14
12 april
Dag een van de Villiers/Beaumont-schaakmatches
Huize Beaumont
Vroeg de volgende middag krioelde het in Huize Beaumont alweer van de hoge hakken en de fluwelen jasjes. Het was druk, maar helaas was er nog niemand in staat om te ontvangen.
De hertog had het huis vroeg in de morgen verlaten voor een afspraak met Pitt en het Hogerhuis. Teddy was om zeven uur die ochtend al wakker geworden en zijn vader had zijn eigen bed net lang genoeg verlaten om hem over te kunnen hevelen aan de zorgen van een meid. Teddy ging gehoorzaam met haar mee naar de keukens en van daaruit naar een schuurtje waar de tuinman zijn gereedschap had staan en de kat net jongen had gekregen. Roberta werd om negen uur even wakker, kreunde, en viel weer in slaap. Jemma was een van die mensen die maar vijf uur slaap nodig hebben, maar ze verliet in principe nooit voor drie uur ’s middags haar kamer. Philidor had haar als afscheid een boek van een Italiaanse schaakspeler genaamd Greco cadeau gedaan. Ze nam alle combinaties ervan door en vond die verrassend onambitieus.
De hele ochtend werden er boeketten in de zitkamer van de hertogin neergezet, totdat het leek alsof er een koninklijke begrafenis zou gaan plaatsvinden. De rijtuigen reden af en aan: ze arriveerden en vertrokken weer, alsof er in Huize Beaumont een wondermiddel werd verkocht dat een miraculeuze toename van iemands boezem beloofde.
Uiteindelijk besloot de hertogin dat ze wel iemand wilde ontvangen. ‘Er kunnen er twee naar boven komen,’ deelde ze Brigitte mee.
‘De hertog van Villiers wilde niet wachten, maar hij heeft wel zijn kaartje achtergelaten,’ zei Brigitte.
Jemma pakte het prachtige reliëfbedrukte kaartje van het blad. Het visitekaartje was net zo elegant als de man zelf en zijn handschrift had niets van Elijahs onmogelijke gekriebel. Wanneer het je uitkomt, stond er.
Heel goed. Het was geen smachtende boodschap van iemand die te gretig is. Ze vond het altijd heel aantrekkelijk als een man van wie ze wist dat ze er misschien een affaire mee zou beginnen, een beetje koel was. Haastig corrigeerde ze zichzelf: het was natuurlijk niet meer dan een idee waarmee ze speelde. Ze had haar echtgenoot beloofd dat haar onbezonnen daden tot het verleden behoorden. Of om precies te zijn – Elijah had tenslotte geen beloftes gedaan over zijn minnares – had zij besloten Villiers te drijven in de vruchtbare, maar verraderlijke, klauwen van het huwelijk. Met een zucht gaf ze het kaartje weer terug aan Brigitte. ‘Om zes uur. En vertel hem dat hij daarna is uitgenodigd voor het diner. Stuur ook maar een boodschap naar lady Roberta om haar daarvan op de hoogte te stellen.’
De bediendes zouden natuurlijk gaan roddelen, maar dat deden ze altijd, dus zag Jemma geen reden om erover te liegen.
‘O, en Brigitte,’ zei ze.
Brigitte was al bijna de deur uit en draaide zich om. Ze was een fijnbesnaarde Française die toevallig aan de Britse kust woonde en Jemma vond haar meestal met meer éclat gekleed dan zijzelf. ‘Weet je nog die écharpe die je zo mooi vindt?’
Brigitte sloeg haar handen ineen. ‘De blauwe, met dat zwarte kant, Uwe Hoogheid?’
Jemma glimlachte. ‘Je mag hem hebben als je voor mij een kleine spionageopdracht vervult. Ik weet zeker dat je het leuk zult vinden.’
Brigitte rilde van opwinding. ‘Verrukkelijk!’ zei Brigitte met een stralend gezicht.
‘Villiers komt hier een schaakpartij met mij spelen. En hij zal natuurlijk worden vergezeld door een paar lakeien.’
Brigitte knikte.
‘Ik zou heel graag ieder detail weten van une petite affaire die hij heeft gehad met lady Caroline Killigrew. Ze heeft een kind van hem.’
‘Quelle folie,’ zei Brigitte, met de overtuiging van een Franse vrouw die duidelijk maakte wat ze vond van lady Carolines domheid om zo slordig om te gaan met het feit dat ze vruchtbaar was.
