17

13 april
Dag twee van de Villiers/Beaumont-schaakmatches
Huize Beaumont

Elijah werd de volgende ochtend al bij het eerste daglicht wakker en kreunde bijna hardop toen hij zich de gebeurtenissen van de dag daarvoor weer herinnerde. Eigenlijk hadden die de hele nacht nog door zijn hoofd gespookt. Hij herinnerde zich een vreselijke droom waarin Pitts meest vertrouwde adviseurs voor een ontbijtbespreking waren uitgenodigd. Hij had de kamer waar het gebeuren plaats zou vinden wel gevonden, maar moest toen nog even naar het toilet. Toen hij daarvan terugkwam, had hij uren en uren in het labyrint van gangen onder het Hogerhuis gedwaald, terwijl hij wanhopig probeerde de kamer waar hij moest zijn weer terug te vinden. Op een gegeven moment was hij in een kamer beland die helemaal volhing met kleding, waar een minachtend snuivende lord Corbin hem had verteld dat een scherpzinnig en geestig iemand het altijd wint van een harde werker. Wat, besefte Elijah, helemaal op hém sloeg.

De dagen waren voorbij waarop hij meteen uit bed sprong en zo snel mogelijk naar het Hogerhuis wilde, om zich daar te verliezen in het complexe spel van het manipuleren van de leden van het Hogerhuis zodat ze zich gedroegen zoals híj wilde. Tegenwoordig kon hij zich er alleen nog met veel moeite heen slepen.

En dat flauwvallen de afgelopen herfst was daar niet bevorderlijk voor.

Elijah probeerde er zo min mogelijk bij stil te staan: wie wil er nou denken aan zijn eigen sterfelijkheid? Maar ongemerkt was de gedachte eraan toch zijn hoofd en zijn dromen binnengedrongen, zodat alles erdoor werd vergiftigd. De ochtend dat hij was flauwgevallen had hij al twee dagen achter elkaar maar een paar uur slaap gehad. Dus had hij nog alleen op zijn reserves en pure wilskracht geleefd tijdens de rede die de basis moest leggen voor Pitts overname van de macht.

En nu wás Pitt bijna zover. Het was een goede, betrouwbare vent. Fox zou zich terug moeten trekken in zijn plattelandshuis, St. Anne’s Hill, samen met die maîtresse van hem die hij overal mee naartoe nam. Pitt zou een nieuw tijdperk inluiden, zonder corruptie en zonder schandalen…

Uitgezonderd de schandalen die Jemma zou veroorzaken, natuurlijk.

Elijah zat nu op de rand van zijn bed met zijn hoofd in zijn handen. De waarheid was dat hij géén eerste minister was en dat ook nooit zou worden. Hij was gewoon een knecht. Iemand die nodig was. Op zijn best een gepassioneerde man – maar sinds oktober vorig jaar was hij niet meer op zijn best.

Het Hogerhuis was in vergadering geweest. Elijah stond een rede te houden over hoe verkeerd het zou zijn om toe te geven aan Fox’ eisen. Voor zich zag hij rij na rij witte pruiken, met daaronder kleine gezichtjes en bewegende lippen die kletsten tegen degene naast hen, even naar hem luisterden, dan weer naar hun buurman… zoals het altijd ging. En toch had hij moedig doorgezet, zijn punten nog eens voor de vierde of vijfde keer benadrukt, want hij wist dat niemand hem hoorde als hij alles maar één keer vertelde en soms wisten ze het zelfs na de vijfde keer nog niet.

Maar toen had hij opeens het gevoel gekregen of al die gezichtjes onder die witte pruiken aan het verdwijnen waren en er alleen rijen en rijen pruiken overbleven. Eerst had hij met zijn ogen geknipperd en was hij zonder vrees doorgegaan met praten, maar de pruiken waren steeds groter geworden en de gezichten uiteindelijk helemaal verdwenen. En toen was het gelukkig allemaal opeens weer gewoon.

Daar was hij dankbaar voor. Om zijn rede louter en alleen voor rijen en rijen pruiken te moeten houden, was niet wat hij wilde.

Die ochtend was nu ongeveer een halfjaar geleden. Het Hogerhuis was met reces gegaan en daarna weer begonnen. Hij had verder geen tekenen van flauwvallen vertoond, hoewel Pitt hem, dat merkte hij wel, angstvallig in de gaten hield.

