39

22 april
Dag elf: de schaakmatch tussen Beaumont en Beaumont
blijft voortduren

Er lag een deken van ochtendmist over Wimbledon Commons waardoor de wielen van de rijtuigen niet te zien waren en het leek of de dikke buiken van de koetsen de grond raakten.

‘Ik moet overgeven,’ zei Roberta met haar tanden op elkaar geklemd.

‘Doe de deur van het rijtuig maar open,’ zei Jemma niet erg behulpzaam. Ze pinkte af en toe een traan weg. Ze zei niets, maar Roberta zag haar af en toe met de rug van haar hand iets wegvegen. ‘Damon redt het wel,’ zei Jemma voornamelijk tegen zichzelf.

‘Beheerst hij de kunst van het duelleren?’ fluisterde Roberta.

‘Natuurlijk wel,’ reageerde Jemma fronsend.

Er bleven maar rijtuigen arriveren totdat er een dubbele rij stond en er liepen allerlei mannen langs hun koets – alsof ze op weg waren naar een hanengevecht.

‘Villiers heeft beloofd dat hij zijn excuses zal aanbieden,’ zei Roberta. ‘Hij heeft het beloofd.’ Haar handen waren tot vuisten gebald. ‘Moet ik nog naar hem toe om hem daaraan te herinneren, Jemma?’ riep ze uit. ‘Moet ik erheen om te zien wat er gebeurt?’

Maar Jemma schudde met een lege blik in haar ogen haar hoofd. ‘Je hebt alles gedaan wat je kon, Roberta. Als je Villiers nu, en plein public, nogmaals aanspreekt en hem daarmee voor gek zet, valt niet te voorspellen hoe hij daarop zal reageren.’

‘Hem voor gek zet?’ vroeg Roberta wanhopig.

‘Omdat je je er opnieuw mee bemoeit. En bovendien zou je Damon ook belachelijk maken.’

‘Maar hij zou wél in leven blijven!’

‘Hij blijft heus wel leven,’ zei Jemma, maar haar gezicht was lijkbleek.

‘Ik heb hem gesmeekt om niet te gaan,’ zei Roberta, ‘maar hij lachte alleen maar.’

‘Ja, typisch Damon.’

Ze wachtten. De mist hing nog altijd over het midden van het veld en verder gebeurde er niets. ‘Wat is een degen?’ vroeg Roberta met samengeperste lippen. ‘Weet jij dat?’

‘Een zwaard met een heel dun blad,’ antwoordde Jemma. ‘In Frankrijk gebruikt men vaak een degen omdat het een snel, behendig en buigzaam wapen is.’

‘Wat?’ zei Roberta, niet in staat om die opsomming in één keer in zich op te nemen. ‘Denk je dat Damon weet hoe hij een degen moet gebruiken?’

Jemma draaide haar hoofd naar haar toe en staarde haar aan. ‘Waarom twijfel je zo aan Damons duelleerkunst?’

Op dat moment liepen er twee mannen het veld op en Roberta hapte naar adem. Het waren niet Damon en Villiers, maar de secondanten. Ze leken het gras te checken, of het nog te glad was vanwege de dauw.

‘Omdat,’ zei Roberta, ‘Villiers me heeft verteld dat schakers de beste duellisten zijn. En dan is hij dus de beste schermer in het land. Ik ben niet bezorgd over Damons capaciteiten, maar het zijn die van Villiers die me angst inboezemen.’

Jemma lachte en dat raakte Roberta diep in haar ziel. ‘Hoe kom je erbij dat Damon niet kan schaken?’

‘Omdat hij nooit… hij…’

‘Mijn broer is waarschijnlijk de beste schaakspeler van Engeland,’ zei Jemma overtuigd. ‘Mijn vader heeft het ons allebei geleerd en hij was van mening dat Damon beter was dan ik. Damon vindt het een saai spel omdat het hem te weinig uitdaging biedt.’

Roberta slikte. ‘Te weinig uitdaging? Wat biedt hem dan wel voldoende uitdaging?’

‘Hebben jullie nergens over gepraat al die tijd dat jullie samen in bed hebben doorgebracht?’

Roberta schudde haar hoofd. ‘Niet over dit soort dingen.’

‘Waardepapieren. Geld. Dáár speelt hij mee. Damon manipuleert de markt. Hij speelt op een veel groter schaakbord – net zoals mijn echtgenoot.’

‘En hij kan echt duelleren?’

‘Natuurlijk,’ zei Jemma nu een beetje geïrriteerd. ‘Hij heeft op zijn minst vier duels uitgevochten waar ik van weet.’