‘Er wordt gezegd dat Villiers een ongeldig huwelijk met haar had gesloten.’
Brigittes loyaliteit sloeg meteen om. ‘De hufter,’ spuugde ze.
‘Misschien… misschien ook niet. Er zijn zoveel kanten aan een verhaal, vind je niet? We moeten in ieder geval precies weten hoe het zat met lady Caroline.’
Er verschenen kuiltjes in Brigittes wangen. ‘Ik zal mijn best doen.’
Als een Française haar best gaat doen, heeft een Engelse lakei geen andere keus dan weerloos aan haar wensen tegemoet te komen. ‘Er mogen twee heren naar boven komen om me te helpen met aankleden, Brigitte. Corbin natuurlijk en misschien… O, burggraaf St. Albans. Die was gisteren werkelijk prachtig gekleed en verdient een beloning.’
Brigitte maakte een buiginkje en vloog daarna de trappen af op zoek naar St. Albans en lord Corbin, die even later weer door haar de trap op werden geleid naar de slaapkamer van de hertogin, waar ze Jemma in haar onderjurk en korset aantroffen, klaar voor de adviezen van de mannen wat betreft het soort delicate problemen als welke strikken en linten te kiezen, welk poeder het beste was, waar een eventueel moedervlekje moest komen en uiteindelijk natuurlijk welke jurk ze aan zou trekken.
Roberta werd wakker in een kamer die, buiten de vage sporen van Damons aanwezigheid, heel veel op haar eigen slaapkamer leek. Er hing een das over een van de stoelen. En op een van de kastjes lag een boek. Roberta keek erin en zag dat het gedichten van John Donne waren. Ze liet het bundeltje meteen weer uit haar handen vallen. In de grote kast hingen zijn kleren natuurlijk.
Bijvoorbeeld een prachtig kostuum van donkerrood fluweel, dat was gevoerd met crèmekleurige zijde. Toen ze het jasje mee naar het raam nam, ontdekte ze dat het kunstig was geborduurd met zilverdraad en metalen lovertjes. Alleen al het zíén ervan gaf haar een steek van verlangen. En hebberigheid. Ze moest zorgen dat ze gauw met Villiers trouwde, dan kon ze ook een jurk in precies deze kleur rood en met heel veel lovertjes erop aanschaffen.
Toen ze een geluid bij de deur hoorde, gooide ze de jas gauw op het bed neer en ging ze er vlug weer in liggen. Maar toen de deur openging, bleek het niet haar meid te zijn. Wie het wel was, kon ze niet zien. Het bleek Teddy te zijn die een tel later om het hoekje van haar bed verscheen.
‘Jij hoort hier niet te zijn,’ zei ze, bij wijze van begroeting.
‘Papa zegt da’k excuses moet doen, zei papa.’
‘Papa zegt – terecht – dat ik mijn excuses moet aanbieden,’ corrigeerde Roberta hem.
Hij grijnsde. ‘K’heb – Ik heb een cadeautje voor je.’
Roberta reageerde met een verplichte glimlach. Ze moest natuurlijk vertederd zijn door de smoezelige, geknakte bloem die hij nu van onder zijn jasje tevoorschijn zou toveren.
Maar het was geen bloem, het was een tegenstribbelend, blazend jong katje. Ze had geen enkele behoefte om dat beest van hem aan te pakken.
‘Misschien kun je hem beter neerzetten,’ zei ze, nadat het schattige diertje nog een venijnige rode kras op Teddy’s hand had gemaakt.
Hij liet het katje los, dat met uitgestrekte pootjes en een nogal zielig miauwtje op de grond terechtkwam en meteen onder het bed schoot.
‘In het schuurtje was hij veel liever,’ vertelde Teddy met spijt in zijn stem. ‘K’dacht dat je hem wel leuk zou vinden. Omdat jij altijd alleen moet slapen. Katten zijn gezellig.’
‘Ik vind het lekker om alleen te slapen,’ zei Roberta.
Hij kwam dichter naar het bed toe lopen. ‘Da’s papa’s Franse jas,’ zei hij. ‘Frankrijk ligt in Parijs.’
‘Parijs ligt in Frankrijk,’ zei ze. ‘Je moet dat katje zien te vangen en het dan terug naar zijn moeder brengen in het schuurtje.’
‘Hij is nu van jóú. En k’wil je iets over die man in de tuin vertellen en…’
‘De tuinman,’ reageerde Roberta automatisch, terwijl ze intussen aan het schelkoord trok.
