9
11 april negen uur
Huize Beaumont
Er was sinds het eerste bal voor prinses Charlotte op Windsor Castle, niet meer zo veel opwinding over een feest geweest. Hoewel veel mensen er zeker van waren dat de hertogin van Beaumont binnen een paar weken na haar terugkomst in Londen haar goede naam wel zou hebben verspeeld – tenslotte kende iedereen de verhalen over de vele minnaars die ze in Parijs de bons had gegeven – was ze op dit moment nog niet uit de ton verstoten en kon iedereen die een uitnodiging voor het bal bij zich had, er met goed fatsoen heen.
‘Het is maar goed dat we van deze gelegenheid gebruikmaken,’ zei Miss Charlotte Tatlock tegen haar zus May. ‘God weet dat de hertogin volgende week wel persona non grata kan zijn.’
‘Ik wou dat je niet zo in raadsels sprak,’ reageerde May. Ze tuurde uit het raampje van het rijtuig om te zien wie er achter hen reed.
‘Dat zijn geen raadsels, dat is gewoon Latijn.’
‘Nou, ik zie het verschil niet. En trouwens, ik weet heel goed waarom jij naar dat bal toe wilt, Charlotte.’
‘Nou, misschien omdat het leuk is?’
‘Omdat je hoopt dat haar oom naar de stad komt om zijn nicht te zien. Lord Barnabe Reeve.’
‘O, die was ik helemaal vergeten,’ zei Charlotte, totaal niet volgens de waarheid. ‘Had hij zich niet teruggetrokken op het platteland? Natuurlijk komt hij niet. Je weet net zo goed als ik dat hij niet helemaal goed bij zijn hoofd is.’
‘Zoals die hele familie Reeve,’ zei May. ‘Heb je al gehoord dat de hertogin de dochter van de Mallotige Markies in de ton gaat introduceren? Ik weet zeker dat er in White’s al weddenschappen worden afgesloten over welke excentrieke eigenschappen die dochter zal hebben, om het zacht uit te drukken. En het verbaast me niets dat die Mallotige Markies een verre verwant is van de familie Reeve. Dat is volkomen logisch.’
May had het irritantste giecheltje van de hele wereld. ‘Ik ben benieuwd hoe het gedecoreerd zal zijn daar,’ zei Charlotte. ‘Ik heb gehoord dat ze van plan was een hele tafel vol fruit te serveren, op een bed van paarse Parma-viooltjes. Ik heb wel eens fruit op een bed van mos gezien, maar op viooltjes? En dan nog wel uit Parma? Dat moet minstens driehonderd pond kosten.’
‘Ik ben benieuwder naar haar kleding,’ zei May. ‘Tenminste, áls ze iets aanheeft. Misschien laat ze zich wel weer binnendragen op een zilveren dienblad.’
‘Van dat verhaal geloof ik geen zier. Dat ligt toch vreselijk ongemakkelijk, zo’n dienblad en daarbij loop je natuurlijk ook nog doorlopend het gevaar om eraf te kukelen.’
May keek niet erg overtuigd, maar op dat moment hield het rijtuig stil voor Huize Beaumont. ‘Nou, je kunt mij niet wijsmaken dat je het bal bij de hertogin van Claverstill bent vergeten. Niet nadat je jezelf zo belachelijk hebt gemaakt, door de hele avond met Barnabe Reeve te dansen.’
Charlotte had geen hoge pet op van de intelligentie van haar zus en deze opmerking bewees maar weer eens dat ze gelijk had. Hoe kon May nu geloven dat zij, Charlotte, dat bal was vergéten? Het was de avond waarop ze verliefd was geworden op Barnabe Reeve. En hoewel hij nooit haar hand had gevraagd en kort na dat feest uit Londen was vertrokken, had ze hem niet meer uit haar hoofd kunnen zetten.
