26

De hertog van Villiers had zijn besluit genomen. Hoewel het acceptabel zou zijn om met Roberta te trouwen, had hij waarschijnlijk toch een kleine fout gemaakt. Eigenlijk zou hij haar net zo lief niet willen trouwen. Hij wilde zeker die vader van haar niet als familielid. En Jemma leek het geen zier uit te maken dat hij zich verloofd had. Dus waarschijnlijk had hij een foutje gemaakt.

Ongelukkig genoeg kwam hij pas zo’n twee uur na zijn huwelijksaanzoek aan Roberta tot die conclusie. Maar het kostte hem maar één ogenblik om zijn strategie te wijzigen in een tactiek die de complexe situatie op het bord volledig zou omkeren.

Als hij het goed zag zat zijn oude vriend Elijah te flirten met een nieuw schaakstuk, een pion, een echte pion en toch… wie was hij om te ontkennen dat pionnen van tijd tot tijd enorm bruikbaar konden zijn?

Hij zou Elijahs dame zo snel mogelijk naar de andere kant van het bord verplaatsen en daarvoor zijn eigen dame moeten opofferen… zo ging het spel nu eenmaal.

‘Wilt u me vergezellen naar de bibliotheek?’ vroeg hij aan zijn verloofde.

Roberta stond gracieus op. Ze was een elegante jonge vrouw, moest hij toegeven. Ze liepen samen naar de bibliotheek.

‘Ik wil me er alleen van verzekeren dat we het eens zijn over bepaalde aspecten van het huwelijk,’ zei hij, terwijl hij haar op een met brokaatzijde beklede bank liet plaatsnemen.

‘Ik ben een en al aandacht,’ zei ze.

Hij knipperde even met zijn ogen. Bij een andere vrouw zou die opmerking waarschijnlijk een onplezierig sarcastisch tintje hebben gehad, maar Roberta glimlachte lief naar hem.

‘Het gaat om iets simpels,’ zei hij. ‘Het heeft te maken met die vervelende juridische regeltjes die men “onrechtmatige handelingen” noemt.’

‘Onrechtmatige?’

‘Contractbreuk.’

‘Ik neem aan dat u niet van plan bent onze verloving te verbreken?’ Ze vroeg het uiterst beleefd maar kneep haar ogen tot spleetjes. Misschien zou dit huwelijk voordelig voor hem zijn geweest en hem successen hebben gebracht, maar toch was het beter om er niet aan te beginnen.

‘Ik zou onze verloving nooit verbreken,’ zei hij. Dat zou natuurlijk een overhaaste en onhandige actie zijn waardoor hij ten prooi zou vallen aan stukken die nu nog niet in het spel waren betrokken – zoals advocaten en dergelijke. Maar het zou niet al te moeilijk moeten zijn om ervoor te zorgen dat zijn dame zich uit eigen beweging uit het spel terugtrok. Dat was pas briljant spel… de stukken zodanig verzetten dat dat het gewenste resultaat opleverde.

‘De contractbreuk waar ik het over wilde hebben is iets wat ná het huwelijk komt,’ zei hij, ‘en heeft te maken met onwettige en wettige afstammelingen.’

‘Bastaardkinderen,’ stelde ze vast.

‘Ik zou het prefereren, nee, ik moet erop staan dat u die niet ter wereld brengt.’

‘Dat was ik ook niet van plan.’ Even bleef het stil.

‘Ik hoop dat dit niet al te onromantisch was?’ informeerde Villiers.

‘Het was, Uwe Hoogheid, uiterst onromantisch omdat het getuigt van weinig vertrouwen in mijn karakter.’

‘Ik bedoelde er niet iets negatiefs over uw karakter mee. Dacht u dat het een conventionele verbintenis zou zijn die wij aangaan? Zoals een paar simpele bakkers die boven het deeg verliefd op elkaar worden en dan voor eeuwig trouw aan elkaar zweren?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Niet precies.’

Roberta dwong zichzelf om rustig na te denken. Haar aanstaande echtgenoot hield blijkbaar van de subtiliteiten van de retoriek en van de wet. ‘Zult u mij dezelfde eer betonen?’ Ze hief haar hoofd op en keek hem recht in de ogen. ‘Ik heb begrepen dat u meerdere bastaardkinderen hebt bij verschillende vrouwen. Bent u van plan om meer bastaarden te verwekken nadat ons huwelijk is voltrokken?’

‘Als u me vraagt me iets gelegen te laten liggen aan wat de wereld ervan denkt, dan moet ik u zeggen, nee, dat zal ik niet doen en dat kan ik ook gewoonweg niet. Dat heb ik nog nooit gedaan.’

Roberta ademde diep in. ‘Ik vraag van u dat u mij trouw zult zijn,’ zei ze helder en duidelijk.

