38

21 april
Dag tien van de Villiers/Beaumont-schaakmatches

Ze werd wakker van een geluid naast haar bed. ‘Mmm,’ zei Roberta, terwijl ze haar hand uitstak – en meteen klaarwakker schrok. ‘Teddy! Ben je weer verdwaald, lieverd?’

‘Nee,’ zei hij. Hij stond als een klein spookje in een wit nachthemd naast haar bed. Zijn gewoonlijk blije gezichtje stond triest.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze terwijl ze hem aankeek. ‘Heb je akelig gedroomd?’

‘Mogen wij bij jou slapen?’ barstte hij uit.

‘Wíj?’

Maar het was al te laat. Er klommen een klein jongetje en een jong poesje in haar bed. Het poesje sprong tot Roberta’s opluchting meteen naar het voeteneind en nestelde zich daar comfortabel.

Het kostte twintig minuten om het verhaal dat Rummer hem had verteld uit Teddy te krijgen. ‘Papa gaat het duel natuurlijk winnen,’ zei hij, terwijl hij dieper onder de dekens kroop en een klein handje in die van haar schoof. ‘Papa wint altijd. Dat zegt Rummer.’

‘Rummer had jou er helemaal niets over mogen vertellen,’ zei ze streng. Haar hoofd duizelde van angst, van het feit dat er een duel ophanden was.

Als Damon een gevecht aanging met Villiers ging het natuurlijk om haar eer. En haar eer – haar eer was haar helemaal niets waard, niets in vergelijking met het gevoel dat ze voor Damon had. Er sloot zich een ijskoude hand om haar hart en haar maag kromp samen. Wat kon ze doen? Wat kon ze doen?

Als Villiers voor zijn match met Jemma in Huize Beaumont was, zou ze hem apart nemen en hem smeken. Sméken. En hij zou het haar vast niet weigeren, al was het alleen maar vanwege de vluchtige gevoelens die hij voor haar had gehad op het moment dat hij haar ten huwelijk vroeg.

Roberta lag nog uren voor zich uit te staren in de duisternis en te piekeren over wat ze zou zeggen, hoe ze het zou formuleren. En vurig biddend.

Voornamelijk biddend.

Pas toen het ochtendlicht door een spleetje in de gordijnen begon te piepen viel ze in slaap. In een diepe slaap, loodzwaar van uitputting, waardoor ze niet merkte dat Teddy uit het bed klom en terug naar de kinderkamers ging – waar hij flink op zijn donder kreeg van zijn kinderjuf. Of dat haar meid op haar tenen de kamer binnenkwam en besloot haar niet wakker te maken omdat ze zo ontzettend wit zag. En dat de hertog van Villiers arriveerde om zijn zet van die dag te doen.

Ze sliep.

Toen ze eindelijk wakker werd, schrok ze toen ze zag hoe hoog de zon al aan de hemel stond. Maar maakte dat eigenlijk iets uit? De hele wereld wist waar Villiers zijn dagen doorbracht, in Parsloe’s, schakend. Dat had hij haar zelf verteld, dus als het nodig was wist ze waar ze hem moest vinden.

Ze kleedde zich in een heel charmant gewaad van lichte zijde dat geborduurd was met blauwe vogels. Helemaal Villiers’ smaak, besefte ze opeens.

Roberta liep rechtstreeks naar Jemma’s kamer en zwaaide de deur open in de hoop Villiers daar aan te treffen. Maar het enige wat ze aantrof was het lijkbleke gezicht van Jemma toen die hoorde wat Teddy tegen Roberta had verteld.

‘Villiers heeft er niets over gezegd vanmorgen,’ zei Jemma.

‘Is Villiers al hier geweest?’

‘Hij is een uur geleden vertrokken,’ zei Jemma nerveus. ‘O, mijn god, waarom kon je dan ook niet úít Damons bed blijven terwijl je nog met Villiers was verloofd?’

Roberta liet zich in een stoel zakken. ‘Ik weet het niet! Ik weet het niet! Het is allemaal mijn schuld. Ik sterf van berouw. Ik hou zoveel van Damon dat ik mijn verstand verloor, denk ik.’

