26

Jennifer zong zachtjes voor Meneer Teddybeer toen de deur openging. Het was geen speciaal liedje, het was een mix van alle wiege- en kinderliedjes die ze zich kon herinneren. Dus In de maneschijn en Heb je wel gehoord van de zeven werden gevolgd door Hoofd, schouders, knieën, teen en Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot. Ook kerstliedjes zaten ertussen. Elk liedje, elk versje, elk melodietje dat ze zich kon herinneren, neuriede en zong ze zachtjes. Geen rap en geen rock-’n-roll, want daar had ze geen zin in. Toen de deur openging, hield ze haar adem in, maar even later ging ze weer verder en zong steeds iets harder. ‘O, dennenboom, o, dennenboom, wat zijn je takken wonderschoon...

‘Nummer 4, opletten graag.’

In de maneschijn, in de maneschijn, klom ik op een trapje...

‘Nummer 4, stop met zingen, anders doe ik je wat.’

Jennifer twijfelde er niet aan dat ze dat zou doen. Dus hield ze op.

‘Mooi,’ zei de vrouw.

Jennifer wilde glimlachen. Rebellie in het klein, zei ze tegen zichzelf. Doe wat ze willen, máár.

‘Opletten,’ zei de vrouw.

Ik weet waar je bent, dacht Jennifer. Ze wist niet waarom ze dat zo belangrijk vond, maar dat was het. De paar tellen dat ze onder de blinddoek had doorgekeken, hadden haar moed gegeven. Ze had de kamer gezien. Ze wist dat er een videocamera op haar gericht was. Ze had de helwitte muren gezien en de grijze vloer. Snel had ze de grootte van haar ruimte in zich opgenomen en, zeer belangrijk, ze had gezien dat haar kleren naast de deur lagen. Allemaal keurig opgevouwen. Ze lagen naast haar rugzak, alsof ze waren gewassen en op haar lagen te wachten. Het was niet hetzelfde als daadwerkelijk aangekleed zijn, maar alleen al de mogelijkheid om in haar spijkerbroek te stappen en haar sweater aan te trekken, gaf haar hoop.

De camera die haar met zijn onfeilbare oog in de gaten hield, gaf haar veel om over na te denken. Jennifer begreep dat het betekende: geen privacy. Eerst moest ze ervan blozen, daarna had ze zich verkracht gevoeld. Maar bijna meteen had ze zich gerealiseerd dat wie haar ook bekeek, niet zozeer haar bekeek, maar een gevangene. Ze was nog altijd anoniem. Misschien was haar lichaam bekeken, maar niet Jennifer. Het leek alsof er een verschil was tussen wie ze was en wat ze deed. Een of andere dubbelganger van Jennifer, die Nummer 4 werd genoemd, deed dingen, terwijl de echte Jennifer haar beer tegen zich aandrukte, liedjes zong en probeerde uit te vissen waar ze in beland was. Ze wist dat ze hard moest werken om de Echte Jennifer te beschermen en tegelijkertijd de Nep Jennifer de echte te laten lijken voor die man en vrouw. Haar cipiers.

En er was nog iets wat ze begreep door de camera. Dat ding betekende ook dat ze nodig was. Welk drama er ook werd gespeeld – zij had de hoofdrol. Ze wist niet hoe lang haar dat in leven zou houden. Maar het betekende dat ze nog wat tijd had en ze was vastbesloten daar gebruik van te maken.

‘Nummer 4, ik ga zo een stoel aan je voeteneind neerzetten. Jij gaat ernaartoe en gaat erop zitten.’

Jennifer zwaaide haar voeten over de bedrand. Ze stond. Vervolgens rekte ze zich helemaal uit, trok een been op en zette het neer, trok daarna haar andere been op en zette dat ook neer. Spande haar spieren. Ze ging op haar tenen staan en zakte daarna diep door haar knieën en herhaalde dat een paar keer snel achter elkaar. Daarna legde ze een arm op haar rug om haar bovenlichaam uit te rekken en herhaalde die beweging met de andere arm. Ze voelde haar spieren spannen en ontspannen. De stijfheid verdween uit haar botten.

