17

Ze had geslapen. Hoe lang wist ze niet – minuten? Uren? Dagen? – maar ze werd wakker van het geluid van een huilende baby.

Ze wist niet wat ze moest doen. Het was een zacht geluid, heel in de verte en langzaam realiseerde ze zich wat het was. Ze drukte Meneer Teddybeer dicht tegen haar borst en draaide haar hoofd eerst de ene en daarna de andere kant op om te bepalen waar het gehuil vandaan kwam. Het duurde voor haar gevoel heel lang, maar had net zo goed maar een of twee tellen kunnen zijn, en toen stierf het weg. Ze vroeg zich af waarom. Jennifer had niet veel ervaring met oppaswerk en ze was enig kind, dus was haar kennis over kinderen beperkt tot het basisinstinct dat iedereen heeft. Houd de baby vast. Wieg de baby. Geef de baby eten. Lach naar de baby. Leg de baby terug in de wieg, dan kan hij gaan slapen.

Voorzichtig ging ze anders zitten, bang dat ze geluiden zou maken waardoor het gehuil weer zou losbarsten. Het kindergeluid bezorgde haar gemengde gevoelens. Het betekende wat en ze probeerde erachter te komen wat. Ze dwong zichzelf analytisch, ordelijk, rationeel en scherp te zijn.

Ze vroeg zich af of ze het huilen misschien in haar droom had gehoord. Maar besloot al snel: nee. Het was echt.

Maar er was iets veranderd. Ze schudde haar hoofd en langzaam kroop er een groeiend besef achter haar nachtmerrie vandaan. Wat is het? Wat is het? Ze kon het wel uitgillen. Er was iets veranderd.

Ze voelde het. Haar nekharen stonden recht overeind. Ze ademde paniekerig, hijgde. Ze hapte naar adem en ineens, alsof ze een elektrische schok had gekregen, gilde ze. Het geluid van haar stem echode door de ruimte. Daar werd ze nóg banger van. Ze draaide zich om. Haar handen trilden. Ze verstijfde. Ze beet op haar gebarsten lippen.

De kap was verdwenen.

Maar ze zat nog altijd in het donker. Eerst dacht ze dat ze gewoon kon kijken, dat het in de kamer donker was. Tot ze zich realiseerde dat dat niet zo was. Haar ogen waren nog altijd door iets bedekt.

Ze begreep er niets van. Ze wist niet waarom het haar zoveel tijd had gekost om zich te realiseren dat de kap vervangen was, maar het was wel zo. Er moest een reden voor die verwisseling zijn, maar die kende ze niet. Ze wist dat die verandering belangrijk was, maar wist niet waarom.

Voorzichtig leunde ze naar achteren en ging met haar handen naar haar gezicht. Haar vingers gleden over haar wangen en daarna over haar ogen. De kap was vervangen door een zijden masker dat aan de achterkant van haar hoofd zat vastgebonden. Daar zat een knoop met wat haren ertussen. In haar nek voelde ze nog steeds de ketting. Dat was niet veranderd. Ze realiseerde zich dat ze zonder veel moeite het masker kon weghalen. Het zou haar waarschijnlijk wat haren kosten als ze de knoop los trok, maar dan zou ze kunnen zien waar ze was. Voorzichtig zette ze Meneer Teddybeer op het bed naast zich, hief haar handen op en probeerde haar vingers onder de zachte stof te duwen. Toen stopte ze.

Ergens in de verte was de baby weer gaan huilen. Dat was niet logisch. Hoe kon een baby iets te maken hebben met wat haar overkwam? Een huilende baby hield in dat ze ergens was. In een appartement? In een huis dicht in de buurt van andere huizen? Hadden de man en de vrouw die haar van de straat hadden geplukt een baby? Een baby hield ouderschap in, verantwoordelijkheid, iets doodnormaals, maar wat haar allemaal overkomen was, vond ze absoluut niet normaal. Een baby betekende verzorging, wiegen, wandelingen in het park. Maar dat leek haar een andere wereld. De kap was verdwenen. Nu heb ik een masker op. Dat kan ik weghalen. Misschien willen ze dat. Misschien niet. Ik weet het niet. Ik wil weten wat er van me verwacht wordt, ik weet niet wat dat is.