Jemma’s gezicht verzachtte. ‘Ik neem aan dat je dus niet langer verliefd bent op Villiers?’

‘Ik was een stomme idioot.’

‘Dat heb je nu eenmaal wanneer je verliefd bent.’

‘Ik ga Villiers vragen om zich terug te trekken,’ kondigde Roberta aan. ‘Denk je dat dat werkt?’

‘Hij heeft verloren vanmorgen,’ zei Jemma toonloos.

‘Hij…’

‘Hij heeft onze schaakpartij verloren. Vanmiddag zal het in heel Londen bekend zijn. Dat hij van een vrouw heeft verloren. Van mij.’

Er was niemand in de ontbijtkamer. Fowle informeerde haar dat Mrs. Grope weer naar het theater was en dat haar vader ook de deur uit was. De zeemeermin, schoot het door Roberta’s hoofd.

Damon had Teddy een dagje mee uit genomen. Een laatste dag met zijn zoon, dacht Roberta, en ze werd zo overspoeld door schuldgevoelens dat ze bijna niet meer kon ademen. Ze móést dat duel voorkomen, al moest ze er Villiers eigenhandig voor vermoorden.

Jammer genoeg had ze verzaakt zich de finesses van het duel eigen te maken, net als die van het schaakspel.

‘Ik wil graag een rijtuig,’ vertelde ze Fowle en een paar minuten later stond er een elegant koetsje voor haar klaar.

Roberta trok haar handschoentjes aan. Ze was nu ijzig kalm, vastbesloten om die monstrueuze plannen in de kiem te smoren.

Parsloe’s zag er nogal gewoontjes uit, vond Roberta, gezien de bekendheid van de schaakclub. Ze werd opgevangen door een butler die haar vroeg of ze lid was van de schaakclub.

‘Nee,’ zei Roberta, nogal verbaasd. ‘Ik wist niet dat er ook vrouwelijke leden waren.’

‘Jawel, die zijn er,’ zei de butler met een keurige buiging. ‘Kan ik iets voor u doen, mevrouw?’

‘Ik zou graag de hertog van Villiers spreken,’ zei ze.

‘Ik vrees dat hij boven in de salon zit en die is alleen toegankelijk voor leden.’

‘Dan zult u een uitzondering moeten maken,’ zei Roberta.

Hij moest iets in haar ogen hebben gezien omdat hij ophield de uitgestreken, stijve butler te spelen en zijn houding vriendelijker werd. ‘Natuurlijk, u bent een dame.’

‘Ik ben niet zomaar een dame – ik ben de verloofde van de hertog van Villiers.’

‘In dat geval,’ reageerde hij met een uitnodigend gebaar naar de trap. ‘Na u, mevrouw, na u.’

Roberta ging de trap op en even later bevond ze zich in een salon die vol zat met heren. Ze keken allemaal naar Villiers, wat het in ieder geval gemakkelijk maakte hem te ontdekken. Hij was spectaculair gekleed en zat met zijn benen wijd uit elkaar elegant aan een tafel. Hij leek helemaal verdiept in het spel. En – gevaarlijk.

Roberta keek nogal van haar stuk gebracht naar zijn gespierde brede schouders en de beheerste, vervaarlijke precisie waarmee hij de schaakstukken verplaatste. Ze had de indruk dat hij iemand was die zijn tegenstander zonder pardon en met evenveel gemak als hij een pion verzette, zou afslachten.

‘Uwe Hoogheid,’ zei ze terwijl ze bij de tafel plaatsnam. Villiers keek op en plotseling ging iedereen in de salon staan – de stoelen schraapten over de grond en overal om Roberta heen werd er naar haar gebogen. Maar Roberta negeerde alles en keek alleen Villiers strak aan. ‘Uwe Hoogheid,’ zei ze terwijl ze een diepe reverence maakte. ‘Ik kwam u vragen u een moment privé te mogen spreken.’

Zijn ogen keken haar aan, koud en onverschillig. Hoe had ze ooit kunnen denken dat dat aantrekkelijk was in een man? Ze vond hem nu eerder angstwekkend en duivels in zijn pracht.