‘Hij heet Rummer en vroeger was hij prijsvechter. Dan ging hij altijd gewoon boven op zijn tegenstander zitten en dan won hij en hij heeft ook bijna een keer vijf goudstukken betaald om een vrouw te kopen…’
‘Om een vrouw te kopen?’ vroeg Roberta, nogal geschokt. Ze was ondertussen voor de kaptafel gaan zitten en begon haar haar te borstelen.
‘Ja, een vrouw. Rummer was op een kermis in Smithfield en daar wilde die man zijn vrouw verkopen. Hij moest er vijf goudstukken voor hebben en Rummer moest heel lang nadenken. Maar toen deed hij het toch maar niet, want het leven met een prijsvechter is niks voor een vrouw. Want’ – Teddy’s stem werd helemaal triomfantelijk – ‘die dames van tegenwoordig zijn zo ontzettend opgetut dat je gewoon niet meer kunt zien wat de voor- of achterkant is.’ Teddy brak in een overdreven gegiechel uit, terwijl hij ‘wat de voor- of achterkant is,’ een paar keer herhaalde.
Roberta borstelde rustig door. Het was nogal triest om te bedenken dat iemand zijn vrouw voor vijf goudstukken op de markt had aangeboden, maar op haar vraag wat er van haar was geworden, wist Teddy helaas het antwoord niet. Het enige wat hij wist was dat Rummer haar in ieder geval níét had gekocht.
‘Dan zijn er al twéé dingen die je moet zien uit te vinden,’ vertelde Roberta hem. ‘Wat er met die vrouw is gebeurd en wat een woeste schuinsmarcheerder is.’
‘K’vin jou leuk!’ zei hij, met een stralende blik naar haar. ‘K’vin jou leuk!’
‘Ik vind u leuk,’ zei Roberta.
‘Ik vind u leuk omdat u naar me luistert. Papa zegt dat ik een kletskous ben, nog erger dan vijftig vrouwen bij elkaar.’
‘Dat ben ik helemaal met hem eens.’ Eindelijk werd er op haar deur geklopt en ze riep: ‘Binnen.’ En even later een beetje boos: ‘Ik wist niet dat jíj het was.’
‘Papa. Kijk eens,’ zei Teddy. ‘Het nieuwe poesje van lady Roberta vindt jouw rode jas een lekker plekje.’
En inderdaad was het jonge katje weer naar boven geklauterd en had het zich genesteld tussen het rode fluweel en de zilveren borduursels.
‘Ik ben niet gekleed,’ zei Roberta waardig. ‘En dus zou ik het op prijs stellen als je je zoon met je mee mijn kamer uit neemt – alweer – en ik de gelegenheid krijg me verder aan te kleden.’
Damon trok zijn wenkbrauwen op. ‘Op dit moment heeft mijn zus op zijn minst twee heren op haar kamer, die haar helpen te kiezen wat ze vandaag aan zal doen. Waarom laat je die eervolle taak wat jouw kleding betreft niet aan Teddy en mij over?’
Roberta besefte even later dat ze haar haarborstel al een tijdje verbijsterd in de lucht hield en legde die, enigszins wanhopig, terug op de kaptafel. Teddy had het katje opgepakt, dat nu tevreden leek te spinnen.
‘Ik betwijfel ten zeerste of je zus heren toelaat op haar slaapkamer, wanneer ze’ – Roberta keek snel even naar beneden om te controleren of haar kamerjas wel stevig was dichtgeknoopt – ‘en déshabillé is, niet is aangekleed.’
‘Maar dat is nu juist in de mode tegenwoordig,’ zei hij, terwijl hij een stoel pakte en die omdraaide, zodat hij haar kon aankijken. ‘Het zou toch juist een triest gebeuren zijn als een vrouw zichzélf moest aankleden. Meestal zijn er ook een of twee meiden bij aanwezig, trouwens. Die zouden je dan helpen met aankleden, terwijl Teddy en ik je alleen maar adviseren waar de strikjes, lintjes, poeder en schoonheidsvlekjes moeten komen – dat soort dingen.’
‘Ik geloof er niets van dat ongetrouwde vrouwen mannen bij zich op de slaapkamer inviteren, om hen te helpen bij hun keuze wat ze aan zullen doen. En ik wil helemaal geen schoonheidsvlekje,’ zei Roberta, nogal van haar stuk. Tot nu toe had ze zichzelf altijd nogal wereldwijs gevonden en daar was ze trots op geweest, maar nu begon ze zo langzamerhand te beseffen dat wereldsheid in vergelijking met Mrs. Grope heel iets anders was dan in vergelijking met de familie Reeve.
