10

Jemma moest toegeven dat iemand die haar echtgenoot, de hertog van Beaumont, knap noemde, dat niet zou vinden van de hertog van Villiers. Hij had een langgerekt gezicht met ingevallen wangen en zwarte wenkbrauwen. En een losbandige uitstraling, zoiets als een zeerover uit de tijd van koningin Elizabeth. Verder had hij een schoonheidsvlekje hoog op zijn wang aangebracht en hadden zijn lippen dezelfde rode kleur als de klaprozen van zijn jas. Zou hij zijn lippen hebben gekleurd? Maar anderzijds was zijn haar nonchalant bijeengebonden in een staartje, niet gepoederd en droeg hij ook geen pruik.

Beaumont en Villiers waren net zo verschillend van elkaar als dag en nacht. Jemma observeerde Villiers ruim een uur lang vanaf de andere kant van de dansvloer, zonder hem te benaderen. Hij danste niet – hij was op jacht. Elijah danste wel. Hij deed keurig zijn plicht ten opzichte van iedere ongebonden vrouw in de zaal. De enige vrouw in wie Villiers tot nu toe interesse had getoond was lady Nevill. Jemma kende haar niet persoonlijk; ze kende alleen haar reputatie, maar ze moest toegeven dat ze er heel aantrekkelijk uitzag met haar zijdezachte glimlach en haar geloken ogen.

Jemma wachtte het juiste moment af. Haar voornemen om de dood van Benjamin te wreken had een plezierig kantje; er vlamde zelfs opwinding in haar op. Zou ze hem verleiden? Of zou ze hem alleen verslaan in een spelletje schaak? Of allebei? Ze danste nu in de buurt van Villiers en hij keek niet in haar richting.

Toen, plotseling, sloeg hij die zware oogleden van hem op en voelde ze even een schok door zich heen gaan. De sprankeling in zijn ogen was die van een schaakspeler; hetzelfde licht als ze in de blik van Philidor had gezien, maar pas op het moment dat haar dame zijn pionnen sloeg.

De dans vereiste dat ze bij Villiers vandaan wervelde en plotseling had ze het gevoel dat haar korset wel érg strak zat. Vlug wierp ze nog een blik op hem en ze zag dat hij iets in het oor van lady Nevill fluisterde. Villiers was lang niet zo knap als Beaumont, maar had desondanks een onweerstaanbare, gevaarlijke aantrekkingskracht, die haar keurige echtgenoot nooit zou hebben.

Roberta danste langs haar heen, terwijl ze met een zaligmakende glimlach opkeek naar een jonge landjonker. Hij leek helemaal wég van haar, wat natuurlijk niet verwonderlijk was. Over zijn schouder heen trok Roberta cynisch haar wenkbrauwen naar Jemma op.

Op dat moment drong er iets tot Jemma door: haar wraak zou niet parallél lopen met Roberta’s jacht op Villiers; het zou er een onlosmakelijk onderdeel van zijn. Zij, Jemma, zou de man die heel Londen al had geprobeerd te temmen, om haar vinger winden – en hem dan, als wraak voor Harriët, uitleveren aan Roberta.

Het huwelijk schiep de mogelijkheid voor wel honderd – nee, duizend – kleine vernederingen van het soort dat Harriët Villiers zo graag wilde laten ondergaan.

Dát zou werkelijk de ultieme wraak zijn.

Plotseling stond Villiers met opgetrokken wenkbrauwen voor haar. ‘Een “black knight” – om u te dienen.’ Wat zou hij bedoelen? Een zwarte ridder, een bandiet, of was het een referentie aan het schaakspel en bedoelde hij een zwart paard?

‘Geen koning?’

Villiers haalde een sigaar tevoorschijn. ‘Zullen we naar buiten gaan?’ En zonder op een antwoord te wachten, draaide hij zich om en liep hij het balkon op. Daar sloeg hij de lange, kanten ruches van zijn mouwen naar achteren en stak hij zijn sigaar aan met een toorts die op het balkon hing. Het licht flakkerde over zijn gezicht. Zijn huid stak verrassend wit af tegen zijn zwarte haar. Nee, hij was zeker niet knap.

Eerder mannelijk. Maar ook weer niet op de manier van een man die in de herberg in een goedmoedig gevecht zou belanden. Meer verfijnd en intelligent. Geen wonder dat hij de beste schaker van Engeland was.