‘Daar zie ik geen enkele aanleiding toe,’ zei hij. ‘En ik zit midden in een match zoals u ziet.’

‘Alstublieft, Uwe Hoogheid,’ smeekte ze.

Maar hij keek haar aan met een blik in zijn ogen die haat leek uit te drukken. ‘Als u mij iets te zeggen hebt kan dat ook hier. Er is blijkbaar niets in mijn leven dat geheim kan blijven – is het wel, St. Albans?’

De slanke jongeman die naast hem stond haalde zijn schouders op. ‘Het is ons aller lot ons eigen gezicht af en toe bij Humphrey’s tegen te komen.’ Zijn blik bleef op Roberta rusten en ze besefte dat hij precies wist wie ze was en dat hij zich de spotprenten in Rambler’s Magazine, de periodiek die werd verkocht in Humphrey’s Print Shop, herinnerde. Voorzichtig keek ze om zich heen en hoewel ze geen vijandigheid ontdekte begreep ze wel dat iedereen wist wie ze was. Iedereen wist dat er een spotprent van haar was verschenen waarop ze als wanhopig op zoek naar een echtgenoot werd afgebeeld, plus een andere tekening waarop ze een lakei smeekte met haar te trouwen. Iedereen wist dat ze de hertog van Villiers de bons had gegeven voor de graaf van Gryffyn.

Toen richtte ze haar blik weer op Villiers. Hij stond naast zijn stoel met een afwerende uitdrukking op zijn gezicht.

Roberta deed een stap naar voren en liet zich op haar knieën vallen.

Er ging een zucht van ontsteltenis door de salon. Roberta trok zich er niets van aan. ‘Alstublieft, Uwe Hoogheid. Alstublíéft, ga geen duel aan met de graaf van Gryffyn. Hij is mijn aanstaande echtgenoot en ik kan het niet verdragen om hem te zien sterven.’

‘Dit soort melodrama had ik niet van u verwacht,’ reageerde Villiers terwijl hij op haar neerkeek en er nogal van zijn stuk gebracht uitzag. ‘Ik dacht dat u uit ander hout was gesneden dan uw vader, lady Roberta.’

‘U vergist zich. Ik merk dat ik met de dag meer op hem begin te lijken. Ik smeek het u, ik ben wanhopig.’

Er ging een gemompel op en iedereen begon met elkaar te fluisteren. ‘Laat haar opstaan,’ zei iemand tegen Villiers. En: ‘Dit is niet gepast.’

Villiers schrok op en deed een stap naar voren. Hij stak zijn hand uit maar Roberta schudde haar hoofd. ‘Niet totdat u het hebt beloofd.’

‘Ik kan het niet beloven,’ zei hij en ze zou gezworen hebben dat ze een vlaag van sympathie in die koude ogen van hem zag. ‘Het is niet langer een zaak van úw eer, maar van die van Gryffyn.’

‘Mijn eer is niets waard!’ riep ze uit.

Hij bukte en trok haar omhoog. ‘Maar uw moed is wél wat waard, lady Roberta.’ Hij hield haar handen even in de zijne. ‘Ik zal hem mijn verontschuldigingen aanbieden,’ besloot hij. ‘Dat is alles wat ik kan doen en omdat ik dat nog nooit eerder in mijn leven heb gedaan kunt u daaruit afleiden dat mijn verontschuldigingen betekenen dat ik uw eer hoger inschat dan u dat zelf doet.’

Hij liet haar handen los en keerde zich om. ‘En als u me nu wilt verontschuldigen, mevrouw, ik heb hier nog een schaakpartij af te ronden.’

Roberta voelde een arm om haar schouders. Iemand trok haar met zich mee.

‘Mr. Cunningham!’ zei ze dof. ‘Ik had u niet gezien.’

‘Ik speel vaak een partijtje hier als Zijne Hoogheid ’s middags in het Hogerhuis is.’ Verder zei hij niets en Roberta kon zichzelf er ook niet toe krijgen om iets te zeggen. Dus vergezelde hij haar in stilte naar huis.

Dit moest voldoende zijn.

Dit móést gewoon voldoende zijn.