Villiers bleef stil. Ze keek naar de schaduw van zijn wimpers, zijn donkere, bijna harde trekken. ‘Ik heb “trouw” altijd een vreemd concept gevonden,’ reageerde hij uiteindelijk. ‘Ik zou het op prijs stellen als u mij trouw bent totdat we een stuk of twee erfgenamen voor het landgoed hebben. Het is onjuist, vind ik, om de landerijen van mijn grootvader aan de zoon van een andere man na te moeten laten. Maar een slimme vrouw kan altijd voorkomen dat ze zwanger raakt.’

‘En daarna?’

‘Daarna zou ik u precies dezelfde vrijheid geven als ik voor mezelf neem. Ik zweer u op mijn woord van eer dat ik nooit verliefd zal worden op een vrouw. Dat alles wat ik met een andere vrouw aanga het gevolg is van een bepaalde drang, een zoektocht naar genot, nooit van de wens tot werkelijke intimiteit.’

Roberta begreep nauwelijks wat hij wilde zeggen.

‘U zou natuurlijk geen andere reden nodig hebben dan les caprices de jolie femme – het recht van een mooie vrouw om een dwaasheid te begaan.’

Ze keek hem direct aan. ‘Zult u dan niet voldoende voor me zijn om mijn dwaasheden te beteugelen?’

‘Dat betwijfel ik ten zeerste.’

Zijn houding was van een ongeëmotioneerdheid die totaal tegengesteld was aan de manier waarop haar vader zijn geliefden adoreerde. Aandachtig bestudeerde Roberta zijn schuinstaande, duivelse ogen, de vermoeide rimpels eromheen en zijn haast tastbare ongeïnteresseerdheid. Haar hart bonkte. ‘Goed,’ fluisterde ze.

Zijn stem kwam als een zweepslag: ‘Ik heb u met een blik van lustvolle opwinding naar de graaf van Gryffyn zien kijken die niet klopt met uw woorden.’

‘Dat is…’ Ze onderbrak zichzelf. ‘Dat is niets. Kinderspel.’

‘Ongetwijfeld,’ zei hij op verveelde toon. ‘Het lijkt me logisch dat iemand inderdaad nogal kinderlijk moet zijn om een liaison met Gryffyn te overwegen.’

‘Ik overweeg helemaal geen liaison! Ik zou nooit…’

Hij hief een hand vol ringen op en de woorden bleven in haar keel steken. ‘In vredesnaam, hou op met er een punt van te maken! De puurheid van uw lichaam en ziel interesseren me geen zier. Ik zou u echter wel het advies willen geven om zeer genereus te zijn voor degenen die u begeert. Anders oogst u louter wrok. En haatdragende echtgenotes zijn vreselijk vervelend – zowel voor zichzelf als voor hun omgeving.’

Roberta was geschokt; een gevoel dat ze niet goed genoeg kon verbergen.

Zijn ogen lachten. ‘Geschokt, dorpse jongedame? Dat moet de poëtische ziel van uw vader in u zijn.’

Die opmerking stak haar. ‘Mijn vader hoort helemaal niet in dit gesprek thuis.’ Roberta besefte hoe afgrijselijk haar vader dit gesprek zou vinden en ze werd bevangen door een heel akelig gevoel. Hij zou Villiers enorm minachten als hij te horen kreeg hoe haar aanstaande echtgenoot over het huwelijk dacht.

‘En uw vader heeft nu juist zo’n fascinerend liberale kijk op genot en begeerte, gezien zijn banden met de eerbiedwaardige Mrs. Grope.’

Het was duidelijk dat hij het heel grappig vond om Mrs. Gropes naam te kunnen noemen. Roberta voelde een vlaag van woede. Het was zo eenvoudig om de draak met Mrs. Grope te steken. En blijkbaar zo moeilijk om te zien hoe liefdevol en oprecht de relatie was die haar vader en zijn minnares met elkaar hadden.

‘Ik zou willen dat mijn vader en Mrs. Grope gingen trouwen,’ zei ze, terwijl ze haar stem met moeite kalm kon houden.

‘Dat zal hij nooit doen.’ Hij keek niet haar kant op. In één vloeiende beweging trok hij een lange glimmende degen uit het binnenste van zijn gepoetste wandelstok tevoorschijn.

‘O!’ riep ze uit.

‘Mooi, hè? Speciaal laten maken in Parijs. De Fransen begrijpen de kunst van het duelleren op een manier die een Engelsman nooit zal kunnen. En omdat u mijn toekomstige echtgenote bent, krijgt u de eer om het geheim van mijn wandelstok te leren kennen. Daarmee bent u hier in Engeland de enige.’

‘U zult me wel vergeven,’ zei Roberta, ‘dat ik de onthulling van het geheim van uw wandelstok niet beschouw als een intimiteit die ik wens te leren kennen.’

‘U bent gevat,’ zei hij grinnikend. ‘Dat had ik nooit verwacht van een echtgenote.’

‘Waarom denkt u dat papa nooit met Mrs. Grope zal trouwen?’ vroeg Roberta, zijn flinterdunne complimentje negerend.