Jemma’s instincten vertelden haar overduidelijk dat Villiers een uiterst mannelijke en aantrekkelijke man was. Even wist ze niet of ze hem nu wilde verleiden of tegen hem wilde schaken. Allebei? Een uitdaging – en wat voor een! Villiers stond erom bekend dat hij zonder erg veel interesse van de ene naar de andere vrouw zwierde. Als Roberta met hem wilde trouwen, zou ze het heft in handen moeten nemen, of beter gezegd: ervoor moeten zorgen dat ze het recht in haar voordeel liet werken. Villiers was een man die nooit uit liefde een huwelijksaanzoek zou doen.

De waarheid was dat hij al verliefd wás… op het schaakspel. En een man die verslaafd is aan het schaakbord, heeft weinig liefde meer over, zoals die arme Harriët tot haar verdriet had moeten ondervinden.

Villiers stond in stilte te roken en naar haar te kijken. Jemma zei niets. Ze hield er niet van om een gesprek te moeten beginnen. Dat verraadde onmiddellijk iets over iemands strategie. Vrouwen waren in het algemeen veel te gretig en te snel met het beginnen van een flirt.

Dus draaide Jemma zich om en keek ze over de tuin uit. De enorme olmen begonnen al nieuwe blaadjes te krijgen. Ze hadden een blauwe weerschijn, doordat de grond eronder was bezaaid met wilde, blauwe hyacinten.

‘Stikmat voor de zwarte koning,’ hoorde ze een stem achter haar.

‘Een oud, maar leuk trucje,’ zei ze, terwijl ze zich omdraaide. Ze voelde een klein steekje van teleurstelling. Vond hij het nu werkelijk nodig om haar kennis van het schaakspel te testen?

‘Wist u,’ zei hij nu zacht, terwijl hij haar, zonder met zijn ogen te knipperen over de gloeiende punt van zijn sigaar aankeek, ‘dat ik vaak Parloe’s binnenloop en daar dan niemand zie die ik het waard vind om tegen te schaken?’

Ze haalde haar schouders op. Wat wilde hij daarmee zeggen? Zijzelf had bijna nooit een tegenspeler van haar eigen niveau – behalve Philidor.

‘Dus ik hoop dat u mij vergeeft voor mijn onbeschaamde enthousiasme.’

‘Benjamin, de hertog van Berrow, speelde toch een aardige partij schaak,’ testte ze hem.

Zijn hele gezicht veranderde. Zijn wangen werden nog holler en zijn ogen kregen een gejaagde blik. ‘Ja, hij was een goede tegenspeler. Vijf jaar geleden nog beter…’

‘Bent u ook achteruitgegaan, net als hij?’

‘Op mijn twintigste was ik op mijn best,’ zei hij, nadat hij een lange haal van zijn sigaar had genomen. ‘En u?’

‘Ik ben nú op mijn best,’ zei ze. Het was de waarheid: ze ontmoette zijn ogen en zag dat hij dat begreep.

‘Wat vond Philidor van u? Er is me weinig ter ore gekomen over een vrouwelijke schaakspeler in Frankrijk, hoewel’ – hij was even stil – ‘ik wel veel over ú heb gehoord.’

‘Als u naar Parijs reist om tegen hem te spelen – en dat zou u moeten doen – zult u ontdekken dat hij daar als een van mijn geliefden wordt beschouwd. We speelden haast elke dag, in mijn slaapkamer, aan een tafeltje naast het bed.’

‘Ik neem aan dat hij geen interesse had in spelletjes ín het bed,’ zei Villiers. Zijn ogen waren donker, te donker om iets uit af te kunnen lezen.

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ze rustig. ‘We speelden een spelletje schaak met elkaar; soms deden we maar één zet per dag, om de partij langer te laten duren.’

‘Dat moet een bijzonder genot zijn geweest.’

‘Inderdaad.’

‘En tegen wie speelt u nog meer?’

‘Meestal speel ik tegen mezelf.’

‘Helemaal in uw eentje?’ vroeg hij en plotseling wist ze niet zeker of hij het nu over schaken of spelletjes in bed had.

‘Ach, het leven is zoveel minder gecompliceerd in je eentje,’ zei ze met een zucht.

‘Ik zou het niet weten,’ zei hij. De rook kringelde langs zijn ogen. ‘Ik vind tegenstanders in Parloe’s of White’s. Ik zou liever tegen onbekenden – of mensen met minder ervaring – spelen, dan tegen mezelf in de beslotenheid van mijn slaapkamer.’

‘Dat is dan misschien het verschil tussen mannen en vrouwen,’ zei ze. ‘Wat mezelf betreft kan ik zeggen dat veel van mijn kennis over schaken voortkomt uit lange studies van mijn eigen spel.’

Hij grijnsde en ze zag zijn tanden blikkeren in het donker, als een tijger die zijn prooi ontdekt.