‘Het is geen tijd voor gym, Nummer 4. Doe alsjeblieft meteen wat ik zeg.’

Jennifer rolde met haar hoofd om haar nek los te maken en liep toen voorzichtig naar het voeteneind van het bed. Ze hield een hand op de matras om zichzelf in evenwicht te houden. Ze strekte een hand uit, voelde een houten stoelrug en ging zitten. Ze zat kaarsrecht, handen op haar schoot, knieën tegen elkaar. Een beetje als een ondeugend schoolmeisje in de godsdienstles. Ze voelde dat de vrouw dichterbij kwam. Ze draaide zich half die kant op, klaar om bevelen op te volgen.

De klap kwam als een volslagen verrassing. Een open hand raakte keihard haar wang, waardoor ze bijna op de grond viel. De schrik was net zo pijnlijk als de klap. Achter haar blinddoek zag ze sterretjes en haar gezicht deed pijn, alsof alle zenuweindjes in haar lichaam een elektrische schok hadden gehad. Haar hoofd bonkte van duizeligheid en pijn.

Bijna verloor ze haar evenwicht, bijna viel ze van de stoel. Ze hapte naar lucht alsof ze werd gewurgd. Ze wist dat ze een bijna dierlijk pijngeluid had uitgestoten, maar wist niet of het echode in de kamer of alleen in haar hoofd. Terwijl ze de stoelzitting vastgreep, probeerde ze haar evenwicht te hervinden, omdat ze wist dat ze – als ze viel – nog erger geslagen zou worden en nog meer pijn zou lijden. Ze wilde iets zeggen, maar kon geen woord uitbrengen. Alleen snikken.

‘Is het je nu wat duidelijker geworden, Nummer 4?’ vroeg de vrouw.

Jennifer knikte.

‘Als ik je zeg iets te doen, dan doe je dat. Ik dacht dat we dat al eerder hadden afgesproken.’

‘Ja. Ik probeerde ook... ik wist niet...’

‘Hou op met janken.’

Ze hield op.

‘Mooi. Ik heb een paar vragen voor je. Die ga je zorgvuldig beantwoorden. Geef niet meer informatie dan gevraagd is. Ik wil dat je je hoofd rechtop houdt en recht voor je kijkt.’

Jennifer knikte. Ze voelde dat de vrouw nog dichterbij kwam en hoorde naast haar oor fluisteren: ‘Het antwoord op de eerste vraag is achttien.’

Achter haar masker knipperde Jennifer verbaasd met haar ogen. Die mededeling was alleen voor mij, begreep ze. Ze hoorde de kleren van de vrouw kraken toen ze achteruit liep. Een klein stukje. Het was stil. Jennifer ging als een robot weer in haar schoolmeisjespositie zitten en keek recht voor zich uit, ook al zag ze niets.

‘Mooi. Nummer 4, vertel ons hoe oud je bent.’

Even aarzelde Jennifer en zei toen snel: ‘Ik ben achttien.’ Een leugen die haar pijn zou besparen. De vrouw ging verder.

‘Weet je waar je bent?’

‘Nee.’

‘Weet je waarom je hier bent?’

‘Nee.’

‘Weet je wat er met je gaat gebeuren?’

‘Nee.’

‘Weet je welke dag het is? Of de datum, de tijd of dat het nacht of dag is?’

Ze schudde haar hoofd, maar hield daar uit zichzelf mee op. ‘Nee,’ zei ze. Deze keer sloeg haar stem een beetje over, alsof het woord ‘nee’ duur porselein was en kapot kon vallen.

‘Hoe lang ben je hier al, Nummer 4?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Ben je bang, Nummer 4?’

‘Ja.’

‘Ben je bang dat je zult sterven, Nummer 4?’

‘Ja.’

‘Wil je leven?’

‘Ja.’

‘Wat wil je doen om te blijven leven?’

Weer aarzelde Jennifer. Hier was slechts één juist antwoord op mogelijk.

‘Alles.’

‘Mooi.’