‘En ook gewonnen?’

‘Natuurlijk.’

‘Hij heeft me gisteren verteld dat hij had besloten Villiers in zijn rechterschouder te treffen.’

‘En daaraan kun je zien dat hij een meester is in het spel,’ zei Jemma. ‘Philidor vertelde me vaak van tevoren al met welk stuk hij mijn koning schaakmat zou zetten.’

‘Maar waren Damons vorige tegenstanders ook schaakmeesters?’

Jemma zuchtte. ‘Nee.’

Aan de zijkant van het veld stond Damon te overleggen met zijn secondant. ‘Het is niet zo mistig dat we elkaar niet kunnen zien,’ zei hij ongeduldig. Hij wilde dit achter de rug hebben, zodat hij lekker met Roberta kon gaan ontbijten. Hij wist dat ze er ook was, het arme kind, in elkaar gedoken in het rijtuig met Jemma.

De secondant van Damon rende naar de secondant van Villiers om met hem te overleggen en haastte zich toen weer terug naar Damon.

‘Zijne Hoogheid zou u graag even spreken,’ zei hij.

Damon liet zijn jas op het natte gras vallen. Hij was van plan om in een oude broek en in een hemd met opgerolde mouwen het duel aan te gaan. Hij wierp nog een keer een blik op zijn degen, een prachtig stukje stalen vakwerk uit Toledo. De voorsprong die hij daarmee had was bijna oneerlijk. Maar hij pakte het wapen op en wandelde ermee naar Villiers’ opzichtige rijtuig.

De hertog was ook tot op zijn hemd uitgekleed. Hij boog het blad van zijn degen en testte hoever het terugveerde.

‘Toledo!’ zei Damon blij verrast. ‘Uitstekend.’

Villiers sloeg die halfgesloten oogleden van hem langzaam op en mompelde: ‘Een gelijke match is altijd het beste.’

Damon wachtte even, maar Villiers leek moeite te hebben met spreken. Uiteindelijk zei hij met verstikte stem: ‘Ik wil mijn verontschuldigingen aanbieden.’

‘Wat?’

‘Mijn verontschuldigingen aanbieden. Ik had lady Roberta’s eer niet moeten bezoedelen.’

Damon kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Ze is bíj u geweest, is het niet?’

Villiers keek op. ‘Wat bedoelt u?’

‘Roberta? Wat heeft ze precies gedaan?’

‘Ze is op haar knieën gevallen in Parsloe’s,’ vertelde Villiers toonloos. ‘Ze smeekte me niet met u te duelleren.’

‘Klinkt dramatisch.’ Damon vond het fantastisch.

‘O, geloof me, dat wás het,’ reageerde Villiers. ‘Ze had een groot publiek.’

‘Goed. Nu we dat achter de rug hebben… zullen we beginnen?’

Villiers wierp een korte blik op hem. ‘En mijn excuses?’

‘Ik zou óók aan al haar eisen hebben toegegeven,’ zei Damon. ‘Maar het feit blijft, Villiers, dat we gaan duelleren. Nu.’

Villiers keek op naar de graaf en zag een man met een haast ontspannen glimlach op zijn gezicht, een man die hij duidelijk nooit goed had begrepen. Plotseling bedacht hij iets. ‘Speelt u schaak?’

‘Nooit,’ antwoordde Damon prompt. ‘Ontzettend saai, vind ik. De enige partner die ik ooit tegenover me heb gehad die een uitdaging voor me was, is mijn zus. Hoe verloopt de partij die u samen speelt eigenlijk?’

Villiers staarde hem aan. Die Gryffyn was absoluut niet uit zijn evenwicht wegens het aanstaande duel, net zoals hij blijkbaar niet van streek was door de gedachte eventueel de dood te vinden. Voor het eerst werd Villiers overvallen door een vage ongerustheid. Een alarmbel – ergens in zijn achterhoofd. ‘Ik heb verloren,’ zei hij. ‘Ik heb gisteren de schaakpartij verloren.’

Maar de graaf liep al met grote stappen het veld op terwijl hij hun secondanten wenkte.

Villiers liep wat langzamer, terwijl hij zijn verwachtingen over het duel bijstelde. Hij zou moeten doden – of gedood worden. In de ogen van de graaf had hij de roekeloosheid gezien van een man die tot het uiterste zou gaan om de eer van zijn aanstaande echtgenote te redden. Ervoor te sterven. Behalve dan dat Gryffyn absoluut niet van plán was om te sterven.