‘Ik denk dat het een heel interessante wedstrijd zal worden,’ merkte hij op. ‘Tenminste, ik neem aan dat wij een wedstrijd tegen elkaar gaan spelen?’

Ze hield zijn blik vast. ‘Laten we er een match van maken. Drie wedstrijden.’

‘U bent een formidabele opponent,’ zei hij.

De zijden gordijnen in de deuropening ritselden en plotseling kwam Elijah het balkon op stappen, samen met een jong meisje dat zich blijkbaar niet lekker voelde. Haar moeder kwam meteen achter hen aan.

Elijah wierp een blik in Jemma’s richting en verstijfde. Even later hing het kind slap in de armen van haar moeder en stond Elijah naast hen. ‘Wat een onbetaalbaar plezier,’ zei hij. ‘Mijn vriend van vroeger zet een stap in mijn huis.’

‘U hebt het blijkbaar over mij,’ reageerde Villiers onverschillig. ‘Degene tegen wie u niet meer spreekt. Uw echtgenote, die me voor dit bal heeft uitgenodigd, en ik hadden het net over de voordelen van het alleen leven.’

‘Werkelijk?’

Ze waren echt volkomen verschillend van elkaar. Beaumont was een en al felheid en intensiteit, de eigenschappen die ook de motor waren van zijn politieke carrière, waardoor hij nu op de belangrijkste plek in het kabinet, iets onder de eerste minister, was beland. En waardoor hij ook het vertrouwen van de koning had gewonnen. Villiers stond nonchalant en een beetje loom tegen de balustrade geleund, zijn sigaar in zijn lange, lenige vingers, zijn ogen halfgesloten. Hij had een fronslijn tussen zijn wenkbrauwen en kraaienpootjes om zijn ogen, terwijl Beaumont sinds zijn twintigste uiterlijk nauwelijks was veranderd, hoewel hij vast net zo veel late nachten in de politiek moest hebben doorgemaakt, als Villiers met zijn schaakpartijen.

‘Ze vertelde me,’ ging Villiers verder, ‘dat ze Philidor vaak heeft verslagen.’

‘En Philidor míj net zo vaak,’ merkte Jemma op.

Elijah trok zijn wenkbrauwen op. ‘Je moet een stuk beter zijn geworden.’

Jemma voelde woede in zich opborrelen. Haar echtgenoot had maar een páár keer tegen haar gespeeld, in het allereerste begin van hun huwelijk, dus hoe kon hij nou weten of ze beter was geworden of niet? Maar ze zei niets.

Villiers’ ogen gleden als zoete honing naar haar terug. ‘Dus onze match is hierbij afgesproken?’ vroeg hij, terwijl hij zijn brandende sigaar wegschoot door de lucht, waardoor die als een gloeiend puntje beneden op het kiezelpad terechtkwam. Natuurlijk volgden Elijahs ogen het brandende stipje; zelf zou hij nóóit zoiets doen, want waarom zou je een bediende extra werk bezorgen, of de mogelijkheid dat er brand uitbrak creëren?

‘Vanzelfsprekend,’ zei ze. ‘Zullen we één zet per dag afspreken? Daarmee verloopt de partij wel langzamer, maar wordt die ook een stuk spannender.’

‘Als de eerste twee wedstrijden in remise eindigen, spelen we de derde geblinddoekt.’

Ze kon een klein glimlachje niet onderdrukken. Ze had wel geblinddoekt tegen zichzelf gespeeld, maar met een echte tegenstander zou dat natuurlijk veel leuker zijn.

Villiers boog met een onverschillige nonchalance. Zijn jas was zo prachtig dat die rechtstreeks afkomstig had kunnen zijn van een van de verfijndste dandy’s in Parijs.

Elijah was maar gewoon in het zwart.

Toen Villiers van hen wegliep, zag Jemma dat zijn haar was bijeengebonden met een lint in klaprozenrood. De kleur stak opvallend af tegen de donkere zijde van zijn haar. Hij moest zijn éígen trends zetten: in Parijs droegen de mannen alleen maar zwarte linten.

‘Waar ben je van plan tegen hem te gaan schaken?’ vroeg Elijah. Zijn stem klonk kalm, maar zijn ogen smeulden van woede.

Jemma kon het weinig schelen. Elijah was nou eenmaal iemand die snel boos werd. ‘Ik neem aan dat ik op dezelfde plek tegen hem zal spelen, als ik tegen Philidor schaakte.’

‘En waar was dat dan?’

‘In mijn slaapkamer.’

Met enig genoegen zag ze dat zijn ogen vuur schoten.

‘En de beloning?’

