Kerstboompje 2
Nu heeft Janneke een heel klein kerstboompje. Dat is het denneboompje uit de tuin van de buurman.
We hebben het zelf geplukt, zegt Jip.
Niet geplukt, zegt Janneke. We hebben her eruit getrokken.
Ja, zegt Jip. En het mocht van de buurman.
Het mocht niet, zegt Janneke. Maar toen het er eenmaal uit was, kon het er niet meer in. En toen mocht het wel.
En Jip heeft een hele grote kerstboom. Die heeft Jips vader meegebracht.
Mogen ze bij elkaar? vraagt Jip. Dan hebben we een vaderboom en een kindje. Dat is leuk.
Goed, zegt Janneke. En dan kom ik bij jou.
En nu staan er dus twee kerstbomen bij Jip thuis. Een hele grote vaderboom. En een klein kindboompje. Jips vader versiert de grote boom. En Jip en Janneke versieren de kleine. Ze mogen het net doen, zoals ze het willen. Ze hebben een piek. En een engeltje. En een heleboel ballen. En slingers. En suikerkransen. En klokjes. Het wordt prachtig. En dan is het avond. En de kaarsjes mogen aan.
Ooooooh, zeggen Jip en Janneke tegelijk. Wat mooi! Twee bomen. En allebei vol met lichtjes. En onder alle twee de bomen liggen pakjes. Die mogen ze straks uitpakken. Maar eerst zingen.
Jip en Janneke zingen van de herdertjes. En dan ineens staat er iemand in de kamer. Een meneer.
O, dat is de buurman.
Dag, kinderen, zegt hij.
Jip en Janneke worden vuurrood. Ze zijn erg verlegen.
Ik kom eens naar mijn boom kijken, zegt de buurman.
Jip en Janneke zwijgen.
Want het is mijn boom, zegt de buurman. Of soms niet?
Ja, fluistert Jip.
Ik wou hem maar meenemen, zegt de buurman.
Jip en Janneke zitten als muisjes zo stil.
Dan zegt Janneke ineens: Er staan nog een boel bomen bij u in de tuin. Net zulke!
Ha, ha, zegt de huurman. Ha, ha. Je hebt gelijk. Daar kan ik er ook een van nemen. Nou goed dan. Maar mag ik wel een pakje onder mijn eigen kerstboom leggen? Mag dat?
En hij haalt een groot pak te voorschijn. Met rode lintjes. Zo, zegt hij. Prettige kerst verder. Daag.
Daag, zeggen Jip en Janneke. En dank u wel.
Wat een lieve buurman! Er zit een kerstkrans in het pak. En twee suikeren vogeltjes. Een roze en een groen.
Hij meende het niet, hè? zegt Jip. Van dat meenemen.
Nee, zegt Janneke. Het was vast maar een grapje.