Maar het lukte hem niet om dat beeld van al die lege pruiken en die kleine kletsende mondjes eronder uit zijn hoofd te krijgen. En het feit dat zijn vader al op zijn vierendertigste was gestorven deed daar geen goed aan. Als hij zijn leven daaraan afmat, had hij nog maar een jaar te gaan.

Vickery, zijn kamenier, kwam haastig zijn slaapkamer in lopen. ‘Er is nogal wat commotie beneden, Uwe Hoogheid,’ zei hij. Elijah was zich ervan bewust dat hij er zonder Vickery’s verslagen geen flauw idee van zou hebben wat er zich in zijn eigen huis afspeelde. Hoewel die verslagen voordat zijn echtgenote uit Parijs was teruggekeerd, uit niet veel meer hadden bestaan dan het spit waar de kok last van had, of de neiging van de tweede lakei om zich zilverstukken te laten toestoppen.

‘Iets met Teddy?’

Vickery lachte. ‘Nee. De duivel in eigen persoon heeft het huis al verlaten. Zijn vader heeft de kinderjuf aangenomen die vanmorgen door het bemiddelingsbureau hierheen was gestuurd. Zij is nu met de jongen naar het park. Ik betwijfel of ze lang blijft. Wij allemaal trouwens. De juf lijkt vreselijk preuts en de jongeheer Teddy is nogal gefocust op’ – zijn stem werd zachter – ‘lichamelijke processen, als u me niet kwalijk neemt dat ik het zo uitdruk, Uwe Hoogheid.’

Elijah snoof. ‘Dus waar is alle drukte dan om, als het niet om Teddy is? Geven we weer een bal of iets dergelijks?’

‘Lady Roberta’s vader heeft een boodschap gestuurd dat hij vanmiddag hier zal arriveren. De man die ze de Mallotige Markies noemen. U hebt vandaag een lunch met Mr. Pitt en de koning, is het niet, Uwe Hoogheid? En daarvoor nog een vergadering. En vanmiddag…’

‘Bijeenkomst ter Afschaffing van de Slavernij en daarna moet ik naar de Koninklijke Gilde van Wolwerkers in Mincing Lane.’

Vickery was een snob. ‘Waarom moet ú daarheen?’ wilde hij weten. ‘Zonde van de tijd, ze kunnen het best af met een lager geplaatste.’

‘Er is een kans dat hun arbeiders in het armenhuis terecht zullen komen,’ zei Elijah vermoeid. ‘De kaasmakers weven tegenwoordig hun eigen neteldoek en nu vrezen de textielwerkers dat ze hun werk zullen verliezen. Kortom: ze zijn bang.’

‘Dat horen ze dan maar gewoon voor zichzelf te houden,’ merkte Vickery ongeïnteresseerd op. Hij had het bad al klaarstaan. ‘Als het u belieft, Uwe Hoogheid?’

‘Waarom komt de vader van Roberta hierheen?’ vroeg Elijah, terwijl hij zich in het badwater liet zakken en Vickery warm water over zijn hoofd begon te gieten.

‘Ik zou het niet weten,’ zei Vickery, hoewel dat meestal alleen maar een afleidende opmerking was, omdat Vickery daarna altijd wel zijn mening gaf. ‘Ik denk dat hij van plan is een tijdje te blijven, Uwe Hoogheid.’

Elijah sloot zijn ogen, terwijl Vickery zijn hoofd masseerde met een vloeibare zeep die naar oranjebloesem rook. Dat was het enige genoegen dat Elijah zichzelf toestond: iedere dag een bad waarin hij zich waste met zeep, zoals dat eigenlijk alleen voor vrouwen gebruikelijk was. Er waren momenten waarop hij dacht dat hij het nooit dag en nacht vol zou kunnen houden, als hij deze twee minuten van rust niet had.

‘En na de wolwerkers, komt u dan naar huis?’ informeerde Vickery, zodra hij de zeep begon weg te spoelen.

Elijah zat met zijn ogen dicht, een vreemd kwetsbare positie als je degene bent die gewassen wordt. ‘Nee, daarna ontmoet ik een groep diplomaten uit Amerika over het vredesverdrag. Dat mag ik natuurlijk niet missen.’

Vickery mompelde iets giftigs over omhooggevallen kolonialen dat Elijah niet helemaal verstond, maar hij begreep wel waar het op neerkwam: dat hij zich doodwerkte.

Dat was een vreemde gedachte.

Dood.