De vrouwenstem klonk iets verder weg. Jennifer vermoedde dat ze nu achter de camera stond, zodat haar antwoorden richting de lens gingen. Ze voelde haar zelfvertrouwen iets groeien. Ik word gefilmd. Het hielp dat ze iets begreep, ook al was het maar een beetje, van wat er met haar gebeurde. Ze wist dat beelden van haar werden uitgezonden. Ergens was er iemand die haar nu op dit moment bekeek. Ze voelde dat haar spieren zich spanden. Ze weten niet hoe sterk ik kan zijn. Maar toen sloeg de twijfel toe. Ik weet zelf niet hoe sterk ik kan zijn. Ze wilde huilen, snikken en wanhopig zijn. Of terugvechten, maar ze wist niet hoe.

‘Sta op, Nummer 4.’ Ze deed wat haar werd gezegd. ‘Trek je ondergoed uit.’

Ze kon er niets aan doen: ze aarzelde. Maar ze voelde dat de vrouw een hand tot een vuist balde en klaar was om haar weer te slaan en dus deed ze wat haar gezegd was. Ze zei tegen zichzelf dat het net zoiets was als in de behandelkamer van de dokter of in de kleedkamer van de sportschool. Ze hoefde zich niet te schamen voor haar naaktheid. Maar zelfs achter haar blinddoek wist ze dat dit een leugen was. Ze voelde dat de camera haar testte en dat ze werd vernederd. De tranen stonden al in haar ogen toen de vrouw zei: ‘Je mag weer gaan zitten.’ Ze trok haar dunne slip omhoog en ging zitten. Het voelde alsof er iets van haar was afgesneden. Het was veel erger dan toen die man haar had gedwongen zich naakt te wassen. Dit was een keuring geweest. Een vleeskeuring.

‘Voordat je in deze kamer zat, wat was toen je grootste angst?’

Ze moest nadenken. Haar hoofd zat vol met schaamte.

‘Grootste angst, Nummer 4?’ De vrouwenstem drong aan.

Jennifer deed haar best een antwoord te bedenken.

‘Spinnen. Ik haat spinnen. Toen ik klein was, ben ik een keer gebeten door een spin en mijn gezicht zwol helemaal op en sinds toen...’

‘Dat is een ding waar je bang voor bent, Nummer 4. Maar wat is je grootste angst?’

Jennifer aarzelde. ‘Soms ben ik bang dat ik opgesloten zit in een kamer vol spinnen.’

‘Daar kan ik voor zorgen, Nummer 4...’

Onwillekeurig huiverde Jennifer. Ze wist dat de vrouw het kon. Ze vermoedde dat ze nog slechts een fractie van de wreedheid van de vrouw had gezien. En ze dacht dat de man nog erger was.

‘Maar wat is je grootste angst, Nummer 4?’

Weer diezelfde vraag. Wat is er verkeerd aan mijn antwoord? De woorden bleven in haar keel steken en ze moest hoesten. Ze kreeg een ander idee. ‘Dat ik nooit weg zou komen uit het stadje waar ik woonde en dat ik daar voor eeuwig vast zou zitten.’

De vrouw reageerde niet meteen. Jennifer dacht dat ze misschien haar antwoord niet verwacht had.

‘Dus, Nummer 4, je haatte je huis?’

Jennifer knikte heftig toen ze zei: ‘Ja.’

‘Wat haatte je allemaal?’

‘Alles.’

Weer sprak de vrouw heel nadrukkelijk. Haar stem beukte op Jennifer in. De vragen kwamen als pijlen op haar af.

‘En dus wilde je ontsnappen. Klopt dat?’

‘Ja.’

‘Wil je nu nog steeds ontsnappen, Nummer 4?’

Jennifer voelde de snikken in haar borst opkomen. Ze wist niet of de vrouw bedoelde ontsnappen aan haar huis of ontsnappen uit haar cel. Die besluiteloosheid deed pijn. ‘Ik wil alleen maar leven,’ zei ze met overslaande stem.

De vrouw wachtte weer even. De vragen waren meedogenloos. ‘Waar heb je van gehouden in je leven, Nummer 4?’