In het licht van de zon leken Damons ogen nóg groener.
‘Laten we naar de rivier gaan,’ opperde Teddy plotseling. ‘Dat vindt het poesje vast leuk.’
‘Dat betwijfel ik,’ reageerde zijn vader. ‘En Roberta heeft waarschijnlijk wel iets beters te doen.’
De rivier? Roberta wilde heel graag meer van Londen zien. ‘Ik moet hier vroeg in de avond weer terug zijn,’ zei ze voorzichtig.
‘Aha, de grote schaakmatch met Villiers,’ zei Damon, terwijl hij opstond. ‘Kom op, jochie. Laten we Roberta de tijd geven een jurk aan te doen, zónder onze hulp, dan kunnen we daarna met z’n allen naar de rivier gaan. Ben je daar wel eens geweest, Roberta?’
Roberta schudde haar hoofd.
‘En heb je wel eens gepicknickt?’
Roberta, die geen zin had om haar afkeer van dat soort uitjes met Mrs. Grope erbij aan hem uit te leggen, schudde opnieuw haar hoofd.
‘Een vrouw die nog heel wat moet leren,’ merkte Damon op, met een ondeugende lach die waarschijnlijk meer te maken had met zoenen dan met picknicken. Toen verdwenen vader en zoon uit de kamer, met achterlating van een rode jas die nu onder de witte poezenhaartjes zat.
Roberta maakte haar kamerjas los. Misschien kon ze beter niet naar de rivier gaan, wat dat ook precies mocht inhouden. Misschien kon ze beter hier blijven, zodat ze zeker thuis zou zijn als Villiers arriveerde.
Maar aan de andere kant had ze nog geen flauw idee wat ze mét of vóór Villiers moest doen om hem zover te krijgen dat hij om haar hand zou vragen, hoewel alleen die gedachte al haar hartkloppingen bezorgde. Toen kwam haar meid haastig de kamer binnen, met een van Jemma’s jurken in haar handen. Dit keer was het een zacht bloesemroze geval en terwijl ze zich verdiepte in de gecompliceerdheid van een rok die à la polonaise moest worden gedrapeerd, vergat Roberta alle gedachten aan Villiers.
Een uur of twee later liep de landjonker van St. Albans buigend achteruit Jemma’s slaapkamer uit en trippelde hij vervolgens nuffig de trap af. De landjonker was een slanke man die zichzelf op zijn voordeligst probeerde te presenteren. Die middag droeg hij een prachtig pak van glanzende citroenkleurige zijde met geemail leerde knopen. Zijn jas was zo gesneden dat alle twintig knopen van zijn vest (ook geëmailleerd natuurlijk) goed te zien waren. En zijn vest was uiterst professioneel opgevuld – op die manier leek zijn fysiek beter geproportioneerd, want hij was namelijk niet helemaal tevreden over de omvang van zijn borstkas. Dat, én zijn ogen, daar was hij ook minder blij mee: die stonden iets te dicht bij elkaar.
De landjonker liep langzaam en voorzichtig de trap af, want er is niets zo gevaarlijk als hoge hakken op glad marmer. Maar lengte was tenslotte een belangrijk element van iemands voorkomen en dus waren hakken een noodzaak. Zijn gedachten waren al vooruitgesneld naar het koffiehuis, waar hij nu zou kunnen laten vallen dat Corbin, toen de landjonker had aangekondigd dat hij helaas naar een eerder gemaakte afspraak moest en dus werkelijk moest vertrekken – een opmerking die hij natuurlijk had verpakt in duizenden complimenten – geen aanstalten had gemaakt om ook de slaapkamer van de hertogin te verlaten.
Hij had hen zelfs in een gezellig onderonsje over de een of andere schaker uit Polen achtergelaten, een godvergeten land dat de landjonker geen zier interesseerde. Hij trok zijn neus afkeurend op toen hij eraan dacht hoe ze hadden geprobeerd hem wijs te maken dat ze het werkelijk over schaken hadden. Het was duidelijk dat Corbin en de hertogin het gesprek zo vreselijk oninteressant hadden willen maken dat hij, de landjonker, uiteindelijk uit verveling wel zou vertrekken. En om eerlijk te zijn was hij blij geweest, toen hij dat met goed fatsoen had kunnen doen.