Zodra ze het rijtuig uit waren, werden ze omringd door een kakofonie van geluid: van allerlei gasten die uit hun koetsjes stapten en lakeien die van alles naar elkaar riepen. May was gekleed in een flatterende blauwe jurk met bescheiden hoepels. Charlotte, die zichzelf altijd complimenteerde met haar elegantie, was gehuld in ruisende zijde. Helaas waren de beste complimenten waarop ze die avond kon hopen, zinsneden met daarin ‘flatteus’ en ‘luisterrijk’. Dat was die avond met Barnabe Reeve heel anders geweest, toen was ze er zeker van geweest dat ze binnen een paar maanden met hem getrouwd zou zijn.
‘Kom, laten we naar binnen gaan, goed?’ vroeg ze, terwijl ze de kanten stola om haar schouders verschikte. ‘We gaan tenslotte de hertogin ontmoeten!’
Maar de eerste persoon die ze zagen was niet de hertogin, maar de hertog. ‘Wat kijkt hij stuurs,’ fluisterde May, terwijl ze in de rij van de gasten die nog niet begroet waren stonden. ‘Ik kan me niet indenken waarom Hare Hoogheid uit Parijs is teruggekeerd. Die twee kúnnen niet gelukkig zijn met elkaar!’
‘Misschien had ze genoeg van Frankrijk. Ik heb gehoord dat het er in de zomer bloedheet kan zijn.’
‘Er moet meer achter zitten,’ mompelde May, op een toon alsof ze van plan was de hele avond over niets anders te praten.
‘Goedenavond,’ begroette de hertog hen even later, terwijl hij naar hen boog.
De zussen maakten allebei een reverence.
‘De hertogin is in de balzaal,’ zei de hertog, met een kille, afkeurende blik. ‘Ik weet zeker dat ze erg blij zal zijn u te zien, Miss Tatlock, Miss Charlotte.’
‘Mijn hemel,’ fluisterde May, terwijl ze zich langs hem heen haastten. ‘Hij kon er gewoon niet strenger uitzien, vind je niet? Zie ik daar Villiers aan de overkant? Dat kan niet. Hij praat nooit met Beaumont.’
‘Misschien kent hij de hertogin… dát zou nog eens interessant zijn!’
‘Wat?’
Soms was May echt dom. ‘Als Villiers het aan zou leggen met de echtgenote van Beaumont,’ legde Charlotte geduldig uit. ‘Villiers heeft op dit moment toch geen bijslaap, dacht ik, hè?’
‘Hoe moet ik dat nou weten? Het enige wat die man werkelijk interesseert is schaken.’
‘Ja, dat weet ik ook wel, maar tussen de wedstrijden door schijnt hij een diep spoor achter te laten bij zowat het hele vrouwelijke deel van de ton.’
‘En hij is zo onbeschoft!’ zei May. ‘Ik kan hem gewoon niet uitstaan.’ Ze duwde haar haar een beetje op. ‘Misschien sta ik Muddle vanavond twéé dansen toe. Daar heb je hem.’
Charlotte kreunde inwendig. Haar oudere zus had eindelijk een beau, Horace Muddle. Hij deed zijn naam echt eer aan: het Engelse woord ‘muddle’ betekent ‘rommel’ en dat was precies zoals hij eruitzag – rommelig. Maar ik ben blij voor haar, dacht Charlotte, echt blij.
Waarom zou ze dat ook niet zijn? Ze zíjn allebei rommelig, máken alles rommelig en kunnen straks gezellig aanrommelen in een rommelig huishouden van Jan Steen. En dan woon ik…
Charlotte draaide zich om. Een van haar vriendinnen wuifde vanaf de andere kant van de zaal naar haar, dus liep ze glimlachend naar haar toe en ging ze naast haar zitten – tussen de getrouwde, jonge moeders, die allemaal van haar leeftijd waren en ongelofelijk lang konden zeuren over hun bloedjes van kinderen. In ieder geval in de ogen van Charlotte.
Maar vanavond niet.
‘Heb je gezien wat ze aanheeft?’ vroeg lady Hester Vesey onmiddellijk.