Ineens hapte ze naar adem alsof ze een stomp in haar maag had gekregen. Ze waren hier geweest. In de kamer. Toen ik sliep. Ze hebben de kap weggehaald en het masker omgebonden. Zonder me wakker te maken. O mijn god...

Jennifer liep de mogelijkheden na: een van haar schrale maaltijden was gedrogeerd. Door alle angst had ze zo diep geslapen dat ze niet wakker was geworden toen ze de kap hadden verwijderd en het masker hadden omgebonden. En wat hadden ze nog meer gedaan met haar terwijl ze bewusteloos was?

Voor de zoveelste keer kon ze haar tranen niet tegenhouden. Ze snikte. Ze voelde hoe haar tranen in de stof van haar nieuwe masker verdwenen. Ze pakte Meneer Teddybeer en fluisterde: ‘Godzijdank ben jij bij me, want door jou voel ik me niet zo alleen.’

Angstig en alleen wiegde ze heen en weer tot ze zichzelf weer een beetje onder controle had. Ze haalde rustiger adem en haar lijf schokte minder. En op dat moment slaakte de baby een hartverscheurende kreet. Die galmde door haar donkere wereld. In de verte.

Weer stak ze haar hoofd omhoog om erachter te komen waar het geluid vandaan kwam, maar weer lukte het haar niet. Een paar tellen lang dacht ze door het gehuil aan de wereld aan de andere kant van het masker voor haar ogen. Maar net zo snel als ze daaraan moest denken, verdween die gedachte ook weer om haar in grote onzekerheid achter te laten.

En weer vocht ze tegen haar emoties. Geen tranen meer. Geen gejank. Je bent geen baby. Ze weigerde te denken dat ze dat misschien wel was. Een angstig moment dacht ze dat zij die jankepot was, dat zij mekkerde en huilde en dat ze naar zichzelf als kind luisterde.

Ze ademde diep in en uit. Nee, zei ze tegen zichzelf. Dat ben ik niet. Ik ben hier. Zij zijn hier. Hou de boel onder controle. Dat had ze al eerder tegen zichzelf gezegd, maar ze wist nog steeds niet wat ze onder controle moest houden.

Ook was ze slim genoeg om gemerkt te hebben dat er elke keer dat ze zichzelf vermanend had toegesproken iets was gebeurd wat haar pogingen teniet deed, haar had teruggeworpen in de wanhopige donkerte.

Dat was precies hun bedoeling.

En wederom spitste ze haar oren. Jennifer wist niet of ze blij of bang moest worden van de babygeluiden. Die waren duidelijk belangrijk, maar waarom wist ze niet. Dat frustreerde haar zo erg, dat ze bijna weer moest huilen, hoewel ze zich heel goed realiseerde dat ze om alles wat haar tot nu toe was overkomen had gehuild en dat het absoluut niet had geholpen.

Ze hing achterover op het bed. Ze had dorst, honger, pijn en was bang, hoewel ze geen specifiek lichaamsdeel kon aanwijzen dat pijn deed. Haar hart deed pijn.

Ze begreep dat ze gevangen werd gehouden, maar ze had geen idee waarom. Zelfs in-en-in slechte moordenaars die levenslang in de gevangenis zaten, wisten waarom ze daar zaten. Ze moest aan een scène denken uit een film die ze ooit had gezien. Ze herinnerde zich geen titel, sterren of plot, maar wat ze zich wel herinnerde was een gevangene die zorgvuldig elke dag een streepje in de muur kerfde. Zelfs dat kon ze niet doen. Ze begreep dat kennis hier een luxe was.

