning vormden de impliciete boodschap dat ze zich zou verzetten tegen hem en zijn schadelijke invloed.
Ze knuffelde de kinderen en zei ondertussen geluidloos een kort gebed: weer een veilige dag. Terri liet de kinderen hun dingen doen: tekenen, lezen, tv-kijken en liep de keuken in. Laurie had toch een bord eten voor haar klaargezet. ‘Volgens mij vertelde je niet helemaal de waarheid.’
Terri keek naar het opgewarmde gehaktbrood en de frisse salade. Ze pakte het bord, een mes en een vork en tegen de kast aan geleund begon ze met smaak te eten. ‘Je had rechercheur moeten worden,’ zei ze tussen twee happen door.
Laurie knikte. Het was een groot compliment voor iemand die veel tijd doorbracht met Raymond Chandler, sir Arthur Conan Doyle en James Ellroy. In de andere kamer waren de kinderen rustig bezig, wat bijna een wonder was. Terri wilde een glas melk inschenken, maar bedacht zich en pakte een aangebroken fles witte wijn en twee glazen. ‘Blijf je nog even?’
Weer knikte Laurie. ‘Tuurlijk. Witte wijn en de kinderen in bed leggen. Ik kan me geen leukere avond voorstellen. Als ik maar op tijd voor CSI thuis ben.’
‘Je weet toch dat die programma’s allemaal nep zijn.’
‘Jawel. Maar ik zie ze als een soort moraliteiten van vroeger. In de middeleeuwen kwamen alle boeren bij elkaar bij de trap van een kerk en keken naar toneelspelers die verhalen uit het Oude Testament naspeelden om boodschappen door te geven zoals “als je geen trouwe gelovige bent, zal God je straffen”. Vandaag de dag kijken we op de tv naar Horatio Dinges in Miami en Gus in Las Vegas die ons min of meer hetzelfde vertellen, maar dan in een modern jasje.’
Ze moesten allebei lachen.
‘Nog tien minuten,’ riep Terri naar de kinderen, wat met de voorspelbare protesten werd ontvangen.
Terri wist dat Laurie ernaar hunkerde om alles te horen over de zaak waaraan ze werkte, maar ook dat ze veel te beleefd was om het onderwerp zelf ter sprake te brengen. Ze nam nog een hap gehaktbrood. ‘Een weglopertje,’ zei ze als antwoord op de onuitgesproken vraag. ‘Maar niet helemaal zeker. Het kan ook een ontvoering zijn. Of iemand die haar heeft geholpen. Dat is nu nog niet duidelijk.’
‘Wat denk je zelf?’
Terri aarzelde. ‘De meeste kinderen die weglopen doen dat om een goede reden. En meestal duiken ze vanzelf weer op. Dat blijkt in elk geval uit de statistieken.’
‘Maar...’
Terri keek naar de andere kamer. Ze wilde zeker weten dat de kinderen niets van hun gesprek konden horen. ‘Ik ben geen optimist,’ zei ze vervolgens. Ze nam een hap salade en een grote slok wijn. ‘Ik ben een realist. Ik hoop op het beste en vrees het ergste.’
Laurie knikte. ‘Een goede afloop...’
‘Als je een goede afloop wilt zien, moet je tv-kijken,’ zei Terri kortaf. Ze klonk bruusker dan haar bedoeling was, maar na het gesprek met de professor zag ze alleen nog maar slechte en minder slechte opties. ‘Daar maak je tenminste nog een kans.’
Het was een ongewone onderzoeksaanpak. Het was laat geworden. Laurie was uiteindelijk weggegaan met haar gebruikelijke ‘bel me wanneer je me nodig hebt, ’s ochtends of ’s avonds’.
De kinderen sliepen en Terri zat met haar derde glas wijn en een laptop tussen de boeken en artikelen. Ze was bekaf, maar zeer geconcentreerd.
‘Weet u rechercheur, die misdaad is pal onder mijn neus gebeurd, maar dat was slechts het begin. Scène één. Eerste akte. De opkomst van de hoofdpersonen. En het weinige wat we weten, zal ons niet veel verder brengen. Zeker niet als de criminelen hier ervaring mee hebben.’ In haar kleine, keurige, met speelgoed bezaaide huisje hoorde ze het de professor weer zeggen. Ervaring. Ze had hem niets verteld over het busje en de brandstichting die waarschijnlijk alle achtergebleven sporen had uitgewist. Iemand die wist wat hij deed, zou dergelijke voorzorgsmaatregelen nemen.
‘We moeten ons richten op de misdaad die begaan is, ook nu we erover praten.’
De professor zat vol wilde aannames en gekke ideeën. Maar er waren zeker zaken bij die ze kon volgen. Ze had goed naar hem geluisterd en had geprobeerd een weg te vinden in twee raadsels. Het eerste was duidelijk: wat had hij? Het tweede was ingewikkelder: hoe zoek je een Jennifer die uit de wereld is geplukt?