‘Ik heb haar nog helemáál niet gezien. Beaumont nam de honneurs in zijn eentje waar bij onze ontvangst, zíj was al weg. Reuze irritant.’
‘Daar heb je haar!’ zei Hester. ‘Aan de rechterkant.’
Charlotte deed haar best niet te laten merken dat ze keek. Ze trok haar stola steviger om haar schouders, glimlachte naar een kennis die ze links van haar ontdekte en liet toen haar ogen langzaam naar de rechterkant dwalen.
De hertogin van Beaumont droeg haar haar heel hoog opgestoken, in een toren van krullen, die werd opgeluisterd met glitterende juwelen. Ze was gekleed in een werkelijk adembenemend gewaad – Charlotte voelde zich gewoonweg een beetje duizelig worden van jaloezie. Het was een jurk van citroenkleurige Italiaanse zijde, waarvan de wijde rok was bezaaid met rozen.
‘Zie je met wie ze staat te praten?’ fluisterde Hester.
‘Ach,’ zei Charlotte, terwijl ze met samengeknepen ogen naar de hertogin tuurde. ‘Het is Delacroix. Ik dacht dat ze die in Parijs had achtergelaten.’
‘Hij is haar achterna gereisd.’
‘Heb je al gehoord dat de broer van de hertogin in Huize Beaumont is getrokken, mét zijn kind?’
Charlottes ogen werden groot. ‘Het verbaast me zeer dat de hertog zoiets ongepasts toestaat.’
‘Er wordt nu natuurlijk weer druk gespeculeerd wie de moeder van zijn bastaardzoon zou kunnen zijn. Lady Piddleton beweerde gisteren dat ze zéker wist dat het Mary Strachey is. Maar er wordt ook gezegd dat zijn bijslaap naar Amerika is vertrokken en hem hier achterliet met de baby.’
‘Amerika? Dat lijkt me niet waarschijnlijk.’
‘Nou, dat wordt in ieder geval beweerd. Ik kan me niet voorstellen waarom hij dat kind niet ergens op het platteland heeft ondergebracht, zoals iedere fatsoenlijke man zou doen.’
‘Ik heb hem nooit samen met Mary Strachey gezien.’
‘Dat zegt natuurlijk niets,’ zei Hester met onwrikbare logica. ‘Ze heeft heel veel kennissen. Je zuster lijkt me trouwens nogal intiem met Muddle.’
‘Ja,’ reageerde Charlotte. ‘Ik hoop op een huwelijk in de familie.’
‘Daarna moeten we ons eens op jou richten,’ zei Hester terloops. ‘Het is nooit te laat!’
Charlotte tandenknarste in stilte. ‘Hoop doet leven.’
‘Ja, dat zou…’
Maar de wijsheid die Hester had willen opperen, werd onderbroken door haar eigen echtgenoot, die een buiging voor haar maakte en haar daarna mee de dansvloer op nam, de protesten van zijn echtgenote negerend. ‘Er broeit een schaakmatch tussen Corbin en Villiers,’ vertelde hij haar. ‘Die wil ik niet missen, dus doe ik nú onze dans van de avond met je.’
Charlotte zuchtte. De huwelijken die ze om zich heen zag hadden misschien niet echt veel aantrekkelijks, maar toch was het moeilijk niet naar een echtgenoot te verlangen. Ze bleef rustig zitten en probeerde eruit te zien alsof ze niet in haar eentje was. Je zou toch denken dat ze daar zo onderhand wel aan gewend was geraakt. Er begon een polonaise.
Plotseling bleven er een paar keurig gepoetste schoenen voor haar stilstaan. ‘Mag ik, alstublieft?’ Er verscheen een gehandschoende hand voor haar gezicht… Ze keek op. Het was de hertog van Beaumont.
‘Uwe Hoogheid,’ zei ze, terwijl ze opstond en een buiging maakte.
‘Miss Charlotte, mag ik deze dans van u?’
