Splinters
Jip heeft een timmerkist.
En Janneke staat te kijken.
Mag je dat? vraagt Janneke.
Mag je daar een spijker in slaan?
Ja, zegt Jip. Dat mag. Dat moet!
Hij slaat een spijker in een plank. Het is erg moeilijk. Want de spijker gaat krom. En telkens slaat hij bijna op zijn vingers.
Au! roept Jip.
Mag ik ook eens? vraagt Janneke.
Het is erg moeilijk hoor, zegt Jip.
Daar gaat Janneke het proberen. Ze pakt de hamer. En ze slaat. Ze slaat heel erg hard.
Kijk nou, zegt Jip. Nou is de spijker helemaal krom. Dat heb jij gedaan. Nou kan hij er niet in!
Janneke kijkt heel beteuterd.
Maar ik heb niet op mijn vingers geslagen, zegt ze.
Nee, maar nu kan de spijker er niet meer uit. En hij kan er ook niet meer in.
Jip gaat nu werken met de nijptang.
Hou jij de plank eens vast, zegt hij.
Janneke houdt de plank vast. En Jip trekt heel hard.
Ze worden allebei vuurrood. Vuurrood van inspanning.
Floep, daar glipt de plank uit Jannekes vinger. En Jip rolt op de grond. Daar ligt hij, met de nijptang en de plank. Laten we maar iets anders gaan doen, zegt Janneke.
Goed, zegt Jip.
Maar dan kijkt hij naar zijn hand. Ik heb een splinter, zegt hij.
Janneke kijkt ook naar haar hand. Ik ook, zegt ze.
O, o, ze hebben allebei een splinter in hun hand. Een hele diepe splinter. Hij zit onder het vel. Bij Jip. En bij Janneke ook. Samen gaan ze naar Jips vader.
Tjonge, zegt vader. Dat is lelijk. Die moet ik eruit halen. Even flink zijn hoor.
En hij begint met Jip z’n splinter.
Ik huil niet, zegt Jip. Zie je wel, ik huil niet.
Nee, Jip is heel flink. Hij huilt helemaal niet. En hoep, daar is de splinter al.
Nou Janneke, zegt vader. Net zo flink zijn als Jip, hoor.
Maar Janneke is niet zo flink. Ze huilt. Ze brult.
En ik ben er nog niet eens aan geweest, zegt vader. Ik heb je nog niet eens aangeraakt. Kom maar, ik doe je geen pijn.
En dan ineens, is Jannekes splinter er ook uit.
Zie je nou wel, zegt vader. Het was niets.
Maar jij was niet flink, zegt Jip.
Ik wil nooit meer timmeren, zegt Janneke.
Het is ook geen werk voor meisj es, zegt vader. Jip is een echte timmerman. Maar jij bent geen timmervrouw, Janneke.
En Janneke lacht alweer.