Eitjes uitbroeden
Jip en Janneke spelen vogeltje.
Ik was de vader vogel, zegt Jip. En jij was de moeder vogel.
We moeten eerst een nest bouwen, zegt Janneke.
Ga je mee takjes en strootjes zoeken?
Er zijn niet erg veel takjes en strootjes in de tuin.
Er is wel hooi, zegt Jip. Kijk maar, van het gras dat gemaaid is.
Ja er ligt een hele hoop hooi.
Vogel Jip en vogel Janneke gaan een nest bouwen. Boven op de regenton. Van hooi.
Het wordt een groot nest. Want ze zijn grote vogels.
Maar het wordt geen net nest. Het wordt een slordig nest.
Ba, wat een lelijk nest bouw jij, zegt moeder vogel.
Piep piep! zegt vader vogel. En dat betekent: Het is mooi genoeg!
Nu moeten we er ook nog veertjes in doen!
Maar ze kunnen geen veertjes vinden. Eindelijk vinden ze drie kippeveertjes. Dat is wel genoeg. O, wat een leuk nest.
Kom, vrouw, ga eitjes leggen, zegt vader vogel.
Janneke zit op het nest en denkt heel hard na.
Toe dan, zegt Jip. Jij moest eitjes leggen. Is er al wat?
Nee, zegt Janneke. Er komt niets.
Wacht maar, zegt Jip. En hij rent naar binnen. Hij haalt stiekem vier zuurtjes. Uit het zuurtjes-potje op de schoorsteen. Vier rode zuurtjes.
Ziezo, zegt hij. Sta eens op Janneke.
Janneke staat op. En Jip legt de zuurtjes onder haar.
Nou had jij eitjes, zegt Jip. En nou ging jij broeien! Hard broeien!
Janneke zit heel hard te broeden! En Jip gaat wormen zoeken. Hij vindt er wel een. Maar hij durft de worm niet op te pakken. Wormen zijn zo glibberig. En daarom haalt hij een sprietje gras.
Tjiep tjiep tjiep, zegt vader vogel. Hier vrouwtje, een heerlijke worm.
Piep piep piep, dank je wel, mannetje, zegt moeder vogel. O, wat een lekkere worm. Zijn de eitjes nog niet uitgebroeid?
Nee, zegt moeder vogel. Het duurt wel lang, hè? Zing maar wat voor me, vader vogel.
Turelureluut! zingt vader vogel. Het klinkt een beetje schor.
Limonade! roept een stem.
Het is Jips moeder.
En ineens zijn de vogeltjes geen vogeltjes meer. Maar kindertjes. Ze hollen en ze hollen!
Hier staat de limonade, zegt moeder. Drink maar lekker op.
Jip en Janneke hebben dorst. Je krijgt dorst van wormen!
Goeie help. Janneke, wat zit er aan je rokje? vraagt Jips moeder. Laat eens gauw kijken. Zuurtjes.
O, zegt Jip. Dat zijn de eitjes. Zij was moeder vogel. En zij zat te broeden.
O, wat vies, zegt moeder. Kom eens hier, dan haal ik ze eraf. En het kleeft zo. Wat zijn jullie toch smeerpoetsen.
Maar we hebben een mooi nest, zegt Jip. Kom je eens kijken bij ons nest? Als we er samen in zitten?
Moeder komt kijken. En ze vindt het een prachtig nest op de regenton.