Elke vorm van begrijpen werd haar onthouden. De vrouw had gezegd dat ze moest gehoorzamen. Maar tot nu toe had niemand haar gevraagd iets te doen.

Hoe meer ze over dit soort dingen nadacht, hoe dieper ze haar vingers in de vacht van Meneer Teddybeer duwde. Eigenlijk was hij het enige wat ze nog had van het leven dat ze geleid had tot het moment dat de deur van het busje openschoof en de man haar naar binnen had getrokken. En nu zat ze praktisch naakt in een kamer die ze niet kon zien. Er was een deur. Dat wist ze. Er was een toilet. Dat wist ze ook. En ergens was er een baby. Ook dat wist ze. De vloer was van beton. Het bed kraakte. De ketting om haar nek ging strak staan na vijftien Jenniferstappen naar links of rechts. Het was warm.

Ze leefde en ze had haar beer. In haar duisternis haalde ze diep adem. Oké, Meneer Teddybeer, vanaf hier beginnen we. Jij en ik. Zoals we altijd al hebben gedaan sinds papa stierf en ons alleen achterliet met mama.

 

Voor het eerst vroeg Jennifer zich af of iemand haar zocht. Precies op dat moment hoorde ze de baby weer huilen. Eén enkele, hoge, wanhopige kreet. En meteen hield het op, net als eerder, en bleef ze alleen achter met Meneer Teddybeer. Ze besefte het niet, maar dat geluid hielp haar, want het leidde haar gedachten weg van de allerwanhopigste gedachte van allemaal: hoe kon iemand weten waar hij haar moest zoeken?

 

‘Doe het nog eens,’ zei Michael. Hij was met de hoofdcamera bezig en zag dat hij wat reparatiewerk moest doen aan het elektronische trackingsysteem. ‘Maar overdrijf het niet. Doe het kort...’

Linda drukte op een paar toetsen van het toetsenbord. De baby huilde weer. ‘Weet je zeker dat ze het hoort?’

‘Ja. Absoluut zeker. Kijk maar, ze beweegt haar hoofd. Ze hoort het dus.’

Linda keek naar de hoofdcamera. ‘Je hebt gelijk. En weet je ook zeker dat de cliënten het horen?’

‘Ja. Maar die moeten ook hun best doen om het te snappen.’

Linda zei glimlachend: ‘Je wilt het ze niet al te makkelijk maken, hè?’

‘Dat is mijn stijl niet,’ antwoordde Michael lachend. Hij legde zijn handen in zijn nek, sloeg zijn vingers in elkaar en rekte zich uit als een man op kantoor die veel te veel uren achter zijn computer had gezeten. ‘Weet je, ze gaan het allemaal prachtig vinden als Nummer 4 straks gaat gillen. Dat maakt het veel echter voor ze.’

Op een vreemde manier had Michael medelijden met alle mensen die zich hadden ingeschreven bij Whatcomesnext.com. Hij zag in hun fascinatie niet veel meer dan dwangmatige zwakheid, hoewel hij maar al te graag hun geld aanpakte en ze voorschotelde wat ze wilden. Hij vond dat de manier waarop ze zich aan hun fantasieën overgaven alleen maar hun eigen tekortkomingen benadrukte. De meeste van de duizenden mensen die betaalden voor hun webcamwerk waren eenzame, treurige mannen die geen eigen leven hadden en zich dus maar richtten op wat hij, Michael, voor ze verzon.

Linda, daarentegen, dacht amper aan hun cliënten, in elk geval niet zoals Michael over hen dacht. Voor haar waren het geen mensen met duistere passies die daarom naar hun website kwamen: het waren gewoon betalingen vanuit een heleboel landen. Heel veel verschillende vijftiencijferige creditcardmachtigingen. Zij had het zakeninstinct.

