Jonge poesjes

 

Kom eens gauw, roept Janneke.

Wat is er dan? vraagt Jip.

We hebben kleine poesjes, schreeuwt Janneke. We hebben vier kleine poesjes.

Jip loopt heel hard mee. Ze gaan naar het schuurtje in Jannekes tuin. En ja hoor, daar ligt Siepie de poes, in een mandje. En vlak bij haar liggen vier heel kleine poesjes.

Oooooooh, zegt Jip. Hij gaat op zijn hurken zitten. Mag ik er eentje uit halen? vraagt hij.

Vader, roept Janneke. Mogen we de poesjes eruit halen?

Wacht even, zegt vader. Laat mij het maar doen. Dan wordt moeder poes niet boos. En hij pakt heel voorzichtig een van de kleine poesjes.

Piep, zegt het kleintje. Het is net een muis. Zo klein en het piept zo gek.

Het heeft zijn oogjes toe, zegt Jip.

Ja, alle kleine poesjes hebben hun oogjes toe, zegt vader.

Over een dag of wat gaan de oogjes open. Nu leg ik het kleintje weer terug hoor. Kijk, moeder Siepie wordt ongerust. Jullie moeten niet te vaak gaan kijken, hoor. Dan wordt Siepie boos.

Mogen we twee keer per dag kijken? vraagt Jip. Hij wil precies weten, waar hij aan toe is.

Goed, twee keer per dag.

En dan komt Takkie. Hij ruikt aan de mand. En dan wordt Siepie ineens heel boos. Ze zegt: Sjjjjjj! en ze zet al haar haren op. En Takkie schrikt daar zo van. Hij rent weg, met de staart tussen zijn pootjes.

Ach die arme Takkie. En hij wou geeneens kwaad doen.

Kijk, de poesjes drinken, zegt Janneke. Het is heel lief. Ze zouden de hele dag wel willen blijven. Maar vader pakt ze allebei vast en zegt: Hup, naar binnen. Vanmiddag mag je weer op visite bij Siepie en haar kinderen.