Ze had besloten met hem mee te denken. Hij was slim, scherp en zeer goed opgeleid. Dat hij snel was afgeleid, soms in een andere wereld leek te zijn, en op vragen en opmerkingen reageerde die niet geuit waren... Voor Terri was dat geen punt. Ergens in al zijn wartaal kon een pad zitten dat ze kon volgen.
Op haar schoot lag de Encyclopaedia of Murder. Het gedeelte over de Moors-moorden had ze twee keer gelezen en ze had op internet veel gevonden over deze moorden. Elke keer stond ze weer versteld van wat en hoeveel je kon vinden in rare hoeken van de cyberwereld. Ze had autopsiefoto’s gevonden, plattegronden van plaatsen delict en originele politieverslagen. Allemaal op verschillende websites over seriemoorden en seksuele misdrijven. Ze had boeken over Myra Hindley en Ian Brady willen bestellen, maar dit soort boeken wilde ze niet naast Winnie de Poeh, De wind in de wilgen en De kat met de hoed in de boekenkast hebben staan.
Zorgvuldig verwijderde ze de bekeken moordwebsites uit het geheugen van haar laptop. Het was niet verstandig iets te laten staan waar haar zoon toevallig op kon klikken en openen.
Kinderen zijn voyeurs, maar nieuwsgierigheid heeft zijn grenzen.
Ze wist dat dit een rationele, moederlijke houding was. Zelfs nadat ze alles had weggeklikt naar de computerprullenbak, hing wat ze had gelezen nog in haar hoofd.
De professor ging ervan uit dat de behoefte van het moordende koppel om hun excessen met anderen te delen hen de das om kon doen.
‘Daar ligt de sleutel. Ze hebben publiek nodig. Als ze hun voorkeur om te martelen alleen met elkaar hadden gedeeld – nou, dan zouden ze waarschijnlijk tot in lengte van dagen door kunnen gaan.’ Terri had af en toe wat opgeschreven, terwijl de professor vertelde. ‘Zonder een planningsfout of toevallig betrapt worden... hadden ze jaren door kunnen gaan.’
Ze wist vrij weinig over dit soort misdaden, hoewel ze college had gehad over beroemde moordenaars en seriemoorden. Een paar jaar misdaadbestrijding in het universiteitsstadje, heel beperkt, had veel kennis doen wegzakken.
‘Als je twee identieke witte ratten neemt en die in dezelfde psychologische situatie brengt, dan kun je hun verschillende reacties op identieke stimuli beoordelen. Maar er is altijd veel gemeenschappelijks dat meetbaar is.’
Hij had ineens energiek zitten vertellen. Volgens haar was hij op dat moment in gedachten terug bij zijn studenten in een donker laboratorium, waar ze het gedrag van de dieren nauwkeurig observeerden.
‘Op het moment dat identieke ratten in identieke situaties van de norm gaan afwijken, wordt het interessant.’
Maar Jennifers verdwijning was geen laboratoriumexperiment. Nou ja, dat denk ik, dacht ze achteruithangend in haar stoel. Even vroeg ze zich af of ze het misschien verkeerd zag.
Ze zat in een lastig parket en ze moest dus uiterst voorzichtig zijn. Ze hield van haar werk, maar wist dat elke zaak fataal kon zijn voor haar carrière. Verknalde ze een verkrachtingszaak op de campus, dan zat ze weer in een patrouillewagen. Verprutste ze een drugsonderzoek of een inbraak, dan zou dat in een klein departement als het hare een grote smet op haar staat van dienst zijn en zou ze haar gouden penning niet meer aan oplichters en dronken studenten hoeven laten zien, maar achter de telefoon zitten.
Een deel van haar was woedend op Jennifer. Verdomme! Waarom kon je niet gewoon hasj roken en elke avond te laat thuiskomen? Zoals iedere boze, ontevreden tiener doet. Waarom kon je niet gewoon zuipen en onbeschermde seks hebben op veel te jonge leeftijd? Zo kun je ook tiener zijn. Waarom moest je per se weglopen?
Ze was gesloopt. Zonder Jennifer en die twee dode moordenaars van een halve eeuw geleden had ze allang lekker liggen slapen. Ze wilde haar graag beloven haar te vinden, maar ze wist dat ze dat nu nog niet waar kon maken.
Haar chef zat achter zijn bureau. Aan de muur achter hem hing een foto: de chef in honkbaltenue tussen kinderen. De top van de kindercompetitie. Iets verderop stond een goedkope, maar glimmende trofee en een ingelijst diploma waarop stond dat hij De Beste Coach Ooit was, ondertekend door amper leesbare handtekeningen. De rest van de muur hing vol met diploma’s van trainingscursussen: een fbi-opleidingsprogramma aan het Fitchburg State College en een einddiploma van het John Jay College in New York. Terri wist dat die laatste in elk geval zeer prestigieus was.
De baas droeg graag een uniform op zijn werk, maar vandaag had hij een pak aan dat veel te strak om zijn buik en zijn gewichtheffersarmen spande. Het leek of hij er elk moment uit zou kunnen barsten, als een met helium gevuld cartoonfiguur. Hij dronk koffie en tikte met een potlood op het verslag dat ze had gemaakt. ‘Terri,’ zei hij langzaam, ‘hier staan meer vragen dan antwoorden in.’