Al die inschrijvingen betekenden veel dollars op de geheime buitenlandse rekeningen die ze voor hen had geopend. Ze dacht amper aan de toeschouwers. Ze dacht alleen aan getallen en bedragen, en dat ze in de gaten moest houden dat Michael voldoende spanning in het programma bracht, zodat in Serie #4 het drama zich kon ontwikkelen.

Michael had de leiding over het verhaal van Nummer 4. Zij had de leiding over de zaken. Beide aspecten waren cruciaal voor hun succes. Hun relatie was volgens haar gebaseerd op echte, ware liefde. In haar vrije tijd en tussen de verschillende series in las ze graag fan- en gossipmagazines over filmsterren en hun partners, wie met wie was en wie niet meer met wie. Ze vond het heerlijk om te fantaseren over wat Brad of Angelina of Jen of Paris de week erop zouden gaan doen en of ze betrapt zouden worden in een compromitterende situatie. Dat was haar grootste ondeugd: het feit dat ze het gedrag van al die beroemdheden serieus nam. Maar dat vond ze een onschuldige ondeugd.

Heel lang had Linda ervan gedroomd om zelf een beroemdheid te zijn, dat mensen het succes van Whatcomesnext.com zouden waarderen en dat er over hen werd geschreven in Us of in People. Ze vond het ontzettend jammer dat ze, doordat hun werk crimineel was, nooit beroemd zouden kunnen worden. Ze vond dat wat ze deden veel belangrijker was dan wie ze het aandeden en dat er daarom voor hen een uitzondering gemaakt diende te worden. Zij verkochten fantasie. En dat was veel meer waard dan geld. Ze waren sterren, vond ze. Alleen wist de wereld dat niet.

Michael wist dat Linda droomde over beroemd zijn, maar zelf bleef hij liever in de anonimiteit, hoewel hij haar ook zo veel mogelijk ter wille was.

‘Het is tijd om haar eten te geven,’ zei hij.

‘Jij of ik?’ vroeg ze.

Michael reikte langs de computers om een stapeltje papieren te pakken waar hun zeer flexibele script op stond. Michael was erg van de voorbereiding en had al ruim voor het begin van Serie #4 de tijd genomen om allerlei dingen op te schrijven. Hij had checklijstjes gemaakt, nog-te-doenlijstjes en stukken tekst die hij ‘effect op kijker/effect op #4’ noemde. Hij vond dat hij zeer precies was in zijn planning, en dat hij grappig en creatief was.

Jaren geleden, toen hij nog studeerde, had hij een cursus filmwetenschappen gevolgd en een paper geschreven over het moment in On The Waterfront dat Eva Marie Saint haar witte handschoen laat vallen en Marlon Brando die opraapt. Hoewel dat niet in het script had gestaan, was Elia Kazan zo verstandig geweest om de camera’s te laten draaien, waardoor het een klassieke scène was geworden. Ik zou precies hetzelfde hebben gedaan, zei Michael vaak tegen zichzelf. Hij was niet iemand die dan Cut! riep en zich beperkte tot het voorspelbare. Hij was flexibel. En nu hij naar het scherm voor hem keek, waarop Nummer 4 huilend haar teddybeer tegen zich aandrukte, bedacht hij dat alle grote regisseurs niet aan hem konden tippen want hij creëerde iets unieks, iets echts, iets veel dramatischers en onvoorspelbaarders dan zij zich konden voorstellen.

‘Ik vind dat jij moet gaan...’ zei hij. ‘Ze is nog steeds ontzettend bang. Als ik ga... Laten we dat bewaren voor het maximale schokeffect.’

‘Jij bent de baas,’ zei Linda.

‘Als je dat maar niet vergeet!’ Hij liep naar de tafel waar de wapens op lagen, keek even en pakte toen een colt .357 magnum. Linda nam die van hem over en Michael bladerde door het stapeltje papieren. ‘Hier,’ zei hij. ‘Lees dit...’