Ze werd overspoeld door jeugdherinneringen. Ze zag haar overleden vader opduiken achter de duisternis van de blinddoek, alleen leefde hij nu, had hij zijn bekende grijns op zijn gezicht en gebaarde dat ze naar hem toe moest komen. Ze herinnerde zich feestjes en speeltuinen. Herinnerde zich picknicks en een zomers gezinsuitje naar Fenway Park met ’s middags een balspel en hotdogs. Een schoolexcursie naar een boerderij in de buurt waar ze jonge puppy’s had gezien die door hun moeder werden gevoed, ze herinnerde zich hoe ze genoten had van dat jonge leven en van de zachtheid ervan. Ze dacht aan een foto van zichzelf en haar moeder, van wie ze oprecht dacht dat ze nooit meer van een andere man kon houden. Ze waren in een nationaal park, ze zwommen in een riviertje met een kleine waterval die koud water over hun hoofden uitstortte en waar ze hun kippenvel hadden getrotseerd omdat het zo geweldig was. Al deze beelden draaiden om haar heen als een snelle actiefilm in het donker. Ze haalde diep adem. Al deze gedachten waren van haar en ze moest ze beschermen. ‘Niets,’ zei ze.

De vrouw lachte kort. ‘Iedereen houdt van iets, Nummer 4. Ik herhaal: waar heb je van gehouden?’

Jennifer voelde ideeën in zich opkomen. Allerlei beelden tuimelden over en door elkaar heen. Een herinneringsstorm. Maar ze moest die stoppen, moest hem wegdrukken. Even aarzelde ze voor ze kordaat zei: ‘Ik had een kat... Eigenlijk vond ik een zwerfkitten. Die was nat, broodmager en verdwaald. Ik mocht haar houden. Ik noemde haar Sokje, omdat ze witte pootjes had. Ik gaf haar melk en ze mocht elke nacht in mijn bed slapen. Jarenlang was ze mijn beste vriendin.’

‘Wat is er met Sokje gebeurd, Nummer 4?’

‘Toen ze zeven was, werd ze ziek. De dierenarts kon niets voor haar doen. Ze stierf en ik heb geholpen met haar begraven. We groeven een gat in de tuin en legden haar erin. Ik heb dagenlang gehuild en mijn ouders wilden me een nieuwe kitten geven, maar ik wilde geen nieuwe, ik wilde de kitten die ik had gehad en die was gestorven.’ Weer aarzelde ze en toen zei ze bruusk: ‘Oké. Dat is waar ik van hield.’

‘Ontroerend, Nummer 4.’

Jennifer stond op het punt om te zeggen: jij vroeg er zelf naar, maar ze wilde niet weer geslagen worden. Ze hield dus een spottend lachje binnen, maar stond zichzelf wel een sarcastisch triomfgevoel toe. Want het verhaal van Sokje was een grote, volledige leugen. Geen kat, bitch. Niet eens een dode kat. Fuck you.

‘Nog een laatste vraag, Nummer 4.’ Jennifer bewoog zich niet. Ze wachtte af. ‘Ben je maagd, Nummer 4?’

Ze voelde haar tong verstijven en kreeg een zure smaak op haar lippen. Die waren droog en dus ging ze er met haar tong langs. Ze wist niet wat het juiste antwoord was. De waarheid was: ‘Ja’, maar was dat een goed of een slecht antwoord? Ze voelde de angst in haar lijf groeien. De vage verwijzing naar seks was eng. Ze willen me verkrachten, dacht ze.

‘Ben je maagd, Nummer 4?’

Als ze ‘Nee’ zei, was dat dan een soort van uitnodiging? Als ze liet weten dat ze al eerder seks had gehad, was dat dan net zoiets als hen toestemming geven? Was haar naïviteit goed of slecht? Ze haatte het om een beslissing te moeten nemen. Geen van beide antwoorden was juist. ‘Ja,’ zei ze met overslaande stem.

De vrouw lachte. ‘Je mag weer naar het bed,’ zei ze. Haar stem klonk spottend.