Gymnastiek
Jip en Janneke zijn naar de gymnastiek geweest. Ze gaan iedere week. Er is daar een juffrouw. Een hele aardige juffrouw. En die zegt dan: En nu handjes omhoog. En dat doen ze dan.
En nu de handjes opzij, zegt de juffrouw. En dan doen ze de handjes opzij.
Er zijn nog meer kinderen. En ze doen allemaal hun handjes opzij. En hun handjes omhoog. En ze gaan op hun rugjes liggen. Allemaal tegelijk.
En als het uurtje om is, dan doen ze nog een spelletje. In de kring. Jip en Janneke vinden het heerlijk.
En als ze thuiskomen, vraagt moeder: Nou, hoe was het?
Fijn, zegt Jip. Kijk, we hebben zó gedaan. En hij doet het voor.
En zó, zegt Janneke. En ze strekt haar armen uit. En ze steekt haar been naar voren.
En nu doen Jip en Janneke gymnastiek. Thuis ook. Ze zwaaien en slaan met hun armpjes. En het gaat zo goed.
Pas op! zegt moeder.
Maar het is al te laat. Janneke slaat tegen de plant. En daar ligt de plant op de vloer. De pot is leeg en de plant ligt ernaast. En de aarde is eruit.
Dat heb je er nou van, bromt moeder, dat heb je nou van de gymnastiek.
Maar Janneke doet de aarde weer netjes in de pot. En de plant ook.
En nou naar buiten, zegt moeder. Daar mag je gymnastiek doen. Net zoveel als je wilt.
Jip en Janneke gaan de tuin in. En daar doen ze heel veel gymnastiek. En ze maken grote kunsten. Want dat kunnen ze.