Linda bekeek het vluchtig. ‘Okidoki,’ zei ze grijnzend. Ze keek naar de klok. Iets na middernacht. ‘Ik denk dat ik er een ontbijtje van maak.’

 

Langzaam deed Linda de deur open en stapte de kelder in. Ze was hetzelfde gekleed als de vorige keer: een gekreukt, wit veiligheidspak en een zwarte skimuts, die alleen haar ogen vrij liet. Ze had een dienblad vast zoals je ze in cafetaria’s vindt. Op het blad stond een plastic waterfles waarvan de merknaam en andere etiketten af waren gehaald. Ook had ze een kom pap gemaakt, van een merk dat in de hele wereld te koop was. En er lag een sinaasappel op. Geen bestek.

Nummer 4 draaide haar kant op en verstijfde toen ze de deur hoorde opengaan. Linda liep naar een van de krijtkruizen die Michael op de vloer had getekend. Ze hoorde een zacht gezoem toen Michael de camera elektronisch bijstelde. ‘Stilzitten. Niet bewegen,’ zei ze. Vervolgens herhaalde ze dat in het Duits, Frans, Russisch en Turks.

Haar talenkennis was beperkt. Sommige zinnen en vloeken had ze uit haar hoofd geleerd, omdat die handig waren in het gebruik. Ze wist dat ze het slecht uitsprak, maar dat vond ze niet erg. Als ze Engels sprak, gebruikte ze regelmatig het Brits – lift in plaats van elevator of bonnet in plaats van hood. Niet dat ze dacht daarmee een ervaren rechercheur die toegang had tot stemherkenningsprogramma’s om de tuin te kunnen leiden. Maar Michael had haar verzekerd dat de kans bijzonder klein was dat zo’n ervaren iemand op hun spoor zou worden gezet. Hij had, eeuwige student als hij was, zorgvuldig de juridische problemen bestudeerd die hun dramaseries op internet konden veroorzaken. Hij had er het volste vertrouwen in dat geen enkele afdeling voldoende geduld had om uit te zoeken waar zij mee bezig waren. Zij werkten in de minst opvallende arena.

‘Kijk naar voren. Laat je handen langs je zij hangen.’ En weer herhaalde ze dit in verschillende talen, in een andere volgorde dan net. Ze wist zeker dat ze niet alle woorden goed had, maar dat maakte niet uit. ‘Ik ga een blad op je schoot zetten. Als ik toestemming geef, mag je eten.’

Nummer 4 knikte.

Linda liep naar het bed en zette het blad neer. Daarna bleef ze staan en wachtte. Ze zag dat Nummer 4 beefde en dat haar spieren verkrampten. Dat moest heel pijnlijk zijn. Maar Nummer 4 hield haar lippen stijf op elkaar, maakte geen enkele andere beweging dan wat angstreflexen en volgde elk bevel op. ‘Oké. Je mag eten,’ zei Linda.

Ze zorgde ervoor niet in de baan van de camera’s te staan. Ze wist dat hun cliënten gefascineerd zouden zijn door het simpele eten van Nummer 4. Daarom waren hun webcasts zo populair: zij hadden van de meest eenvoudige, meest gewone dingen uit het leven iets speciaals gemaakt. Als elke maaltijd van Nummer 4 haar laatste kon zijn, dan werd het speciaal. De kijkers begrepen dat en dat boeide hen. Omdat er zoveel onzekerheid hing om het lot van Nummer 4, werden de meest normale dingen interessant. Dat was het geniale in hun creaties.

Ze zag Nummer 4 met haar handen naar het blad gaan en de kom, de sinaasappel en het waterflesje vinden. Ze pakte het water en begon gulzig te drinken. Daar wordt ze ziek van, wist Linda. Maar ze zei niets. Ze zag Nummer 4 langzamer drinken, alsof ze besefte dat ze nog wat voor na haar maaltijd moest bewaren. Toen pakte Nummer 4 de kom Brinta. Even aarzelde ze en zocht met haar vingers over het blad naar bestek. Toen Nummer 4 dat niet vond, opende ze haar mond, waarschijnlijk om een vraag te stellen – maar stopte. Ze leert, bedacht Linda. Niet slecht.