Ze haalde haar schouders op, in een langzame beweging die haar crèmekleurige huid verleidelijk blootgaf. Hoewel ze niet wist waarom ze zich ten overstaan van haar echtgenoot die moeite getroostte. ‘Moet er een beloning zijn dan?’ vroeg ze onschuldig en ze maakte tegelijkertijd aanstalten om weg te lopen.

Maar hij blokkeerde haar pad. Hij was steviger geworden in de laatste acht jaar. Toen ze vertrok uit Engeland, had hij dunne benen en brede schouders gehad, maar nu was hij uitgegroeid tot een echte man. Jemma duwde die gedachte geïrriteerd weg.

‘Ik neem aan dat jíj de beloning bent?’ Zijn stem klonk tenminste boterzacht bij die vraag.

‘Ik ben voor geen enkele man een beloning,’ zei ze, terwijl ze hem strak aankeek, om er zeker van te zijn dat haar antwoord goed tot hem doordrong. ‘Ik ben een gratis gift… aan degenen die ik zélf uitkies om mezelf cadeau aan te doen.’

‘Ach, een gift die steeds maar weer cadeau wordt gedaan, wordt steeds minder waard.’

‘Mijn hemel,’ reageerde Jemma. ‘Volgens mij heb ik dat eerder gehoord… Ja! Dat moet in de kerk geweest zijn. Wat vreemd om een politicus als jij de Bijbel te horen citeren. Misschien heb je je roeping wel gemist.’

‘Als je tegen hém gaat schaken…’ zei Beaumont en hij bleef toen verder stil.

Jemma was al langs hem heen gelopen, maar bleef nu staan. En draaide zich vervolgens langzaam om. ‘Jij wilt tegen me schaken, alleen maar omdat ik nu een match met Villiers heb gepland? Je maakt een grapje.’

‘Kan een man niet gewoon een spel spelen met zijn vrouw?’ Zijn mond was een strenge streep. ‘Ik zie daar niets bijzonders in.’

Ze lachte. ‘Op dezelfde voorwaarden? Allebei één zet per dag, drie wedstrijden, de laatste wedstrijd geblinddoekt – als die al gespeeld wordt?’

Hij haalde zijn schouders op.

‘Maar Beaumont, volgens mij heb je al in geen jaren meer geschaakt. Is het niet heel onverstandig om zoveel op het spel te zetten met die roestige routine van je?’

‘Wat zet ik op het spel dan? Je zei toch dat er geen beloning was?’

Ze perste haar lippen op elkaar. Het was niet háár taak om hem nu zeggen dat hij alleen maar tegen haar wilde spelen, omdat hij een hekel had aan Villiers. ‘Je zou voorkomend en beleefd tegen me moeten zijn,’ eiste ze. ‘En iedere dag naar huis moeten komen om je zet te doen. Ik begrijp dat je tot nu toe heel wat nachten op je kamers in het ministerie hebt doorgebracht.’

Ze wisten allebei dat hij niet alléén was, als hij in zijn appartement op Westminster bleef.

Maar hij haalde zijn schouders op. Natuurlijk was een man van in de dertig niet zo actief meer als een jongen van begin twintig, dacht Jemma. De dag dat ze hem met zijn minnares op zijn werkkamer had betrapt, was hij nog maar een paar uur eerder uit háár bed opgestaan. Het ergerde haar dat die herinnering haar nog altijd pijn deed, zelfs al was het jaren geleden.

‘Oké, ik zal tegen je spelen,’ zei ze over haar schouder. ‘Maar ik sta je een handicap toe, zodat je als zwakkere speler van me kunt winnen.’

‘Ik heb helemaal geen handicap nodig,’ zei hij afgemeten.

De herinnering aan die dag brandde nog in haar hart, dus glimlachte ze hem liefjes toe. ‘Om onze wedstrijd een uitdaging voor míj te maken.’

Hij kleurde licht, een teken van woede. Maar Elijah kon zich tegenwoordig veel beter inhouden dan vroeger.

‘Nee,’ zei hij kalm. ‘Onthou dat je, als je als míj speelt, meestal wint. Ik durf te zeggen dat ik die prestatie kan evenaren.’

Of hij dacht haar zo te vernederen, of hij onderschatte haar volkomen. Het zou het laatste wel zijn.

Ze maakte een buiging. ‘Graag, Uwe Hoogheid. Zullen we morgen beginnen?’

‘Er is een belangrijke stemming in het Hogerhuis. Maar ik neem aan dat Villiers geen moment zal verliezen en je niet zal laten wachten.’

‘Dat gebeurt inderdaad maar heel zelden, wanneer ik een heer uitnodig in mijn nabijheid te verblijven.’

Hij boog. ‘Morgen.’