Pop mag varen

 

Jip heeft een bootje gekregen. Een bootje dat echt kan varen. Je kunt het opwinden. Met een sleuteltje. En dan kan het varen. In het bad.

Janneke komt natuurlijk ook kijken. Kan er ook een pop in? vraagt ze.

Nee, zegt Jip. Poppejans kan er niet in. Die is te groot.

Ik heb nog een heel klein poppetje, zegt Jan-nekc. Een heel klein negerpopje. Mag die erin?

Ja, zegt Jip. Dat is goed.

Dan mag het poppetje mee varen. In het bad. Het gaat heel goed. En het negerpopje vindt het heerlijk. Maar dan gaat Jip stormpje spelen.

H ij maakt heel hoge golven. O, o, wat een golven. Het bootje schommelt erg.

En eindelijk... Oei, daar slaat het om. En het zinkt. En het arme negertje ligt in de zee.

We moeten hem redden, roept Jip.

Ja, gilt Janneke. En ze grijpen onder water naar de arme drenkeling.

Daar hebben ze hem. Hè hè, gelukkig.

Maar Jip en Janneke zijn wel erg nat geworden. Hun truitjes zijn kletsnat. En hun sokjes zijn nat.

Moeder zegt: Het lijkt wel, of jullie zelf in het water zijn gevallen. En nu is het uit, hoor. Nu laten we het bad leeglopen.

En morgen mag je weer varen met het bootje.