‘Ja, sir.’
‘Is het je bedoeling dat we de staatspolitie of de fbi er bijhalen?’
Terri had die vraag verwacht. ‘Ik vind dat we ze op de hoogte moeten brengen van de situatie. Voor zover we die kennen. Maar zonder goede bewijzen zullen ze net zo gefrustreerd zijn als ik.’
Hij droeg een bril en had de gewoonte om die op en af te zetten – af als hij praatte en op als hij las – waardoor hij constant in beweging was. ‘Dus je bedoelt...’
‘Een tiener met een bij ons bekend wegloopverleden, loopt voor de derde keer weg. Een onbetrouwbare getuige zegt dat hij heeft gezien dat ze van straat is geplukt. Nader onderzoek heeft geleerd dat een gestolen voertuig dat lijkt op het voertuig dat hij beschrijft misschien in de uren na de verdwijning in brand is gestoken.’
‘Ja, en?’
‘Nou, dat is het. Geen losgeld. Geen telefoontje van het weggelopen meisje of van iemand anders. Met andere woorden: als het een misdrijf was, dan houdt het daar meteen op.’
‘Jezus. Wat denk je?’
‘Ik denk...’ Terri aarzelde. Ze had op het punt gestaan om haar antwoord te geven, toen ze ineens besefte dat wat ze wilde gaan zeggen gevaarlijk kon zijn. Ze wilde er eerst zeker van zijn dat ze haar positie veiligstelde. ‘Ik denk dat we heel voorzichtig verder moeten gaan.’
‘Hoe?’
‘Nou, die getuige – professor Thomas, emeritus van de universiteit, ik heb zijn referenties in het verslag gezet – vindt dat we ontvoeringszaken voor seksueel misbruik moeten bekijken. Alle potentiële seksuele aanranders moeten nalopen in de hoop dat we iets vinden om mee aan de slag te gaan. Tegelijkertijd zouden we de vermiste-personenlijsten weer moeten nalopen. En het lijkt zeer verstandig om uw verbindingsman bij het fbi-kantoor Springfield op de hoogte te brengen. Dan weten we meteen of ze hierbij betrokken willen worden.’
‘Dat waag ik te betwijfelen. Niet tot er meer is om concreet mee aan de slag te gaan,’ zei haar chef.
Terri hield haar mond, ze wist dat de baas nog meer te vertellen had. ‘Oké. Blijf aan deze zaak werken. Zet hem boven aan je lijstje. Je weet dat de meeste weglopertjes weer opduiken. Laten we hopen dat de mensen die de professor heeft gezien vrienden waren die de moeder niet kent. Blijf informatie verzamelen tot het telefoontje komt dat ze geen geld meer heeft en naar huis wil komen.’
Terri knikte. De baas zag dezelfde problemen als zij. Hij wilde ervoor zorgen dat hij nooit voor een meute journalisten en camera’s hoefde te zeggen: ‘Tja, we hebben verzuimd de kansen die we hadden te grijpen...’ Ze had agenten in andere districten dat horen zeggen en hun carrières zien verzanden. En ze begreep dat haar baas, ook zonder de machtige steun van burgemeester en gemeenteraad, wilde voorkomen dat hij de volgende was die aan negatieve publiciteit ten onder ging.
Het was niet moeilijk om te bedenken dat hij ook niet veel zin had om in de gemeenteraad te moeten vertellen: ‘Tja, misschien hebben we een seriemoordenaar of -verkrachter in ons leuke, kleine universiteitsstadje...’ omdat dat een behoorlijk explosieve boodschap was.
Dus nam ze aan dat zijn werkelijke boodschap was: doe je best. Dek je aan alle kanten in. Volg elke procedure. Maar neem geen risico’s. Laat je niet gek maken. Blijf rustig en betrouwbaar werken... want als er iets misgaat, krijg jij de schuld.
Ze knikte. ‘Ik breng u meteen op de hoogte als ik iets relevants vind.’
‘Doe dat.’ Hij trok zijn stropdas recht. Een lezing, vermoedde Terri, misschien voor de Vrijmetselaars of de plaatselijke Lions Club. Die clubs wilden altijd graag alles weten over een daling van de misdaadcijfers en over hoe de politie elke zaak professioneel en deskundig had opgelost. En dat was een indruk die de baas zeer goed wist te geven.
Ze besloot twee dingen te gaan doen. Oude, onopgeloste zaken doornemen. Misschien was er nog een Jennifer die ze nog niet kende. En daarna iedere geregistreerde seksuele aanrander in het district nalopen. Een heleboel bezoekjes. Maar noodzakelijk.
Ze stond op en liep het kantoor van haar baas uit. Ze had niets verteld over de theorieën van professor Thomas. De meeste misdaden volgden patronen, pasten in statistieken, in raamwerken die je in klaslokalen kon leren en daarna op het echte leven kon loslaten. Maar hij wilde buiten die parameters stappen.
Het was niet echt logisch om dat te doen. Maar het was ook niet logisch om het niet te doen.