Twee minuten later liepen ze in cirkels om elkaar heen te draaien – hun laarzen lieten afdrukken in het natte gras achter.

‘We kunnen wachten totdat het gras is gedroogd door de zon, als u dat prettig vindt,’ bood Gryffyn aan.

‘Nee.’ Het deed Villiers denken aan de schaakpartij waarin hij Gordon had aangeboden met een toren minder te spelen.

Villiers begon uit te kijken naar een opening. De graaf leek er tevreden mee om eeuwig om hem heen te blijven draaien. Uiteindelijk brak Villiers in met een opwaartse manchette-slag, die werd afgeweerd door Gryffyn. Vervolgens probeerde hij een pass in tierce en een redoublement. Gepareerd en nogmaals gepareerd. Villiers trok zich terug en besloot de volgende zet aan de graaf over te laten.

Toen die kwam, was het een uitermate soepele, verdraaide en flitsende demi-volte, die uit het niets leek te komen. Het was puur geluk dat Villiers’ degen die van zijn tegenstander kon pareren.

Gryffyn trok zich terug en ze begonnen weer om elkaar heen te cirkelen. Maar er was nu iets veranderd in zijn houding, iedere beweging van zijn krachtige benen verraadde de broeierige superioriteit van een roofdier.

Dat was niet zo verschrikkelijk, behalve dan dat Villiers de kracht van het gelijk, het vechten voor een goede zaak, niet achter zich had. Hij voelde zich slecht.

Hij had Roberta geen hoer moeten noemen, niet nadat hij haar had gezegd dat ze haar maagdelijkheid maar beter kon verliezen. Híj was degene die haar in Gryffyns bed had gedwongen en haar er daarna voor had gestraft. En dan was er ook nog… Benjamin, die altijd in zijn achterhoofd speelde.

Zelfs toen hij een briljante uitval van de graaf wist af te weren, bedacht hij dat er sinds de dood van Benjamin eigenlijk niets meer goed was gegaan. Dat was de afschuwelijke straf die zijn bestaan nu beheerste.

De graaf probeerde een prise de fer, maar die wist Villiers af te weren. Hij voelde zich woedend worden, eindelijk, uit de grond van zijn hart. Wat deed hij in godsnaam hier op een stuk gras in de koude ochtendstond, verwikkeld in een duel met een man die hij helemaal niet wilde doden?

‘Ik ben niet van plan u te doden,’ zei hij hijgend en nog altijd om Gryffyn heen cirkelend, terwijl hij alert bleef op al diens bewegingen.

‘Dat ben ik ook niet van plan,’ zei de graaf. Hij leek nog niet eens te hijgen, wat erg irritant was. ‘Ik had het misschien wél gedaan, maar u hebt uw excuses aangeboden.’

Ze draaiden nog steeds om elkaar heen.

‘Ik kan het Roberta niet aandoen dat haar smeekbede aan u voor niets was,’ zei de graaf. ‘De rechterschouder moet genoeg zijn.’

Villiers kneep zijn ogen tot spleetjes, maar hij zag de envelopment niet eens aankomen. De aanval kwam van boven, de degen suisde door de lucht en zong als het lied van de dood, draaide in de laatste seconde snel om en trof doel tot op het bot.

Villiers’ degen viel op de grond.

Gryffyn trok die van hem, glanzend van het bloed, terug. Villiers zakte in elkaar. Hij ademde zwaar.

Gryffyn riep: ‘We hebben hier een dokter nodig!’

Villiers hoorde rennende voeten en besefte voor het eerst hoe dichtbij het publiek had gestaan. Hij richtte zich op. Er stroomde bloed langs zijn rechterarm en vreemd genoeg voelde het niet warm, maar koud. ‘Ik betreur mijn aantijgingen wat betreft de eer van uw dame,’ zei hij, op de ouderwetse manier waarop hun grootouders zich hadden uitgedrukt.

‘Tot uw dienst,’ reageerde Gryffyn.

De dokter arriveerde met een fles cognac voor Villiers en rukte diens hemd open. Gryffyn rende weg – rénde – naar het rijtuig van de hertog van Beaumont.

Villiers keek hem vol ongeloof na, terwijl hij een flinke slok van de cognac nam. God verhoede dat hij ooit zo gek zou worden op een vrouw. Of zij op hem. Hij huiverde bij de gedachte alleen al.

Het idee dat een vrouw op haar knieën ging om een ander te smeken om je leven…

Het was buiten alle proporties. Afstotelijk.

Walgelijk, om precies te zijn.

Hij nam nog eens een flinke slok.