Nummer 4 bracht de kom naar haar mond en werkte de Brinta naar binnen. De eerste happen waren voorzichtig, maar toen ze geproefd had wat het was, schrokte ze de rest naar binnen en likte de kom schoon.

Leuk detail, vond Linda. Daar houden de kijkers van. Ze stond nog steeds naast het bed. Toen Nummer 4 de sinaasappel pelde, haalde Linda langzaam de .357 magnum uit haar veiligheidspak. Ze paste haar bewegingen aan die van Nummer 4 aan, waardoor het pistool zichtbaar werd op het moment dat Nummer 4 in de sinaasappel beet.

Ze hief het pistool op op het moment dat de sinaasappel in de mond van Nummer 4 verdween. Ze zag wat sap uit haar mond lopen. Linda spande de haan.

Nummer 4 stopte middenin een kauwbeweging. Ze weet natuurlijk niet precies wat het voor geluid is, dacht Linda, maar ze begrijpt dat het een dodelijk geluid is.

Nummer 4 verstijfde. De sinaasappel was nog maar een paar centimeter bij haar mond vandaan, maar bewoog niet. Het lichaam van Nummer 4 beefde. Linda stapte naar voren en hield de loop van het pistool millimeters voor de ogen van Nummer 4. Het raakte bijna het masker. Ze wachtte nog even en drukte toen de loop tegen het gezicht van Nummer 4.

De geur van olie, de druk van de loop: Nummer 4 zou nu wel weten wat het was. Linda bleef zo nog even staan. Ze hoorde een jammerend geluid opkomen in de borstkas van Nummer 4. Maar de tiener zei niets en bewoog zich niet, hoewel al haar spieren op springen leken te staan.

‘Pang!’ fluisterde Linda. Net hard genoeg voor de camera’s om het op te vangen. Daarna ontspande ze de haan weer. Met overdreven gebaren haalde ze het pistool van het gezicht van Nummer 4 af en stopte het weer in haar pak.

‘Klaar met eten,’ zei Linda kortaf. Ze haalde de restanten van de sinaasappel uit de hand van Nummer 4 en tilde het blad van haar schoot. Ze zag dat het lichaam van Nummer 4 weer van top tot teen schokte. Ze hoopte dat de camera’s dat goed in beeld konden brengen. Paniek verkoopt, dacht ze. Heel bewust lopend, haar voeten maakten slechts doffe geluidjes op het harde beton, verliet Linda de kamer en liet Nummer 4 alleen op het bed achter.

In de controlekamer boven grijnsde Michael. Het interactieve antwoordbord lichtte op. Veel meningen, veel reacties. Straks zou hij die allemaal bekijken. Hij was altijd zeer voorzichtig met het toestaan van chats tussen cliënten op het bord dat hij speciaal voor Serie #4 had gemaakt.

Linda haalde diep adem, sloot haar ogen en trok de skimuts af. Ik ben een actrice.

 

Noch Linda bij de kelderdeur, noch Michael boven bij de monitoren zag wat er vervolgens gebeurde. Sommige van hun cliënten wel, maar alleen als ze dicht op hun scherm zaten. Nummer 4 hing achteruit toen ze de deur had horen dichtgaan en ze zeker wist dat ze weer alleen in de kamer was. De teddybeer had ze tegen haar borst gedrukt, en ze wreef over zijn kop alsof het een baby was. Al die tijd mompelde ze iets tegen het levenloze ding. Niemand die keek wist precies wat ze zei. Wel dachten sommigen dat ze steeds hetzelfde zinnetje herhaalde. Maar niemand wist dat ze zei: ik heet Jennifer ik heet Jennifer ik heet Jennifer ik heet Jennifer.