Haar hart sloeg over. Natuurlijk, hij was getrouwd, maar hij was zo vreselijk knap. Ze legde haar hand in de zijne en even later liepen ze plechtig de dansvloer op. Charlotte kon zich beheersen en keek niet om zich heen wie er allemaal in de gaten hadden dat zij met de gastheer danste.
In plaats daarvan keek ze naar hem op. De hertog stond bekend om zijn opvliegendheid en het zou dom zijn hem uit te dagen. Maar aan de andere kant kreeg hij in het Hogerhuis zulke bijzondere dingen voor elkaar.
Dus ze had de keus: de komende twintig minuten met hem dansen en haar mond houden, of haar mond opendoen. Hij ging er natuurlijk van uit dat hij na deze dans aan zijn verplichtingen had voldaan. ‘Ik heb uw laatste rede tot het Hogerhuis gelezen, Uwe Hoogheid.’
Hij leek plotseling iets wakkerder. ‘In de London Gazette? Ik ben bang dat de meerderheid het, spijtig genoeg, eens was met de oppositie.’
‘Bent u er zeker van dat u gelijk hebt over de bedoelingen van Mr. Fox, wanneer de East India Company rekenschap zou moeten gaan afleggen aan commissarissen?’
‘Of ik er zeker van ben dat het een brutale poging is om zich de rijkdom van de Company toe te eigenen? In één woord: Ja.’ Hij leek nu een stuk minder blij met haar vragen.
‘Ik ben erover begonnen omdat ik nogal verbaasd was over de manier waarop het wetsvoorstel werd verwoord. Ik ben het eens met uw roep om nieuwe verkiezingen, maar zouden bedrijven eigenlijk geen rekenschap moeten afleggen? Iémand moet toch over hun schouders meekijken, Uwe Hoogheid.’
‘De Whigs – de liberalen – kijken alleen maar over de schouders van de Company mee om zichzelf te verrijken.’
‘Wat is het toch lastig om het verschil te zien tussen een maatregel om corruptie te voorkomen en pure hebberigheid,’ merkte Charlotte op. ‘Het kwam mij voor…’ Ze stopte.
‘Wat kwam u voor?’ Hij keek geïnteresseerd, boog zich iets naar haar over en Charlottes hart begon weer sneller te kloppen.
‘Vervloekt, we zijn bijna aan het einde van de rij,’ zei hij. ‘Vergeet niet wat u wilde zeggen.’
Even later werden ze door de dans weer met elkaar verenigd. Over hun opgeheven handen heen, keek Charlotte hem ernstig aan. ‘U begrijpt dat ik alleen de verslagen in de Gazette heb gelezen.’
‘Die zijn redelijk accuraat deze keer, wat trouwens nogal ongebruikelijk is.’
‘Ik dacht dat u misschien in uw volgende rede het woord “landverraad” zou kunnen laten vallen,’ zei ze. ‘Zoals ik het begrijp, probeert u steun te krijgen in uw strijd tégen Fox. Maar als ik u was, zou ik die discussie liever verschuiven naar steun aan de koning, in plaats van verzet tegen de minister. Fox is zo ontzettend populair.’
Zijn ogen knepen samen. ‘Ja, ik neem aan dat ik dat zou kunnen doen. Maar Fox is uiteindelijk het probleem en hij moet absoluut weg.’
‘Vertel het Hogerhuis dan dat iedereen die vóór het wetsvoorstel stemt, eigenlijk tégen de koning stemt. En noem Fox niet eens.’
Even raakte Beaumont uit de maat, maar hij herstelde zich snel weer. ‘Miss Charlotte, ik ben blij dat ik u voor deze dans heb gevraagd.’
Charlottes hart maakte een sprongetje. Hij begeleidde haar naar de zijkant van de zaal. ‘Hebt u toevallig het debat tussen lord Temple en Fox ook in de krant gelezen?’
Roberta wist dat ze nu in de balzaal hoorde te zijn. Het enige wat ze hoefde te doen was haar slaapkamer uit gaan en een klein stukje de trap af lopen. Dan zou ze midden in het feestgedruis staan. Ze was al minstens veertig minuten helemaal klaar om naar beneden te vertrekken.