Het lag zeker niet in zijn aard om twee tortelduifjes te storen, hoewel hij natuurlijk wel zijn uiterste best ging doen om te achterhalen hoelang Corbin en de hertogin zonder chaperonne in elkaars gezelschap verkeerden.
Toen hij de entreehal van het huis bereikte, vroeg hij om een spiegel. Terwijl die hem door een lakei werd voorgehouden, plaatste hij zijn macaronihoed voorzichtig en nonchalant schuin op zijn krullen. Daarna ontdekte hij dat de rozet op zijn schoen loszat en tien minuten later zat hij op een elegant wit stoeltje, zodat de privélijfknecht van de hertog de rozet weer op zijn schoen kon vastnaaien. Daarna moest hij natuurlijk op het toilet zijn kousen recht gaan draaien en uiteindelijk eindigde hij opnieuw voor de spiegel, waar hij zijn hoed nog ietsjes schuiner zette.
Op het moment dat hij erover dacht het maar op te geven, hoorde hij het getik van hakken op de trap en zag hij Corbin naar beneden komen.
‘Nog steeds hier?’ vroeg Corbin met een vrolijke grijns die – in de ogen van de landjonker – veel te vrolijk was na een saai gesprek over schaken.
‘Ik leed aan een vreselijk probleem met mijn schoen,’ vertelde de landjonker, terwijl hij zijn best deed licht te lispelen, zoals tegenwoordig zo in de mode was. ‘Het is op z’n minst reuzevervelend; die rozetten hebben de neiging om los te raken, vindt u ook niet?’
‘Zulke dingen draag ik nooit,’ reageerde Corbin.
‘Ja, dat zie ik,’ zei de landjonker op afkeurende toon. ‘Uw jas zou er ook zoveel beter uitzien met een kleine franje eraan.’
‘En hetzelfde geldt voor die van u zónder,’ zei Corbin, met zo’n aardig lachje dat de landjonker in eerste instantie niet besefte wat hij zei en tegen de tijd dat dat wél tot hem doordrong – en hij Corbin met een scherpe opmerking over die vreselijke knopen van hem de mond wilde snoeren – had Corbin zijn hoed al op zijn hoofd geplant en was hij de deur uit.
De landjonker liep nuffig en minachtend snuivend de treden van het bordes af naar zijn rijtuig, dat voor het huis op hem stond te wachten. Er was geen twijfel mogelijk. De hertogin draagt dan misschien geen kind, maar maakt het leven draaglijk met een minnaar! Hij giechelde in zichzelf om zijn eigen woordspelinkje.
Vlak na hem kwam er een gepoederde, geparfumeerde en uiterst verrukkelijke hertogin de trap afdalen, terwijl haar slaapkamer, waarin nu overal linten, strikken, bloemen en schoenen verspreid lagen, in orde werd gemaakt voor de komst van Villiers.
Tot haar verrassing kwam haar echtgenoot precies op dat moment de voordeur binnen. Ontdaan bleef ze halverwege de trap, met haar hand op haar hart, stilstaan. ‘Mijn hemel, Beaumont,’ zei ze. ‘Wat een verrassing om je hier zo opeens te zien.’
‘Ik ben klaar met alles wat ik vandaag moest doen,’ zei hij, terwijl hij naar haar opkeek.
Jemma liep elegant de laatste paar treden af en besefte dat ze er gelukkig op haar best uitzag. Wat een zielig en triest commentaar op de saaiheid van haar leven tegenwoordig was – als ze zoiets bedacht in verband met haar échtgenoot.
‘Zullen we onze match beginnen?’ vroeg hij.
‘Ja, prima idee!’
‘Jij speelt in jouw slaapkamer tegen Villiers, dus lijkt het me het beste als we die van mij gebruiken voor ónze wedstrijd. Als je even een momentje hebt, ga ik eerst mijn pruik afzetten.’ En vervolgens, omdat Jemma niet in beweging kwam: ‘Je weet toch nog wel waar mijn vertrekken zijn, is het niet?’
Jemma hield haar ogen zorgvuldig afgewend van de lakeien die om de paar meter tegen de muren stonden, hun gezichten zonder uitdrukking, maar hun oren gespitst om het antwoord te kunnen horen. ‘Ik zal mijn best doen om die te vinden.’
Elijah keek haar na terwijl ze de trap weer op ging. Ze droeg een jurk die van een stof was gemaakt die fijn genoeg was om bij het eerste briesje al op te waaien, duidelijk van Franse makelij en ontworpen om een man bij de eerste aanblik al in zweten te doen uitbreken.