Of dood zou neervallen tijdens zijn werk.

In ieder geval was het hart van zijn vader midden in een zin gestopt met kloppen. Dat moet in ieder geval een zachte dood zijn geweest, dacht Elijah. Geen pijn, net zoals zijn flauwvallen pijnloos was geweest. Het ene moment stond hij nog voor een zaal lege pruiken en het volgende moment werd hij wakker omdat een hysterische klerk koud water in zijn gezicht gooide. Zo zou het waarschijnlijk gaan: midden in een zin, zonder tijd voor spijt of bedenkingen…

Rechtstreeks van het licht in de duisternis.

Tegenwoordig zeurde er een klein, opstandig stemmetje in zijn hoofd, dat steeds harder begon te klinken. Elijah was bang dat dat stemmetje zei dat zijn vader voordat hij stierf, tenminste van het leven had genoten.

‘Wordt er veel gepraat over de schaakpartijen van de hertogin?’ vroeg Elijah, terwijl hij werd overvallen door een enorme moedeloosheid.

Vickery barstte in een verhaal los over de schaakmatches die de hertogin onder handen had: ‘Daar is nogal veel interesse voor, Uwe Hoogheid,’ maar ging meteen over op het feit dat er schande werd gesproken over de aanwezigheid van lord Gryffyns onwettige kind in Beaumonts huis en vervolgens op het gewraakte pronkstuk van het bal.

‘Maar ze was keurig aangekleed en moest Helena van Troje voorstellen,’ protesteerde Elijah. ‘Wat kan daar nou verkeerd aan zijn? Of vond men haar gezang niet respectabel?’

Helaas moest Vickery onthullen dat Helena van Troje op het allerlaatst vrijwillig uit de kleren was gegaan. ‘Het was al bijna ochtend en er waren nog maar weinig mensen in de balzaal,’ vertelde hij. ‘In ieder geval schijnt ze daaronder nogal opmerkelijk beschilderd te zijn geweest en waren er pareltjes op haar borsten geplakt, naar ik heb vernomen. Fowle zei dat hij er hartkloppingen van kreeg, maar de andere bediendes waren er veel positiever over, als u begrijpt wat ik bedoel.’

Elijah liet zich nog verder onderuitzakken in het bad. ‘Weet de hertogin dat dat is gebeurd? Was ze erbij?’

‘O, nee, Uwe Hoogheid,’ zei Vickery. ‘Zij had zich al teruggetrokken in haar kamers. Zoals ik al zei was het heel erg laat.’

Er broeiden al allerlei schandalen, dacht Elijah mismoedig. En wat zou die Mallotige Markies daar nog aan komen toevoegen? Met een zucht stond hij op en pakte een handdoek.

‘Niemand kan u deze situatie kwalijk nemen,’ zei Vickery met de bedoeling hem te troosten. ‘En Fox behandelt zijn Mrs. Armistead tenslotte ook alsof ze zijn echtgenote is, terwijl de hele wereld weet dat ze dat niet is.’

Fox’ indiscretie had tot nu toe in Elijahs voordeel gewerkt. Zo had hij meerdere uiterst keurige heren zover gekregen dat ze aan Fox’ beoordelingsvermogen begonnen te twijfelen, omdat hij blijkbaar verliefd was op zijn maîtresse. En lord Holland had hem zelfs ooit zijn stem beloofd louter en alleen vanwege Fox’ openlijke relatie met Mrs. Armistead. ‘Leert die Fox nou nooit hoe belangrijk het is om karakter te tonen?’ had Holland op hoge toon gevraagd, terwijl hij keek als iemand die net azijn heeft gedronken. Elijah kon zich heel goed voorstellen hoe Holland over Jemma dacht. Om het nog maar niet te hebben over het naakte pronkstuk – als het nieuws van haar beschilderde lichaam en haar parels al naar buiten was gekomen.

Het was duidelijk dat hij niet meer op de stemmen van die fatsoensrakkers zou kunnen rekenen. Die haakten meteen af bij een schandaal. ‘Als u na de wolwerkers die Amerikanen nog hebt,’ vroeg Vickery, ‘wanneer had u dan gepland uw zet te doen in de schaakpartij tegen uw echtgenote, Uwe Hoogheid?’

Elijah wierp hem de handdoek toe en streek met zijn vingers door zijn haar. Hij hield het zo kort mogelijk zodat zijn pruik wat comfortabeler zat.