Het probleem was dat haar jurk helemaal verkeerd was. Ze keek nog een keer naar haar eigen spiegelbeeld. ‘Je bent een perfecte jeune fille,’ had Jemma haar vanochtend verzekerd. ‘We kleden je heel eenvoudig, met hier en daar een paar rozenknopjes en een parelkettinkje.’
‘Ik wíl helemaal geen jong meisje zijn,’ had Roberta geprotesteerd.
Maar Jemma was niet te vermurwen geweest. ‘Ik weet heus wel dat je in je hart een Reeve bent, maar bij je eerste kennismaking met de ton moet je de verpersoonlijking van de onschuld zijn. Onschuld die op het punt staat uit te botten. Later kun je je ware aard tonen. Nadat je getrouwd bent.’
Roberta zuchtte diep. Ze had er altijd van gedroomd om naar een bal te gaan. Maar het was moeilijk net te doen of ze volgzaam en bescheiden was. Niemand die zo lang met een vader als die van haar had samengewoond, kon echt naïef en onschuldig zijn. Ze voelde zich als een wolf in schaapskleren. Belachelijk.
Op dat moment vloog de deur open. ‘Dáár ben je,’ riep Jemma uit. ‘Je ziet er aanbiddelijk uit.’
Roberta keek nog een keer in de spiegel. Haar haar was kunstig gekruld en gepoederd door de kamenierster die Jemma naar haar toe had gestuurd. Ze droeg een streng parels en in haar haar waren een paar takjes appelbloesem gestoken. Haar hoepels waren groot genoeg om elegant te zijn, maar niet zo groot dat ze in de weg zouden zitten bij het dansen. En er lag een zachtroze schaduw op haar lippen en wangen. Roberta lachte nogal dom en gemaakt naar haar eigen spiegelbeeld.
Het enige wat ze echt mooi vond, waren haar muiltjes: roze en werkelijk juweeltjes.
En dat kleine schoonheidsvlekje hoog op haar jukbeen.
‘Je vindt niet dat je er mooi uitziet, hè?’ vroeg Jemma, terwijl ze over Roberta’s schouder ook in de spiegel keek.
‘O, jawel,’ haastte Roberta zich te zeggen. ‘Het zou vreselijk ondankbaar zijn om mijn jurk níét mooi te vinden en ik verzeker je dat ik hem prachtig vind. Ik heb er mijn hele leven nog niet zo mooi uitgezien! En bovendien,’ zei ze in een vlaag van eerlijkheid, ‘is dit de eerste keer dat ik gepoederd ben.’
‘Kriebelig, vind je niet? Ik probeer het, als het maar enigszins kan, te vermijden,’ zei Jemma medelevend. ‘Maar af en toe móét het gewoon, dat haarpoederen.’
‘Echt Jemma, ik ben je zo dankbaar.’
Jemma kneep haar ogen tot spleetjes en keek Roberta via de spiegel aan. ‘Wat had je nu eigenlijk het liefste aangehad?’
Daar wist Roberta natuurlijk het juiste antwoord wel op: ‘Precies wat ik nu aanheb! Zullen we naar beneden gaan?’
Maar Jemma glimlachte. ‘Je ziet jezelf liever als séductrice, is het niet?’
Roberta ving haar blik en zei: ‘Ik weet niet of ik liever een verleidster zou zijn.’
‘Maar dat zou je wel graag willen ontdekken?’
‘Ik denk niet dat Villiers geïnteresseerd zal zijn in naïeve, volgzame onschuld,’ bekende Roberta haar. ‘Hij lijkt me er het type gewoon niet voor, vind je wel?’
‘Nee, dat is hij inderdaad totaal niet,’ beaamde Jemma met een lach.
‘Dus wat voor zin heeft het dan voor mij om er zo uit te zien? Dit spreekt hem echt niet aan,’ riep Roberta nogal wanhopig uit. ‘En de rest kan me allemaal niets schelen.’