‘Wij trouwen de vrouwen die we neuken niet,’ zei hij, terwijl hij de degen over het rode fluweel van het kussen op de bank liet glijden – om hem te poetsen, vermoedde ze. ‘U hebt toch zeker wel opgemerkt dat ik geen aanstalten heb gemaakt om met u in bed te belanden, is het wel?’

Roberta voelde zich duizelig. Moest ze zich daar vereerd door voelen? ‘Omdat… omdat ik geen vrouw ben om te neuken?’

‘Níét door uw echtgenoot. En alstublieft, denk nou niet dat u me uw geschiedenis van genot met anderen hoeft te vertellen.’ Hij draaide de degen een kwartslag en liet hem opnieuw snel over het kussen glijden.

De degen moest een fractie te veel naar het kussen toe gedraaid zijn geweest, want in het spoor ervan ontstond een snee die steeds wijder werd en uiteindelijk een lawine van veren uit het kussen deed barsten. Villiers vloekte.

‘Ik wil graag precies begrijpen wat u bedoelt,’ zei Roberta met een verkild stemmetje. ‘Bedoelt u dat mijn kuisheid – of het gebrek daaraan – u niet interesseert?’

Hij gooide het opengereten kussen van zich af waardoor er plotseling een wolk van veren in de lucht hing die langzaam neerdwarrelde. Er belandden veren op de bank, op de vloer en alles daaromheen. Eén bleef er hangen in zijn haar. ‘U lijkt te denken dat kuisheid bijdraagt aan uw aantrekkelijkheid. Ik kan u verzekeren dat uw schoonheid verder niets nodig heeft. Totdat wij een erfgenaam hebben gecreëerd verwacht ik natuurlijk van u dat u zich uiterst voorzichtig gedraagt en uw maatregelen treft, zoals ik al eerder opmerkte. Maar ik zou u nooit een aanzoek hebben gedaan, Roberta, als ik er niet van overtuigd was geweest dat u een vrouw van eer bent. En een vrouw van eer zadelt haar echtgenoot niet op met een koekoeksjong.’

Het leek erop dat eer voor Villiers alles te maken had met kinderen en niets met deugdelijkheid.

‘U moet natuurlijk wel uw verstand gebruiken,’ vervolgde hij. ‘Bedrog is zo’n akelig woord. Zelfs in deze tijd van lossere zeden.’

‘Dus u vertelt me eigenlijk dat ik u moet bedriegen,’ zei ze toonloos.

‘Alleen mannen die zo stom zijn te denken dat hun vrouwen hun niet ontrouw zullen zijn, worden bedrogen,’ zei hij. ‘En ik ben niet zo stom. Een man is bedrogen wanneer hij een vrouw heeft die haar verliefdheden door de hele stad tentoonspreidt en daarmee haar echtgenoot belachelijk maakt. Maar als ik uw karakter goed inschat, Roberta, bent u niet iemand die te koop loopt met haar affecties.’

Roberta zei niets in de wetenschap dat hij volkomen gelijk had en haar even behendig had uitgekozen als zij hem – en, zo leek het nu, om min of meer dezelfde redenen.

‘Ik heb verscheidene duels uitgevochten, hoewel nooit omwille van de eer van een vrouw. Het zou voor ons allebei een diepe teleurstelling zijn als ik uw eer zou moeten verdedigen, Roberta, omdat ik vrijgevig genoeg ben die u zélf in handen te geven. Ik hoop niet dat u een appel blijkt te zijn die niet ver van uw vaders boom valt. Bedrieg me niet, dan zal ik u niet inperken. Op die manier wordt ons huwelijk geen band die ons beknelt.’

‘Dus ik hoor niet van de beperkingen van een huwelijksband te houden,’ constateerde ze. Plotseling kon ze zijn emotieloze gepraat niet langer verdragen. Ze stond op en hij volgde haar voorbeeld. De hertog torende boven haar uit, net zo knap en beheerst als die eerste keer dat ze hem had ontmoet, maar in werkelijkheid zoveel complexer, sarcastischer en erotischer dan ze had gedacht. Ze voelde zich piepjong en ongelofelijk dom. Zij, die had gedacht dat het leven met haar vader en Mrs. Grope haar alles had geleerd wat ze moest weten over mannen en vrouwen. Maar ze wist van níéts.

Haar vader schreeuwde en huilde en schreef zijn belachelijke gedichten. Hij zou nooit op zo’n zijdeachtige en ironische manier over dit soort zaken kunnen praten. Het nooit over ontrouw kunnen hebben alsof het om een nietszeggende, onbelangrijke drang ging.

Haar vader, haar gekke, gekke vader, hield van Mrs. Grope met al haar afschuwelijke hoeden en haar idiote ambities om weer het toneel op te gaan. Papa was de tegenpool van haar aanstaande echtgenoot. Wat natuurlijk ook precies was wat ze had gewild.

‘Uwe Hoogheid,’ zei ze, terwijl ze een diepe reverence voor haar verloofde maakte.

Hij was zo knap, complex en duivels dat ze ervan duizelde toen hij een buiging voor haar maakte. Maar…

Maar…