Hij voelde zich iets beter, hoewel zijn verlangen om gewoon weer terug in bed te kruipen, of anders misschien naar beneden te wandelen voor een kletspraatje met de markies, zo sterk was dat hij er nerveus van werd. Hij hield van poëzie, maar nu hij erbij stilstond had hij eigenlijk in geen jaren meer een gedicht gelezen. ‘Ik weet nog niet wanneer ik dat kan inpassen,’ antwoordde hij vaag.

Als een heer en zijn bediende al jaren en jaren samen zijn, leren ze elkaars stemmingen kennen. Tegen de tijd dat Elijah zijn kousen aanhad, was het duidelijk dat Vickery niet blij was met het een en ander.

Op het moment dat de hertog zijn pruik opzette, barstte Vickery dan ook los in een waterval van protesten, die uiteindelijk neerkwamen op het volgende:

De hertog van Villiers zou zijn tweede zet zonder twijfel komen doen.

Het overgrote deel van het personeel, Vickery incluis, had gewed dat Beaumont zou winnen, maar er moest natuurlijk wel gespeeld worden om te kunnen winnen.

En ten slotte zou een dag niet spelen in de ogen van heel Londen een teken van zwakheid zijn.

Toen Elijah er later in zijn rijtuig over nadacht, besefte hij dat men waarschijnlijk zou denken dat hij impotent was als hij een dag miste. Hij leunde over naar zijn privésecretaris, Ransom Cunningham.

‘Voorafgaand aan de wolwerkers moet ik even terug naar huis,’ zei hij.

Cunningham deed zijn mond al open om te protesteren.

Elijah hief zijn hand op. ‘De schaakpartij,’ zei hij.

De mond van zijn secretaris klapte weer dicht. Elijah stond op het punt hem te vragen of hij op hém of op Villiers had gewed, maar besloot dat hij dat eigenlijk niet wilde weten. ‘Heb je enig idee hoe de weddenschappen in White’s verlopen?’ vroeg hij nonchalant.

Er was even een moment van aarzeling en toen zei Cunningham met een gepijnigde, verontschuldigende uitdrukking op zijn gezicht: ‘Tja, Villiers is natuurlijk de kampioen van Engeland, Uwe Hoogheid.’

‘Mmm.’ Elijah leunde weer naar achteren.

Het was jaren geleden dat hij had geschaakt, maar hij kende het spel door en door. Er was een tijd geweest waarin hij de enige serieuze tegenstander van Villiers was geweest. Natuurlijk was het al lang geleden, hij was pas zeventien geweest, dat hij voor het laatst tegen hem had gespeeld, maar hij dacht toch dat hij misschien een voorsprong op hem had.

Niet omdat hij al eerder tegen Villiers had gespeeld.

Maar omdat hij Jemma’s echtgenoot was. Als men een tegenstander goed kent, kan men hem ook verslaan. Of haar. Het was precies hetzelfde als in de politiek, hoewel hij dat blijkbaar nooit echt duidelijk had kunnen maken aan een aantal van die idioten in het parlement. Hij wilde de Amerikaanse diplomaten en de wolwerkers ontmoeten en leren kennen, omdat hij dan precies zou weten hoe hij ze als pionnen kon inzetten in zijn eigen spel.

Die gedachte kalmeerde hem. Eigenlijk was het zo dat hij nu beter toegerust was voor een partijtje schaak dan hij ooit was geweest.

Het enige wat hem lichtelijk onrustig maakte, was het vage gevoel dat hij die Amerikaanse diplomaten en de wolwerkers misschien wel beter wist te doorgronden dan zijn eigen echtgenote. Een oplosbaar probleem, natuurlijk. Een probleem dat hij op de mentale lijst zette van de dingen die hij nog moest doen. Die lijst lag ergens in een hoekje van zijn hersens verborgen en hij nam hem zo ongeveer elk uur even door. De taken die erop stonden, gingen van kleine dingen naar heel belangrijke. Bijvoorbeeld van het controleren van de kelders in Portman Square (want hij had overal in de stad zo zijn optrekjes), tot aan het verbeteren van de connecties met Frankrijk, en Pitt kon de pot op. Ergens in het midden van die lijst voegde hij toe: Jemma leren begrijpen.

Hij dacht even na en vulde toen aan: Jemma leren begrijpen, voordat ze mij verslaat en het de bedienden die míj trouw zijn hun jaarsalaris kost.