‘Je moet eerst de ton zien in te pakken, voordat je je op Villiers kunt richten,’ zei Jemma. ‘Als de ton eenmaal een idee over je heeft gevormd, is dat nauwelijks meer uit hun hoofd te krijgen. Dus als je je vanavond als een onschuldig en gehoorzaam meisje gedraagt, is dát het beeld dat beklijft bij hen. Al het geklets over de minnaressen van je vader zal dan gauw over zijn. En dan – alleen dan, Roberta – zul je worden geïnviteerd voor feesten waar Villiers ook zal zijn. Hij is beneden, trouwens.’
‘Echt?’ Roberta voelde zich opeens helemaal duizelig worden.
‘Als je vanavond slaagt, zul je morgenochtend worden overladen met invitaties. En Villiers zal daar meestal ook zijn uitgenodigd.’
Roberta pakte haar handschoenen. ‘Ik ben klaar.’
Jemma glimlachte. ‘Gedraag je volgzaam.’
Roberta keek haar nederig aan.
‘Heel goed,’ zei Jemma. ‘En onschuldig?’
Roberta hield haar hoofd schuin en wierp haar een oliedomme glimlach toe.
‘Zó onschuldig hoeft nou ook weer niet,’ zei Jemma. ‘Je bent blijkbaar erg bedreven in het je anders voordoen dan je bent, maar hoe je dat hebt kunnen leren in een huis waarin je zat opgesloten met een poëet, begrijp ik eigenlijk niet.’
‘Er zijn juist heel veel situaties waarin je moet liegen als je bij een poëet woont,’ reageerde Roberta. De breedte van Jemma’s rokken stond niet toe dat ze naast elkaar de trap af liepen, dus liep ze in haar eentje achter Jemma aan. ‘Het was bijvoorbeeld niet altijd even verstandig om mijn vader mijn werkelijke mening over zijn gedichten te vertellen.’
‘Jokken kan uiterst nuttig zijn,’ zei Jemma. En alsof ze dat wilde bewijzen, bleef ze, zodra ze de balzaal binnenkwamen, bij een groepje moeders stilstaan, aan wie ze Roberta introduceerde als een nauwe verwante, die ze al jaren goed kende. Vervolgens boog ze zich verder naar hen over en kon Roberta alleen het woord ‘erfgename’ opvangen.
Een van de moeders toverde haar zoon, een lange slungel, als uit het niets tevoorschijn en stelde hem aan haar voor. Roberta keek lord Rollins gehoorzaam en nederig aan en vervolgens dansten ze één dans met elkaar.
Ongeveer een uur later was Roberta er vrij zeker van dat heel Londen dacht dat ze een onschuldig – maar rijk – meisje van het platteland was.
‘Dat ben je toch ook,’ zei Jemma in het voorbijgaan. ‘Denk aan die elf pruimenbomen.’
‘Ik heb helemaal geen pruimenbomen nodig,’ pareerde Roberta. ‘Ik weet zeker dat Villiers een hele boomgaard heeft.’
‘Een vrouw moet altijd iemand in reserve houden, iemand achter de hand hebben, zal ik maar zeggen.’
Maar Roberta had niemand achter de hand. Villiers had gewoon alles wat ze van een echtgenoot wilde. Ze ving even een glimp van hem op toen hij aan de andere kant van de zaal stond en het gevoel dat ze gelijk had in haar overtuiging was bijna overrompelend. Hij zag er schitterend uit in een jas die uitbundig was geborduurd met klaprozen, iets wat een andere man misschien verwijfd zou hebben gestaan, maar bij hem was dat totaal niet zo door zijn uiterst mannelijke, donkere en opwindende trekken.
Roberta was niet dom en besefte maar al te goed dat Villiers zich niet aangetrokken zou voelen tot een meegaand, onschuldig meisje met gepoederde krullen. Als ze van plan was hem te trouwen, zou ze een slim spel moeten spelen. Een héél slim spel…