Maar als hij die schaakwedstrijd wilde winnen, moest hij zich nu natuurlijk niet af laten leiden door Jemma’s sensuele aantrekkelijkheden. Het enige wat hij nooit had onderschat van zijn echtgenote, was haar intelligentie. En eigenlijk waren zijn herinneringen aan hun eerste paar keer in bed nou niet zo interessant. Het was al zo lang geleden dat hij het nauwelijks nog wist en bovendien had alles onder de dekens plaatsgevonden – en dan ook nog maar enkele malen.
Het was natuurlijk niet echt haar fout dat ze een beetje saai was geweest in bed. Eerder de zijne, hij was een slechte leraar geweest. Maar het had er wel voor gezorgd dat de enthousiaste en erotische manier waarop Sarah, zijn minnares, zich in bed had gedragen, scherp contrasteerde met die van de echtgenote die zijn vader voor hem, toen hij nog maar een jochie van zeven was, had uitgekozen.
Beaumont begon langzaam de trap op te lopen. Zou het anders zijn gegaan als Jemma hem niet met Sarah in zijn kamers op Westminster had aangetroffen?
Misschien.
En misschien ook niet.
Ze leken geen van tweeën gemaakt voor de beperkende banden van een keurig huwelijk.
Even later, op het moment dat hij de schaakstukken aan het opstellen was, kwam Jemma zijn kamers binnen. ‘Ach, het schaakbord van je grootvader,’ zei ze. ‘Dat was ik tot op dit moment helemaal vergeten, maar in het eerste jaar van ons huwelijk heb ik er natuurlijk heel vaak op geschaakt.’
‘Tegen wie speelde je toen meestal?’ vroeg hij. Hij was toen zo koortsachtig bezig geweest met zijn groeiende rol in het Hogerhuis, dat hij zich nauwelijks kon herinneren dat hij thuis was geweest. Niet dat die situatie nu was verbeterd. Vandaag was hij zo’n vier uur eerder naar huis gegaan dan gewoonlijk. De hele dag lang was hij meesmuilend aangekeken, opzij gedrongen, of gevraagd wat hij eigenlijk nog kwam doen op Westminster. Totdat ze hem uiteindelijk zover hadden dat hij maar naar huis was gegaan.
‘De tweede lakei in die tijd was een redelijk goede schaker. Weet je nog? Jacobs? Hij had een gezicht dat altijd een beetje triest stond, zo’n beetje als de kop van een buldog. Ik was er verdrietig van, toen ik hoorde dat hij was gestorven.’
‘Hij is dood?’
Jemma knikte. ‘Wat is dit toch een mooi schaakspel.’ Elk stuk was een prachtig uitgesneden marmeren fantasiefiguur uit de middeleeuwse legers. De verf was er al lang geleden afgesleten, behalve een paar kleine stukjes rood in de vurigheid van de ogen van de koning en de onderlip van de dame.
‘Jij denkt dat ik niet meer weet hoe je speelt,’ zei Elijah. ‘Maar dat weet ik nog wel. Ik ben voorbereid op de aanval, dus alsjeblieft.’ Hij zette een pion op e4.
Jemma glimlachte en zette haar pion op e6.
‘De pion is een van mijn favoriete schaakstukken,’ merkte Elijah op.
Jemma leunde achterover in haar stoel – de zetten van die dag waren gedaan. ‘Dat had ik kunnen raden. Je bent zelf ook zo nederig en bescheiden tenslotte.’
‘Een pion is geslepen, veelzijdig en in paren zijn pionnen soms onverslaanbaar.’
‘Maar een pion heeft weinig flair,’ zei Jemma, terwijl ze de dame oppakte om de vervaagde kleuren van haar kleding te bestuderen.
‘En jouw spel is een en al flair, zoals ik me herinner.’
‘Dat klinkt bijzonder neerbuigend.’
‘Zo bedoel ik het niet.’
‘Ik geef er de voorkeur aan de kracht van mijn spel te betitelen als aanvallend.’
Elijah keek naar de elegante handen van zijn vrouw. ‘Wat ik me herinner van jouw manier van spelen,’ zei hij, ‘is dat je inderdaad aanviel, maar als er dan een tegenaanval kwam, offerde je gauw je stukken op. En soms verloor je daardoor de partij.’
Jemma zette de dame met een tikje weer terug op haar plaats. ‘Wat is het toch prettig om te merken dat je je mijn falen tot in de details herinnert.’